Overslaan en naar de inhoud gaan

Om deze website optimaal te laten functioneren, plaatsen wij functionele en analytische cookies. We gebruiken ook cookies van derden om video's te tonen. U kunt deze cookies uitschakelen in de cookie-instellingen.

Meer informatie

Om deze website zo optimaal mogelijk te laten functioneren plaatsen wij functionele en analytische cookies. We gebruiken ook cookies van derden om video's te tonen.

Cookie opties

Cookies die noodzakelijk zijn voor het functioneren van de website.

Cookies die het algemene websitegebruik volgen om de website te optimaliseren.

Cookies die YouTube / Vimeo gebruikt om gerichte suggesties te doen en om advertenties in video's te plaatsen.

Home
NHG-Richtlijnen
  • Home
  • Handleiding NHG-Standaarden
  • Kennislacunes en huisartsgeneeskundig onderzoek
  • Installeer de webapp
  • Offline gebruik
  • Vervallen richtlijnen
  • Over NHG-richtlijnen
  • Contact

Breadcrumb

  1. Home
  2. Infectiepreventie in de huisartsen- en verloskundigenpraktijk
‹ Terug naar nomale weergave
Praktijkorganisatorische richtlijn
Gepubliceerd
Gepubliceerd:
Laatste aanpassing:
Laatste aanpassing: juni 2025

Infectiepreventie in de huisartsen- en verloskundigenpraktijk

Auteur(s):
NHG-werkgroep
Bartels N, Kooman P, Slok L, van der Vorm E, Welling L, Boelman L, Merkx J, Nijs M, Schuttinga P
KNOV-werkgroep
Bartels N, Kooman P, Krikez A, van der Vorm E, Welling L, Mestdagh E, van Harten L, Wilsens I.
volledige-tekst-belangrijkste-wijzigingen

Belangrijkste wijzigingen

  • Alle geactualiseerde normeringen en wet- en regelgeving voor persoonlijke beschermingsmiddelen en medische hulpmiddelen zijn weergegeven in tabel 1.
  • De specifieke aanbeveling om bij een mogelijke infectie met Clostridioides difficile of norovirus de handen te reinigen met water en zeep is komen te vervallen. Handdesinfectie heeft de voorkeur boven het toepassen van handreiniging, tenzij de handen zichtbaar verontreinigd zijn of na contact met lichaamsvloeistoffen of niet-intacte huid.
  • Voor desinfectie (na reiniging) van grotere oppervlakten die verontreinigd zijn met lichaamsvloeistoffen zijn meerdere middelen mogelijk: gebruik een middel met een virucide werking (zoals waterstofperoxide met perazijnzuur of chloor), dat is toegelaten door Ctgb of ECHA.
  • Er is meer aandacht voor duurzaamheid en belasting voor het milieu.
  • Alleen een onafhankelijke derde partij, zoals een arbodienst, mag gezondheidsgegevens (onder andere vaccinatiestatus) van medewerkers registreren (in verband met de wet Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG)). Dit is aangepast in de minimumnorm.
  • Bij verloskundige handelingen (vaginaal toucher tijdens de zwangerschap, tijdens de partus en bij het plaatsen van een episiotomie, (ont)hechten van een ongecompliceerde ruptuur of episiotomie) zijn de aanbevelingen voor het gebruik van steriele of niet-steriele handschoenen aangepast.
volledige-tekst-inleiding

Inleiding

De Richtlijn Infectiepreventie in de huisartsen- en verloskundigenpraktijk is een praktijkorganisatorische richtlijn waarbij de aanbevelingen op een andere manier geformuleerd zijn dan in medisch-inhoudelijke richtlijnen: een deel van de aanbevelingen in deze richtlijn is vastgesteld als minimumnormen voor de huisartsen- en verloskundigenpraktijk (zie Minimumnormen).

volledige-tekst-scope

Scope

  • De richtlijn geeft aan welke maatregelen in de huisartsen- en verloskundigenpraktijk bij ieder patiëntencontact nodig zijn en in welke situaties aanvullende maatregelen nodig zijn om het risico op overdracht van micro-organismen van de patiënt naar de zorgverlener, van de zorgverlener naar de patiënt of van patiënt naar patiënt te verkleinen.
  • De aanbevelingen in het onderdeel Verloskundige handelingen zijn voor verloskundigen en verloskundig actieve huisartsen. Deze aanbevelingen zijn een aanvulling op de overige aanbevelingen in deze richtlijn.

Zie ook: Detail nr. 1 Scope

volledige-tekst-buiten-de-scope

Buiten de scope

Informatie over de (praktische) uitvoering van bepaalde handelingen staat in aparte documenten die te vinden zijn via links bij de afzonderlijke hoofdstukken van de richtlijn. Deze documenten zijn geen onderdeel van de richtlijn.

volledige-tekst-samenwerking-en-afstemming

Samenwerking en afstemming

  • Deze richtlijn is tot stand gekomen in samenwerking tussen het NHG en de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV).
  • De richtlijn is afgestemd met de diverse richtlijnen van het Samenwerkingsverband Richtlijnen infectiepreventie (SRI). De SRI-richtlijnen zijn gericht op de medisch-specialistische zorg, de langdurige zorg en de publieke gezondheidszorg.
volledige-tekst-leeswijzer

Leeswijzer

Voor een uniform geheel wordt er in de gehele richtlijn het woord patiënt gebruikt. Voor het verloskundig deel wordt daarmee cliënt bedoeld.

volledige-tekst-minimumnormen

Minimumnormen

Een deel van de aanbevelingen in deze richtlijn is vastgesteld als minimumnormen voor de huisartsen- en verloskundigenpraktijk. Dit zijn de minimale kwaliteitsnormen voor de praktijk ten aanzien van infectiepreventie.

  • Praktijkmedewerkers passen handhygiëne toe conform deze richtlijn (zie Handhygiëne).
  • Draag tijdens patiëntencontact geen sieraden/accessoires aan handen en onderarmen, zoals ringen, armbanden en braces (zie Persoonlijke hygiëne). Draag bij voorkeur ook geen polshorloge. Draag alleen een polshorloge als dit nodig is voor diagnostische doeleinden. Draag in elk geval geen polshorloge (of smartwatch) tijdens het verrichten van ingrepen waarbij huid of slijmvliezen worden doorbroken of tijdens verloskundige handelingen.
  • Draag in elk geval schone (werk)kleding met korte mouwen tijdens het verrichten van ingrepen waarbij huid of slijmvliezen worden doorbroken en tijdens verloskundige handelingen.
  • Praktijkmedewerkers beschikken bij patiëntgebonden werkzaamheden binnen én buiten de praktijk over handdesinfectiemiddel (zie tabel 1).
  • In de praktijk zijn de volgende persoonlijke beschermingsmiddelen aanwezig (zie ook Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM)):
    • steriele en niet-steriele handschoenen
    • chirurgisch mond-neusmasker type IIR
    • FFP2-ademhalingsbeschermingsmasker
    • oogbescherming zoals een beschermende bril
    • beschermende kleding zoals een niet-vochtdoorlatende halterschort voor eenmalig gebruik
  • Reinig herbruikbaar kritisch instrumentarium én specula altijd na gebruik en steriliseer deze vervolgens (zie Sterilisatie herbruikbaar instrumentarium).
  • De praktijk beschikt over een autoclaaf die voldoet aan de daarvoor geldende kwaliteitseisen voor infectiepreventie zoals geformuleerd in deze richtlijn, of laat de sterilisatie van medisch instrumentarium uitvoeren door een erkend professional buiten de voorziening (zie Sterilisatie herbruikbaar instrumentarium).
  • Praktijkmedewerkers die patiëntgebonden werkzaamheden verrichten, beschikken over een naaldcontainer (zowel binnen als buiten de praktijk) (zie Scherp afval).
  • Praktijkmedewerkers die patiëntgebonden werkzaamheden verrichten, zijn door de werkgever geïnformeerd over vaccinatie tegen hepatitis B (HBV) en aan hen is vaccinatie tegen HBV aangeboden. De praktijk volgt hierbij de geldende richtlijnen voor risicolopers en risicovormers van HBV (zie Immuun- en vaccinatiestatus zorgverlener).
  • Alle medische hulpmiddelen voldoen aan de daarvoor geldende kwaliteitseisen voor infectiepreventie zoals geformuleerd in deze richtlijn, waaronder een CE-markering en de NEN-normen (zie Wetten, normen en regelgeving).
  • Bij invasieve ingrepen wordt er ten minste schoon gewerkt. Schoon werken betekent minimaal:
    • desinfectie van de huid
    • én gebruik van steriel instrumentarium
    • én gebruik van schone niet-steriele handschoenen
    • én het volgen van een standaardprocedure waarbij de ingreep niet wordt onderbroken (zie Schoon en steriel werken)
volledige-tekst-achtergronden

Achtergronden

volledige-tekst-begrippen

Begrippen

volledige-tekst-aerogene-transmissie

Aerogene transmissie

Transmissie over langere afstand door de lucht, via zwevende zeer kleine druppeltjes.

volledige-tekst-cide

-cide

Het achtervoegsel ‘-cide’ (bactericide, fungicide, virucide) duidt aan dat het betreffende product of proces het vermogen heeft om micro-organismen te doden.

volledige-tekst-druppeltransmissie

Druppeltransmissie

Transmissie via grotere druppels met veel infectieuze deeltjes waarbij hoesten en niezen de belangrijkste rol spelen.

volledige-tekst-lichaamsvloeistof

Lichaamsvloeistof

Vloeibaar of vochtig menselijk materiaal, zoals bloed, urine, feces, braaksel, wondvocht, neusvocht en speeksel.

volledige-tekst-niet-kritisch-semi-kritisch-en-kritisch-instrumentarium

Niet-kritisch, semi-kritisch en kritisch instrumentarium

  • Niet-kritisch: instrumentarium voor niet-kritisch gebruik komt alleen in aanraking met de intacte huid. Er is dus geen rechtstreeks contact met steriele weefsels of slijmvliezen. Voorbeelden zijn: de reflexhamer, de stethoscoop en een verbandschaar.
  • Semi-kritisch: instrumentarium voor semi-kritisch gebruik bestaat uit materialen en instrumenten die bij gebruik in contact komen met slijmvliezen of niet-intacte huid. Voorbeelden hiervan zijn een keelspiegel en een neusspeculum.
  • Kritisch: instrumentarium voor kritisch gebruik bestaat uit materialen en instrumenten die in contact komen met een steriel weefsel of werkveld. Voorbeelden zijn instrumenten voor kleine chirurgische ingrepen, zoals een naaldvoerder en een scherpe lepel, oogboortjes en een uterussonde.
volledige-tekst-omgeving-van-de-patint

Omgeving van de patiënt

De kleding en de directe omgeving van de patiënt, bijvoorbeeld het bed van de patiënt.

volledige-tekst-patintgebonden-werkzaamheden

Patiëntgebonden werkzaamheden

Werkzaamheden waarbij sprake is van direct patiëntencontact (zoals de verzorging van een patiënt en mogelijk contact met een lichaamsvloeistof) of van therapeutische of diagnostische handelingen bij een patiënt. Het geven van een hand valt niet onder patiëntgebonden werkzaamheden.

volledige-tekst-praktijkmedewerkers

Praktijkmedewerkers

(Huis)artsen, verloskundigen, ondersteunend personeel en eventuele stagiaires in de huisartsen- en verloskundigenpraktijk, die patiëntgebonden werkzaamheden verrichten.

volledige-tekst-reiniging-desinfectie-en-sterilisatie

Reiniging, desinfectie en sterilisatie

  • Reiniging: het verwijderen van zichtbaar vuil en onzichtbaar organisch materiaal. Reiniging voorkomt dat micro-organismen zich kunnen handhaven, vermeerderen en verspreiden.
  • Desinfectie of ontsmetting: de irreversibele inactivering van micro-organismen (vegetatieve bacteriën en/of schimmels en/of virussen en/of bacteriesporen) op levenloze oppervlakken (medische hulpmiddelen, ruimten, meubels), op intacte huid en op slijmvliezen. Desinfectie minimaliseert het risico van overdracht van micro-organismen. Niet alle micro-organismen worden noodzakelijkerwijs geïnactiveerd bij desinfectie; met name bacteriesporen overleven een desinfectieproces vaak.
  • Sterilisatie: tijdens het sterilisatieproces wordt het instrumentarium vrijgemaakt van alle levensvatbare micro-organismen (parasieten, vegetatieve bacteriën, schimmels, gisten, virussen en/of bacteriesporen), zodanig dat de kans om op een gesteriliseerd medisch hulpmiddel nog een micro-organisme aan te treffen kleiner is dan 1 : 1.000.000.
volledige-tekst-schoon-werken-en-steriel-werken

Schoon werken en steriel werken

  • Schoon werken betekent: desinfectie van de huid; het gebruik van steriel instrumentarium; het gebruik van schone niet-steriele handschoenen; het volgen van een standaardprocedure waarbij de ingreep niet wordt onderbroken.
  • Steriel werken betekent: desinfectie van de huid; het creëren en handhaven van een steriel veld; het gebruik van steriele handschoenen; het gebruik van steriel instrumentarium; het volgen van een standaardprocedure waarbij de ingreep niet wordt onderbroken.
volledige-tekst-infectieketen

Infectieketen

  • Infecties worden veroorzaakt door micro-organismen zoals bacteriën, virussen, schimmels, protozoën en parasieten.
  • Besmetting met een micro-organisme leidt niet altijd tot een infectie. Dit is mede afhankelijk van de pathogeniciteit van het micro-organisme. Sommige micro-organismen zijn altijd ziekmakend (obligaat pathogeen), andere zijn dit alleen als de gastheer aan bepaalde voorwaarden voldoet, bijvoorbeeld doordat deze een afweerstoornis heeft (geconditioneerd pathogeen). Daarnaast zijn er micro-organismen waarvan de meeste stammen niet in staat zijn om ziekten bij een bepaald soort gastheer te veroorzaken, deze noemt men apathogeen.
  • Om zich te handhaven en een infectie te veroorzaken, moet het micro-organisme vanuit een besmettingsbron een gastheer bereiken waarin het zich kan vermenigvuldigen. Vervolgens kan de gastheer op diens beurt weer als besmettingsbron fungeren. Dit wordt ook wel de infectieketen genoemd.
  • Een besmettingsweg kan lopen via direct of indirect contact, via de lucht of via vectoren (zoals muggen).
  • De levensduur van een micro-organisme is een belangrijke factor in de infectieketen. Deze is afhankelijk van verschillende factoren, waaronder intrinsieke eigenschappen van het micro-organisme en omgevingsfactoren. Sommige micro-organismen gaan bijvoorbeeld direct dood in de lucht omdat zuurstof voor hen toxisch is. Andere kunnen langdurig in leven blijven op een oppervlak en zich daar vermenigvuldigen.
volledige-tekst-maatregelen-die-de-overdracht-van-micro-organismen-voorkomen

Maatregelen die de overdracht van micro-organismen voorkomen

  • Essentiële aspecten bij preventieve maatregelen zijn:
    • doorbreken van de infectieketen is de enige manier om verspreiding van infectieziekten tegen te gaan
    • veel micro-organismen kunnen op meer dan 1 manier worden overgedragen
  • Toepassen van de basale infectiepreventiemaatregelen verkleint het risico op overdracht van micro-organismen naar de zorgverlener en de omgeving, of van de zorgverlener naar de patiënt en vice versa.
  • Er zijn 2 soorten maatregelen die zorgverleners kunnen nemen om overdracht van micro-organismen te voorkomen:
    • beschermende maatregelen, deze voorkomen overdracht van de zorgverlener naar de patiënt (zoals handhygiëne), van patiënt naar patiënt (zoals het gebruik van schoon/steriel instrumentarium) en van patiënt naar zorgverlener (zoals het dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen)
    • maatregelen die de hoeveelheid micro-organismen reduceren (zoals hygiëne in de praktijkruimte en afvoeren van medisch afval)

Zie ook: Detail nr. 2 Maatregelen die de overdracht van micro-organismen voorkomen

volledige-tekst-wetten-normen-en-regelgeving

Wetten, normen en regelgeving

  • Op het gebied van infectiepreventie heeft men te maken met een juridisch kader. Op arbeidsomstandigheden, persoonlijke beschermingsmiddelen, medische hulpmiddelen, desinfectantia en afvoeren van afval is wet- en regelgeving van toepassing. Daarnaast zijn er normen en eisen, en toelatingsinstanties.
  • Alle persoonlijke beschermingsmiddelen en medische hulpmiddelen moeten voldoen aan wettelijke eisen (CE-markering) en aan kwaliteitseisen met betrekking tot infectiepreventie, vastgelegd in NEN-normen (zie tabel 1).
  • Voor reinigings- en desinfectiemiddelen zijn er verschillende toepassingen met bijbehorende wet- en regelgeving (zie tabel 2). 
Tabel 1: Persoonlijke beschermingsmiddelen en medische hulpmiddelen: normen en wet- en regelgeving
Persoonlijk beschermingsmiddel/medisch hulpmiddelWet- en regelgevingNormen
HandschoenenCE-markering*NEN-EN-ISO 374 (deel 1,2,5), NEN-EN 455 (deel 1, 2, 3, 4)
Chirurgisch mond-neusmasker (type IIR)CE-markering*NEN-EN 14683+C1
Ademhalingsbeschermingsmasker (FFP2)CE-markering*NEN-EN 149+A1
Beschermende brilCE-markering*NEN-EN 166
Beschermende kledingCE-markering* 
AutoclaafCE-markering†NEN-EN 13060
Desinfecterende wasmachineCE-markering†NEN-EN-ISO 15883-1 en NEN-EN-ISO 15883-2
* CE-markering volgens de Europese Verordening Persoonlijke beschermingsmiddelen (EU) 2016/425 en de Europese Verordening Medische hulpmiddelen (EU) 2017/745).
† CE-markering volgens de Europese Verordening Medische hulpmiddelen (EU) 2017/745).

Tabel 2: Reinigings- en desinfectiemiddelen: wet- en regelgeving en toelatingsinstanties
Reinigings- of desinfectiemiddelToepassingToelating volgensWet- en regelgeving
InstrumentreinigingsmiddelReiniging van instrumentariumCE-markering*Wet medische hulpmiddelen
Desinfectiemiddel voor medische hulpmiddelen Chemische desinfectie van instrumentariumCE-markering*Wet medische hulpmiddelen
Desinfectans voor oppervlakken zoals vloeren en meubilairDesinfectie van ruimten, meubilair en voorwerpenCtgb† (N-nummer) of ECHA‡ (EU of NL nummer)Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden
HanddesinfectansHandhygiëneCtgb† (N-nummer) of ECHA‡ (EU of NL nummer)Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden
Huiddesinfectans  Desinfectie voorafgaand aan doorbreken van de huid of op slijmvliesCBG§  (RvG-nummer)Geneesmiddelenwet
* CE-markering volgens de Europese Verordening Medische hulpmiddelen (EU) 2017/745).
† Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) beoordeelt of gewasbeschermingsmiddelen en biociden veilig zijn voor mens, dier en milieu voordat ze worden verkocht. Na toelating op de Nederlandse markt heeft het middel een N-nummer.
‡ Het European Chemicals Agency (ECHA) is een Europees agentschap dat uitvoering geeft aan de wetgeving van de EU op het gebied van chemische stoffen om de gezondheid en het milieu te beschermen. Door het ECHA toegelaten middelen zijn te herkennen aan een EU- of NL nummer (bijvoorbeeld EU-1234567-0001 of NL-1234567-0001).
§  College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG). Na toelating heeft het middel een RvG-nummer.

Zie ook: Detail nr. 3 Wetten, normen en regelgeving

volledige-tekst-arbeidsomstandigheden

Arbeidsomstandigheden

De regelgeving op het gebied van arbeidsomstandigheden is vastgelegd in verschillende wetten. Het algemene uitgangspunt is dat een werkgever een zorgplicht heeft voor de werknemer. Dit houdt onder andere het volgende in.

  • Werkgevers en werknemers dragen samen verantwoordelijkheid voor veilige en gezonde werkomstandigheden.
  • De werkgever moet de risico’s in kaart brengen en het noodzakelijke beschermingsniveau realiseren.
  • De werkgever moet de werknemers voorlichten over de risico’s.
  • De werknemer is verplicht zich op de hoogte te stellen van de risico’s en moet de aangedragen maatregelen en voorschriften opvolgen.

Zie ook: Detail nr. 4 Arbeidsomstandigheden

volledige-tekst-persoonlijke-hygine

Persoonlijke hygiëne

Adequate persoonlijke hygiëne beschermt de zorgverlener en de patiënt tegen de overdracht van micro-organismen. Een belangrijk onderdeel van persoonlijke hygiëne is handhygiëne (zie Handhygiëne). Persoonlijke beschermingsmiddelen kunnen de persoonlijke hygiëne ondersteunen (zie Persoonlijke beschermingsmiddelen).

Zie ook: Detail nr. 5 Persoonlijke hygiëne

volledige-tekst-kleding

Kleding

  • Draag schone, wasbare (werk)kleding. Verschoon de (werk)kleding bij zichtbare verontreiniging.
  • Draag in elk geval (werk)kleding met korte mouwen tijdens het verrichten van ingrepen waarbij huid of slijmvliezen worden doorbroken of tijdens verloskundige handelingen.
  • Zorg dat de kleding niet in contact komt met de patiënt.

Zie ook: Detail nr. 6 Kleding

volledige-tekst-sieraden

Sieraden

  • Sieraden en accessoires belemmeren het toepassen van een goede handhygiëne.
  • Draag daarom tijdens patiëntencontact geen sieraden of accessoires aan handen en onderarmen, zoals ringen, armbanden en braces.
  • Draag bij voorkeur ook geen polshorloge. Draag alleen een polshorloge als dit nodig is voor diagnostische doeleinden.
  • Draag in elk geval geen polshorloge (of smartwatch) tijdens het verrichten van ingrepen waarbij huid of slijmvliezen worden doorbroken of tijdens verloskundige handelingen.

Zie ook: Detail nr. 7 Sieraden

volledige-tekst-nagels

Nagels

  • Houd de nagels kortgeknipt en schoon.
  • Draag geen nagellak, nagelversieringen, kunst- of gelnagels, omdat dat mogelijke bronnen zijn voor overdracht van micro-organismen.
volledige-tekst-haar-en-gezicht

Haar en gezicht

  • Draag lang haar opgestoken of bijeengebonden. Zorg dat het haar niet in contact kan komen met (de omgeving van) de patiënt.
  • Zorg dat een baard of snor kort geknipt is en niet in contact kan komen met (de omgeving van) de patiënt.
  • Piercings, oorbellen, kettingen, haaraccessoires en andere sieraden mogen niet in aanraking kunnen komen met (de omgeving van) de patiënt. Verwijder in dat geval het betreffende sieraad en/of de betreffende piercing. Verwijder deze ook wanneer ze hinderlijk zijn bij de verzorging/behandeling van de patiënt.
volledige-tekst-hoest-snuit-en-toilethygine

Hoest-, snuit- en toilethygiëne

  • Houd bij hoesten en niezen het gezicht afgewend. Houd een papieren zakdoek of tissue voor de mond of hoest/nies in de elleboogplooi.
  • Gebruik bij het snuiten van de neus een papieren zakdoek of tissue.
  • Gebruik een papieren zakdoek of tissue eenmalig en gooi deze na gebruik direct weg.
  • Pas direct handhygiëne toe na hoesten, niezen, snuiten en/of toiletbezoek (zie Handhygiëne).
volledige-tekst-eten-drinken-en-roken

Eten, drinken en roken

  • Eet en drink niet in ruimten waar onderzoek en behandeling plaatsvindt, in ruimten waar instrumenten worden gereinigd, gedesinfecteerd of gesteriliseerd, en in ruimten waar met patiëntmateriaal wordt gewerkt.
  • Zorg voor een rookvrije praktijk.

Zie ook: Detail nr. 8 Eten, drinken en roken

volledige-tekst-multimedia

Multimedia

  • Pas handhygiëne toe tussen fysiek patiëntencontact en het gebruik van multimedia-apparatuur.
  • Houd multimedia-apparaten buiten ‘vuile’ ruimtes of oppervlakken.

Zie ook: Detail nr. 9 Multimedia

volledige-tekst-handhygine

Handhygiëne

  • Pas handhygiëne toe op de volgende 5 momenten:
    • voorafgaand aan fysiek patiëntencontact
    • voorafgaand aan een schone of aseptische procedure
    • na (mogelijk) contact met lichaamsmaterialen en -vloeistoffen
    • na fysiek contact met de patiënt
    • na fysiek contact met de omgeving van de patiënt
  • In de praktijk vallen regelmatig 2 momenten van handhygiëne samen. Als handhygiëne is toegepast na fysiek contact met een patiënt, is geen herhaling nodig voorafgaand aan fysiek contact met de volgende patiënt.

Zie ook: Detail nr. 10 Handhygiëne

volledige-tekst-methoden-handhygine

Methoden handhygiëne

  • Handhygiëne kan plaatsvinden door:
    • handdesinfectie (met handalcohol of ander handdesinfectiemiddel)
    • of handreiniging (met water en vloeibare zeep)
  • Handdesinfectie heeft over het algemeen de voorkeur boven handreiniging (huidvriendelijker, over het algemeen een grotere afname van micro-organismen, duurzamer).
  • Handreiniging is wel noodzakelijk:
    • als de handen zichtbaar verontreinigd zijn
    • na contact met een lichaamsvloeistof, slijmvlies of met niet-intacte huid (zowel van de zorgverlener als van de patiënt), dus ook na snuiten van de neus, hoesten en niezen, en toiletbezoek
volledige-tekst-praktische-uitwerking

Praktische uitwerking

  • Voor de techniek van handdesinfectie en handreiniging, zie Voorbeeldwerkafspraak Handhygiëne en NHG-Praktijkkaart Handhygiëne.
  • Bij handdesinfectie: wrijf na het gebruik van handdesinfectiemiddel de handen zorgvuldig over elkaar totdat de handen droog zijn.
  • Bij handreiniging:
    • droog de handen goed na het wassen met water en zeep
    • pas na handreiniging géén handdesinfectie toe, dit is namelijk een grote belasting voor de handen
volledige-tekst-overige-aanbevelingen-handhygine

Overige aanbevelingen handhygiëne

volledige-tekst-wondjes

Wondjes

Dek open wondjes aan de handen of huidbeschadigingen af met een niet-vochtdoorlatende pleister.

volledige-tekst-handdesinfectiemiddel

Handdesinfectiemiddel

Kies gebruiksvriendelijk handdesinfectiemiddel met terugvettende bestanddelen (zie tabel 2).

volledige-tekst-lotion-of-crme

Lotion of crème

Gebruik een lotion of crème (voor persoonlijk gebruik) om uitdrogen van de huid tegen te gaan.

volledige-tekst-dispensers

Dispensers

  • Gebruik voor zeep en handdesinfectiemiddel een dispenser waarbij het middel in het spuitmondje niet besmet kan raken door de handen.
  • Gebruik dispensers met een reservoir voor eenmalig gebruik. Vervang de fles/flacon wanneer deze leeg is, vul hem niet bij.
  • Reinig de dispenser, indien deze geschikt is voor hergebruik, bij het vervangen van het reservoir.
volledige-tekst-handdoeken

Handdoeken

Gebruik papieren wegwerphanddoekjes.

volledige-tekst-persoonlijke-beschermingsmiddelen-pbm

Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM)

volledige-tekst-algemene-uitgangspunten

Algemene uitgangspunten

Een zorgverlener draagt PBM om te voorkomen dat micro-organismen van de patiënt op de zorgverlener worden overgedragen of andersom.

  • Draag PBM als er een reële kans bestaat op spatten, spuiten en/of contact met een lichaamsvloeistof.
  • Overweeg in overige situaties of PBM nodig zijn op grond van specifieke risico’s:
    • bij handelingen waarbij de zorgverlener met het gezicht zeer dicht bij het gelaat van de patiënt komt, bijvoorbeeld bij keel- en neusonderzoek
    • bij kans op een (ernstige) infectieuze aandoening: schat op basis van de vermoedelijke infectieziekte in welke specifieke PBM nodig zijn
  • Pas handhygiëne toe na het afdoen of uittrekken van PBM.
  • Gebruik alleen PBM die voldoen aan de wet- en regelgeving (CE-markering) en aan de geldende normen. Zie tabel 1 voor de normering en de wet- en regelgeving die van toepassing zijn.
  • Zie Infecties bij de zorgverlener voor een lijst met voorbeelden van ziekten of aandoeningen waarbij de zorgverlener PBM draagt om te voorkomen dat micro-organismen overgedragen worden naar de patiënt.

Zie ook: Detail nr. 11 Algemene uitgangspunten

volledige-tekst-gebruik-van-pbm

Gebruik van PBM

  • Welke specifieke persoonlijke beschermingsmiddelen aanbevolen worden, is afhankelijk van de betreffende situatie. Het hangt onder andere af van het type handeling, van de (vermoedelijke) infectieziekte en de manier waarop deze infectieziekte overdraagbaar is.
  • Tijdens een verhoogde incidentie van een infectieziekte kunnen aanvullende maatregelen nodig zijn om het risico op transmissie te verkleinen. Voor mogelijke aanvullende maatregelen en bijbehorende overwegingen, zie detail Verhoogde incidentie infectieziekte (onderstaand detail).
Tabel 3: Indicaties voor persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM)
Persoonlijk beschermingsmiddelIndicatie
Algemeen
  • Bij een reële kans op spatten, spuiten en/of contact met lichaamsvloeistof

Ter afweging op grond van specifieke risico’s:

  • bij een handeling waarbij de zorgverlener met het gezicht zeer dicht bij het gelaat van de patiënt komt
  • bij kans op een infectieuze aandoening: schat op basis van de vermoedelijke infectieziekte in welke specifieke PBM nodig zijn
Niet-steriele handschoenenWanneer de handen in contact (kunnen) komen met niet-intacte huid, slijmvliezen of lichaamsvloeistoffen (direct of indirect, bijvoorbeeld bij gebruikt instrumentarium)
Steriele handschoenenBij invasieve ingrepen met een indicatie voor steriel werken
Oogbescherming (beschermende bril of andere oogbescherming)Bij een reële kans op spatten, spuiten en/of contact met lichaamsvloeistof in het gezicht
Chirurgisch mond-neusmasker (type IIR)Bij een reële kans op spatten, spuiten of contact met (of aanhoesten van) lichaamsvloeistof in het gezicht
Ter afweging: < 1,5 m van de patiënt wanneer er kans is op overdracht van micro-organismen die voornamelijk via druppels worden overgedragen
Ademhalingsbeschermingsmasker (FFP2)In de ruimte waar de patiënt is, wanneer er kans is op overdracht van micro-organismen die voornamelijk aerogeen overdragen
Beschermende kledingTer voorkoming van spetters op de (werk)kleding zoals bij kleine ingrepen of verloskundige handelingen waarbij kans bestaat op spatten en spuiten van lichaamsvloeistof
Zie voor meer informatie de paragrafen over specifieke PBM: Handschoenen,  Beschermende bril of andere oogbescherming,  Chirurgisch mond-neusmasker of ademhalingsbeschermingsmasker,  Beschermende kleding

Zie ook: Detail nr. 12 Gebruik van PBM

volledige-tekst-vermoeden-van-infectieziekte-met-druppeltransmissie

(Vermoeden van) infectieziekte met druppeltransmissie

Een deel van de infectieziekten wordt veroorzaakt door micro-organismen die voornamelijk worden overgedragen via druppels tijdens hoesten en niezen, zoals SARS-CoV-2, influenza en Bordetella pertussis (kinkhoest).

  • Draag bij (vermoeden van) een infectieziekte met druppeltransmissie:
    • een chirurgisch mond-neusmasker én oogbescherming als er kans is op spatten en/of contact met (of aanhoesten van) lichaamsvloeistof in het gezicht
  • Overweeg in overige situaties bij (vermoeden van) een infectieziekte met druppeltransmissie de volgende PBM:
    • een chirurgisch mond-neusmasker < 1,5 m van de patiënt
    • een chirurgisch mond-neusmasker én oogbescherming bij handelingen zeer dicht bij het gelaat van de patiënt
    • overweeg afhankelijk van de situatie daarnaast niet-steriele handschoenen en beschermende kleding.
  • Bied de patiënt die hoest een chirurgisch mond-neusmasker aan direct bij binnenkomst in de praktijk. Indien dit bij de patiënt niet mogelijk is, overweeg dan zelf een chirurgisch mond-neusmasker te dragen.

Zie ook: Detail nr. 13 (Vermoeden van) infectieziekte met druppeltransmissie

volledige-tekst-vermoeden-van-infectieziekte-met-aerogene-transmissie

(Vermoeden van) infectieziekte met aerogene transmissie

Een deel van de infectieziekten wordt veroorzaakt door micro-organismen die overdraagbaar zijn via zwevende zeer kleine druppeltjes over langere afstand, zoals mazelen en tuberculose.

  • Draag bij (vermoeden van) een aerogeen overdraagbare infectieziekte:
    • een FFP2-ademhalingsbeschermingsmasker zonder uitademingsventiel in de ruimte waar de patiënt is
    • oogbescherming als er kans is op spatten en/of contact met (of aanhoesten van) lichaamsvloeistof in het gezicht
    • op indicatie niet-steriele handschoenen en beschermende kleding, zoals bij lichamelijk onderzoek.
  • Bied de patiënt een FFP2-ademhalingsbeschermingsmasker zonder uitademingsventiel aan direct bij binnenkomst in de praktijk.

Zie ook: Detail nr. 14 (Vermoeden van) infectieziekte met aerogene transmissie

volledige-tekst-vermoeden-van-zeer-ernstige-infectieziekte

(Vermoeden van) zeer ernstige infectieziekte

Bij (vermoeden van) een zeer ernstige infectieziekte wordt de handelwijze bepaald door de ernst van de ziekte, niet door de wijze waarop het micro-organisme overdraagbaar is.

  • Laat een patiënt met (vermoeden van) een zeer ernstige infectieziekte niet naar de praktijk komen. Voer telefonische triage uit om fysiek contact te voorkómen.
  • Voor ziektespecifieke adviezen over PBM wanneer fysiek contact met de patiënt onvermijdelijk is, zie de LCI-richtlijnen. Voor adviezen bij (vermoeden van) virale hemorragische koorts, zoals ebola, zie detail.

Zie ook: Detail nr. 15 (Vermoeden van) zeer ernstige infectieziekte

volledige-tekst-handmatig-reinigen-van-gebruikt-instrumentarium

Handmatig reinigen van gebruikt instrumentarium

Tijdens handmatig reinigen van gebruikt instrumentarium kunnen lichaamsvloeistoffen of micro-organismen overgebracht worden van het instrumentarium naar de zorgverlener.

  • Draag altijd niet-steriele handschoenen tijdens handmatige reiniging van vervuild instrumentarium.
  • Afhankelijk van de reinigingsmethode worden naast handschoenen nog andere aanvullende PBM geadviseerd, onder andere ter preventie van slijmvliescontact. Indien het instrumentarium niet ondergedompeld geborsteld wordt, en/of bij kans op spatten: draag een chirurgisch mond-neusmasker en oogbescherming, en zo nodig een halterschort.
volledige-tekst-praktische-uitwerking

Praktische uitwerking

Voor praktisch gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen, zie NHG-Praktijkkaart Gebruik Persoonlijke Beschermingsmiddelen en Voorbeeldwerkafspraak Infectiepreventie tijdens (kleine) verrichtingen.

volledige-tekst-handschoenen

Handschoenen

  • Handschoenen voorkomen dat de handen van de zorgverlener in contact komen met lichaamsvloeistoffen, slijmvliezen of niet-intacte huid. Dit verkleint de kans dat micro-organismen van de patiënt via de handen worden overgedragen naar de zorgverlener.
  • Gebruik latex- en poedervrije wegwerphandschoenen, bij voorkeur van hypoallergeen materiaal.
  • Maak onderscheid tussen het dragen van niet-steriele en steriele handschoenen.

Zie ook: Detail nr. 16 Handschoenen

volledige-tekst-niet-steriele-handschoenen

Niet-steriele handschoenen

  • Draag niet-steriele, goed passende handschoenen wanneer de handen in contact (kunnen) komen met niet-intacte huid, slijmvliezen of lichaamsvloeistoffen (direct of indirect, bijvoorbeeld bij gebruikt instrumentarium).
  • Wanneer de handelingen in volgorde van ‘schoon’ naar ‘vuil’ plaatsvinden, is het niet noodzakelijk om de handschoenen tussen de handelingen te vervangen door nieuwe.
  • Draag niet-steriele handschoenen alleen bij bovenstaande indicaties. Het dragen van niet-steriele handschoenen is geen alternatief voor handhygiëne (handdesinfectie of handreiniging).
  • Voor het aan- en uittrekken van niet-steriele handschoenen, zie NHG-Praktijkkaart Niet-steriele handschoenen aan- en uittrekken

Zie ook: Detail nr. 17 Niet-steriele handschoenen

volledige-tekst-steriele-handschoenen

Steriele handschoenen

  • Draag steriele, goed passende handschoenen alleen bij invasieve ingrepen met een indicatie voor steriel werken volgens de inschatting van de huisarts of verloskundige (zie Schoon en steriel werken).
  • Pas voorafgaand aan het aantrekken en direct na het uittrekken van de steriele handschoenen handhygiëne toe (zie Handhygiëne).

Zie ook: Detail nr. 18 Steriele handschoenen

volledige-tekst-beschermende-bril-of-andere-oogbescherming

Beschermende bril of andere oogbescherming

  • Draag oogbescherming als er een reële kans bestaat op spatten, spuiten en/of contact met (of aanhoesten van) lichaamsvloeistof in het gezicht.
  • Overweeg in overige situaties of oogbescherming nodig is op grond van de risico’s, zie Algemene uitgangspunten.
  • Gebruik een bril waarvan ook de zijkanten beschermen tegen spatten of spuiten (veiligheidsbril). Zet als brildrager de beschermende bril over de eigen bril heen.
  • Bij gebruik van een gelaatsscherm (face shield) behoort het scherm de zijkanten en de gehele lengte van het gezicht te bedekken. Een gelaatsscherm is geen alternatief voor een mond-neusmasker.

Zie ook: Detail nr. 19 Beschermende bril of andere oogbescherming

volledige-tekst-chirurgisch-mond-neusmasker-of-ademhalingsbeschermingsmasker

Chirurgisch mond-neusmasker of ademhalingsbeschermingsmasker

  • Mond-neusbescherming wordt voor verschillende doelen gebruikt:
    • bescherming van de zorgverlener tegen besmetting door spatten en aanhoesten
    • bescherming van de patiënt tegen micro-organismen uit de neus-keelholte van de zorgverlener
    • bescherming van de zorgverlener tegen aerogene besmetting
  • Maak onderscheid tussen een chirurgisch mond-neusmasker en een ademhalingsbeschermingsmasker.
volledige-tekst-chirurgisch-mond-neusmasker

Chirurgisch mond-neusmasker

  • Draag ten minste een chirurgisch mond-neusmasker als er een reële kans bestaat op spatten, spuiten en/of contact met (of aanhoesten van) lichaamsvloeistof in het gezicht.
  • Overweeg om een chirurgisch mond-neusmasker < 1,5 meter van de patiënt te dragen wanneer er kans is op overdracht van micro-organismen die voornamelijk via druppels worden overgedragen, zoals SARS-CoV-2 en influenza.
  • Overweeg in overige situaties of een chirurgisch mond-neusmasker nodig is op grond van de risico’s, zie Algemene uitgangspunten.
  • Gebruik een passend chirurgisch mond-neusmasker type IIR (niet-vochtdoorlatende variant).
  • Gooi het masker na gebruik weg (eventueel na verlengd gebruik: gebruik een mond-neusmasker maximaal 3 uur aaneengesloten; verwissel het eerder als het masker nat is geworden).

Zie ook: Detail nr. 20 Chirurgisch mond-neusmasker

volledige-tekst-ademhalingsbeschermingsmasker

Ademhalingsbeschermingsmasker

  • Draag een ademhalingsbeschermingsmasker in dezelfde ruimte als de patiënt wanneer er kans is op overdracht van micro-organismen die voornamelijk aerogeen overdraagbaar zijn, zoals tuberculose en mazelen.
  • Overweeg in overige situaties of op grond van de risico’s een ademhalingsbeschermingsmasker nodig is (zie Algemene uitgangspunten).
  • Gebruik een FFP2-ademhalingsmasker zonder uitademingsventiel.
  • Gooi het masker na gebruik weg (eventueel na verlengd gebruik: gebruik een mond-neusmasker maximaal 3 uur aaneengesloten; verwissel het eerder als het masker nat is geworden).

Zie ook: Detail nr. 21 Ademhalingsbeschermingsmasker

volledige-tekst-praktische-uitwerking

Praktische uitwerking

Meer informatie over gebruik van mond-neusmaskers en ademhalingsbeschermingsmaskers en een link naar een instructiefilmpje staan beschreven inVoorbeeldwerkafspraak Persoonlijke beschermingsmiddelen.

volledige-tekst-beschermende-kleding

Beschermende kleding

  • Beschermende kleding (halterschort) wordt over de eigen kleding of werkkleding (doktersjas) gedragen. Het doel is verontreiniging van de eigen of werkkleding en overdracht van micro-organismen via de kleding te voorkomen. Beschermende kleding moet de eigen kleding of werkkleding dus afdoende bedekken.
  • Draag beschermende kleding ter voorkoming van spetters op de (werk)kleding, zoals bij kleine ingrepen of verloskundige handelingen waarbij kans bestaat op spatten en spuiten van lichaamsvloeistoffen.
  • Overweeg in overige situaties of beschermende kleding nodig is op grond van de risico’s (zie Algemene uitgangspunten).
  • In de meeste gevallen is spatwaterdichte beschermende kleding voldoende. Bij mogelijk grote hoeveelheden lichaamsvloeistof is een niet-vochtdoorlatende jas of schort aangewezen.
  • Voer beschermende kleding voor eenmalig gebruik na gebruik af als restafval in een goed afgesloten plastic zak.
  • Was herbruikbare beschermende kleding op ≥ 60 °C.
  • Vervang beschermende kleding in elk geval dagelijks, en eerder bij zichtbare verontreiniging.

Zie ook: Detail nr. 22 Beschermende kleding

volledige-tekst-isolatie-indicatie

Isolatie-indicatie

  • Bij een indicatie voor isolatie: draag, afhankelijk van de (vermoedelijke) infectieziekte, handschoenen, beschermende kleding, mond-neusmasker of ademhalingsbeschermingsmasker en oogbescherming.
  • In de huisartsenpraktijk is zelden sprake van een isolatie-indicatie. Voor specifieke adviezen, zie MRSA of BRMO en Meldingsplichtige infectieziekten.

Zie ook: Detail nr. 23 Isolatie-indicatie

volledige-tekst-mrsa-of-brmo

MRSA of BRMO

  • Hanteer bij patiënten die (mogelijk) besmet zijn met meticillineresistente Staphylococcus aureus (MRSA) of met een bijzonder resistent micro-organisme (BRMO) de algemene voorzorgsmaatregelen op het gebied van persoonlijke hygiëne, handhygiëne en kleding (zie Algemene uitgangspunten).
  • Gebruik PBM bij (mogelijk) contact met lichaamsvloeistoffen, slijmvliezen of niet-intacte huid (zie tabel 3). Draag handschoenen, een chirurgisch mond-neusmasker en beschermende kleding, bij kans op spatten aangevuld met een beschermende bril.

Zie ook: Detail nr. 24 MRSA of BRMO

volledige-tekst-reiniging-en-desinfectie-of-sterilisatie-van-herbruikbaar-instrumentarium

Reiniging en desinfectie of sterilisatie van herbruikbaar instrumentarium

  • Het doel van het proces van reiniging, desinfectie of sterilisatie van herbruikbaar instrumentarium is te voorkomen dat micro-organismen overleven, zich vermeerderen en zich verspreiden.
  • Bij herbruikbaar instrumentarium kunnen 3 vormen van gebruik worden onderscheiden: niet-kritisch, semi-kritisch en kritisch gebruik (zie tabel 4).
  • De wijze van decontaminatie die nodig is voordat instrumentarium kan worden hergebruikt, is afhankelijk van het type gebruik.

Zie ook: Detail nr. 25 Reiniging en desinfectie of sterilisatie van herbruikbaar instrumentarium

volledige-tekst-wijze-van-decontaminatie

Wijze van decontaminatie

  • Reinig niet-kritisch instrumentarium na gebruik en laat goed aan de lucht drogen.
  • Reinig semi-kritisch instrumentarium na gebruik en laat goed aan de lucht drogen. Aansluitend:
    • desinfecteer en laat goed aan de lucht drogen OF
    • steriliseer
  • Reinig kritisch instrumentarium na gebruik en laat goed aan de lucht drogen. Steriliseer aansluitend.
  • Routinematige desinfectie of sterilisatie zonder indicatie is niet zinvol en belastend voor materiaal, medewerkers en milieu.
  • Een uitzondering vormt decontaminatie van vaginale specula (zie Herbruikbare vaginale specula). 

Tabel 4: Tabel 4 Decontaminatie van herbruikbaar instrumentarium
Kwalificatie  Instrument komt in contact met  Voorbeelden Wijze van decontaminatie  
Niet-kritisch gebruik Intacte huid  Reflexhamer, stethoscoop, verbandschaar 
  • Reinigen en goed laten drogen
  • Bij verontreiniging met lichaamsvloeistoffen: reinigen en goed laten drogen, daarna desinfecteren  
Semi-kritisch gebruik Slijmvliezen of niet-intacte huid Neusspeculum, keelspiegel Reinigen en goed laten drogen, daarna desinfecteren OF steriliseren  
Kritisch gebruik Steriel weefsel of werkveld Naaldvoerder, scherpe lepel, oogboortje, uterussonde Reinigen en goed laten drogen, daarna steriliseren 

Stroomdiagram reinigingsproces instrumentarium
Figuur 1: Stroomdiagram reiniging, desinfectie of sterilisatie van het herbruikbaar instrumentarium
volledige-tekst-praktische-uitwerking

Praktische uitwerking

Voor een beschrijving van het proces van reiniging, desinfectie en sterilisatie, zie het voorbeeldprotocol Reiniging, desinfectie en sterilisatie medisch instrumentarium, met de volgende pdf-bijlagen:

  • NHG-Praktijkkaart Lijst Desinfectie Instrumentarium
  • Stroomschema desinfectie
  • Overzicht reinigingsmiddelen en desinfectantia
volledige-tekst-reiniging-van-herbruikbaar-instrumentarium

Reiniging van herbruikbaar instrumentarium

  • Reinig (niet-kritisch, semi-kritisch of kritisch) instrumentarium na gebruik en laat het aan de lucht drogen.
  • Grondige reiniging is belangrijk omdat resten vuil een voedingsbodem vormen voor micro-organismen en bovendien de micro-organismen ‘beschermen’ tegen hitte en chemicaliën, waardoor desinfectie en sterilisatie minder effectief zijn. Bovendien kan er corrosie ontstaan als het instrumentarium met vuilresten wordt gesteriliseerd. Corrosie geeft meer kans op hechting van micro-organismen.
  • Veeg zichtbaar vuil op gebruikt instrumentarium direct na gebruik af of spoel het vuil met kraanwater af (voorreiniging).
  • Machinale reiniging met een desinfecterende wasmachine heeft de voorkeur boven handmatige reiniging, met name als items besmet zijn met bloed, bloedbevattend materiaal, pus of besmet secreet. De risico’s op infectie voor het personeel zijn dan het kleinst (voor normen waaraan een desinfecterende wasmachine moet voldoen, zie tabel 1).
  • Bij handmatige reiniging:
    • reinig de instrumenten met water en een instrumentreinigingsmiddel met CE-markering
    • volg hierbij de gebruiksvoorschriften van de fabrikant van het instrumentreinigingsmiddel met betrekking tot concentratie, temperatuur, contactduur en beoogd gebruik
  • Reinig voorwerpen en instrumentarium (zoals een stethoscoop) bij voorkeur dagelijks, of eerder bij zichtbare verontreiniging.

Zie ook: Detail nr. 26 Reiniging van herbruikbaar instrumentarium

volledige-tekst-desinfectie-van-herbruikbaar-instrumentarium

Desinfectie van herbruikbaar instrumentarium

volledige-tekst-niet-kritisch-instrumentarium

Niet-kritisch instrumentarium

Desinfecteer niet-kritisch instrumentarium (na reiniging en drogen) bij verontreiniging met lichaamsvloeistoffen.

Zie ook: Detail nr. 27 Niet-kritisch instrumentarium

volledige-tekst-semi-kritisch-instrumentarium

Semi-kritisch instrumentarium

  • Desinfecteer semi-kritisch instrumentarium na reiniging en drogen.
  • Gebruik bij voorkeur een thermisch desinfecterende wasmachine.
  • Desinfecteer thermolabiel instrumentarium met een desinfectans dat minimaal bacteriën, gisten en virussen doodt. Gebruik uitsluitend desinfectantia met een CE-markering.
  • Verdun, doseer en gebruik de desinfectantia volgens het gebruiksvoorschrift van de fabrikant, zoals vermeld op de bijsluiter of het etiket.
    • Dompel het instrumentarium gedurende de voorgeschreven contacttijd onder in een desinfectans en spoel na om residuvorming tegen te gaan, tenzij de instructies van de fabrikant anders aangeven.
    • Bevochtig niet-onderdompelbaar instrumentarium met een in een desinfectans gedrenkte niet-pluizende doek, tissue of gaas. Zorg dat het instrument nat blijft gedurende de inwerktijd.
  • Sla gedesinfecteerd instrumentarium op in een gesloten, schone, droge en stofvrije omgeving om (her)besmetting met stof en micro-organismen te voorkomen.
  • In plaats van desinfecteren, kan ook gekozen worden voor steriliseren (zie Sterilisatie van herbruikbaar instrumentarium).
volledige-tekst-sterilisatie-van-herbruikbaar-instrumentarium

Sterilisatie van herbruikbaar instrumentarium

  • Steriliseer kritisch instrumentarium en vaginale specula (na reiniging en drogen).
    • Gebruik geen heteluchtoven voor sterilisatie.
    • Gebruik voor sterilisatie een stoomsterilisator (autoclaaf) die geschikt is om verpakte instrumenten te stoomsteriliseren en dus aan het eind van het sterilisatieproces de verpakking met inhoud kan drogen. Een autoclaaf moet voldoen aan de norm NEN-EN 13060.
    • Volg het gebruiksvoorschrift van de fabrikant.
    • Verpak instrumentarium dat tot gebruik steriel moet blijven voorafgaand aan het sterilisatieproces; sla het instrumentarium na het sterilisatieproces op in deze verpakking.
    • Controleer of het sterilisatieproces adequaat heeft plaatsgevonden (zie detail).
  • Voorkom dat schoon instrumentarium in contact komt met ‘vuile’ oppervlakken of met micro-organismen voordat het in de autoclaaf gaat én na sterilisatie.
  • Laat periodiek onderhoud en controle van de stoomsterilisator uitvoeren volgens instructies van de fabrikant.
  • Sterilisatie kan ook plaatsvinden door een erkend professional buiten de voorziening, zoals een Centrale Sterilisatie Afdeling (CSA) van een ziekenhuis of in een sterilisatiebedrijf.

Zie ook: Detail nr. 28 Sterilisatie van herbruikbaar instrumentarium

volledige-tekst-herbruikbare-vaginale-specula

Herbruikbare vaginale specula

  • Reinig vaginale specula na gebruik en laat goed drogen.
  • Steriliseer aansluitend. Sterilisatie is altijd nodig omdat specula besmet kunnen raken met onder andere het humaan papillomavirus (HPV), dat niet of nauwelijks op andere manieren te elimineren is.
  • Sla gesteriliseerde specula op in een gesloten, schone, droge en stofvrije omgeving om (her)besmetting met stof en micro-organismen te voorkomen. Gebruik de bewaarplaats uitsluitend voor specula en voorkom stapelen. Gebruik het principe first in, first out.
volledige-tekst-steriliseren-en-bewaren-van-specula-voor-het-plaatsen-van-een-spiraal

Steriliseren en bewaren van specula voor het plaatsen van een spiraal

Voor het bewaren van gesteriliseerde specula die gebruikt worden voor het plaatsen van een spiraal, zijn er 2 mogelijkheden. De keuze is onder andere afhankelijk van de wijze waarop de praktijk het bewaren van specula organiseert:

  • onverpakt steriliseren en onverpakt maar schoon bewaren van het speculum volgens de beschreven methode (zie hierboven)
  • verpakt steriliseren en verpakt bewaren, bijvoorbeeld bij minder frequent gebruik van het speculum (voor de bewaartermijn, zie Bewaren van gesteriliseerd verpakt instrumentarium).

Zie ook: Detail nr. 29 Steriliseren en bewaren van specula voor het plaatsen van een spiraal

volledige-tekst-bewaren-van-gesteriliseerd-verpakt-instrumentarium

Bewaren van gesteriliseerd verpakt instrumentarium

  • Voorzie gesteriliseerd kritisch instrumentarium van de sterilisatiedatum en de einddatum van steriliteit.
  • Sla gesteriliseerd instrumentarium op in een gesloten, schone, droge en stofvrije omgeving om (her)besmetting met stof en micro-organismen te voorkomen.
  • Bescherm de verpakkingen na sterilisatie tegen barrièredoorbrekende situaties, zoals vocht en scherpe voorwerpen.
  • De houdbaarheid van gesteriliseerd kritisch instrumentarium is onder andere afhankelijk van het type verpakkingsmateriaal en de wijze en plaats van opslag:
    • gesteriliseerd instrumentarium dat verpakt in laminaatzakjes wordt bewaard, is in onbeschadigde en droge verpakking 1 maand houdbaar
    • deze houdbaarheid kan worden verlengd tot 6 maanden door het in laminaatzakjes verpakte instrumentarium te bewaren in een gesloten bak die uitsluitend voor steriele medische hulpmiddelen wordt gebruikt
  • Vervoer verpakt instrumentarium in stevige, goed passende kunststof of metalen doosjes om beschadiging tijdens transport te voorkómen. Deze vervoersdoosjes moeten zelf ook reinigbaar en desinfecteerbaar zijn.
  • Voer hersterilisatie uit als de verpakking vochtig is geworden, beschadigd is of nadat de verloopdatum (einddatum van steriliteit) verstreken is. Bij hersterilisatie is een nieuwe sterilisatieverpakking nodig.

Zie ook: Detail nr. 30 Bewaren van gesteriliseerd verpakt instrumentarium

volledige-tekst-bewaren-en-transporteren-van-vervuild-instrumentarium

Bewaren en transporteren van vervuild instrumentarium

  • Als het reinigen (en desinfecteren of steriliseren) van instrumentarium niet in eigen beheer plaatsvindt, maak dan afspraken met de uitvoerder (bijvoorbeeld de centrale sterilisatieafdeling van een ziekenhuis) over de wijze van bewaren van het vervuilde instrumentarium tot het moment van reiniging (en desinfectie of sterilisatie).
  • Als vervuild instrumentarium wel binnen 24 uur wordt gereinigd:
    • spoel zichtbaar vuil op gebruikt instrumentarium direct na gebruik met kraanwater af of veeg het vuil af (voorreiniging).
    • bewaar droog in een afgesloten bak (die zelf ook reinigbaar en desinfecteerbaar is).
  • Als vervuild instrumentarium niet binnen 24 uur wordt gereinigd:
    • spoel zichtbaar vuil op gebruikt instrumentarium direct na gebruik af met kraanwater, of veeg het vuil af (voorreiniging).
    • bewaar het vervuilde instrumentarium in een bewaarvloeistof in een afsluitbare bak of emmer die zelf ook reinigbaar en desinfecteerbaar is.
    • de bewaarvloeistof moet een CE-markering hebben, geschikt zijn voor dit gebruik, een eiwitoplossende werking hebben en mag het instrumentarium niet aantasten. Volg het gebruiksvoorschrift van de fabrikant.
  • Transporteer vervuild instrumentarium vanuit het huis van de patiënt terug naar de praktijk bij voorkeur in een vervoersdoosje, of gebruik een afsluitbare stevige plastic zak of bak. Reinig en desinfecteer deze zak of bak na gebruik, als hij herbruikbaar is.

Zie ook: Detail nr. 31 Bewaren en transporteren van vervuild instrumentarium

volledige-tekst-instrumentarium-voor-eenmalig-gebruik

Instrumentarium voor eenmalig gebruik

Gebruik instrumentarium voor eenmalig gebruik niet opnieuw en niet na de vervaldatum.

Zie ook: Detail nr. 32 Instrumentarium voor eenmalig gebruik

volledige-tekst-reiniging-en-desinfectie-van-ruimten-meubilair-en-voorwerpen

Reiniging en desinfectie van ruimten, meubilair en voorwerpen

volledige-tekst-algemene-uitgangspunten

Algemene uitgangspunten

  • Zorg voor gladde, goed te reinigen en te desinfecteren meubelbekleding en vloeren in de praktijk.
  • Voorzie de behandelkamer van een wasgelegenheid met vloeibare zeep, handdesinfectiemiddel, papieren handdoekjes en een afvalbak zonder handbediende deksel.
  • Voorzie de toiletten van een wasgelegenheid met vloeibare zeep, papieren handdoeken en een afvalbak.
  • Kies voor voorwerpen in de wachtkamer en/of spreekkamer, zoals kinderspeelgoed, voor materiaal dat goed te reinigen en zo nodig goed te desinfecteren is.
volledige-tekst-reiniging-van-ruimten-meubilair-en-voorwerpen

Reiniging van ruimten, meubilair en voorwerpen

  • Reinig ruimten, meubilair en voorwerpen bij morsen van lichaamsvloeistoffen direct, of in ieder geval voor de volgende patiënt, en desinfecteer ze vervolgens (zie Desinfectie van ruimten, meubilair en voorwerpen).
  • Reinig semi-kritische en kritische ruimten dagelijks en reinig niet-kritische ruimten in elk geval wekelijks (zie detail; zie ook Praktische uitwerking).
  • Reinig werkbladen in de onderzoekkamer, behandelkamer en laboratoriumruimte na iedere vuile handeling of voorafgaand aan schoon werken (zie Schoon en steriel werken).
  • Leeg afvalbakken dagelijks.
  • Reinig openbare toiletten minimaal dagelijks en personeelstoiletten minimaal wekelijks (afhankelijk van de intensiteit van het gebruik).
  • Reinig voorwerpen in lauwwarm water met een pH-neutraal reinigingsmiddel of reinig in een (vaat)wasmachine.
  • Droog de voorwerpen na reiniging goed met een schone, droge doek.

Zie ook: Detail nr. 33 Reiniging van ruimten, meubilair en voorwerpen

volledige-tekst-methode

Methode

  • Verwijder eventuele (organische) vervuiling met een papieren doek en reinig daarna vochtig of nat (vloeren). Desinfecteer vervolgens indien er lichaamsvloeistoffen zijn gemorst.
  • Reinig werkbladen met een pH-neutraal reinigingsmiddel.
  • Gebruik voor de dagelijkse reiniging van sanitair een alkalisch reinigingsmiddel. Gebruik voor preventie en verwijdering van kalkaanslag van wasbakken en toiletten een zuur (ontkalkings)middel.
  • Hanteer als werkvolgorde bij schoonmaken: van ‘schoon’ naar ‘vuil’ (bijvoorbeeld eerst de wastafels en het laatst de toiletten) en van ‘hoog’ (bijvoorbeeld bovenop een kast) naar ‘laag’ (bijvoorbeeld een vloer).
  • Onderzoeksbank /behandeltafel:
    • Bij geen contact met de huid van de patiënt (patiënt houdt de kleren aan, handen uitgezonderd): het is niet nodig het oppervlak te reinigen, de bank met papier te bedekken of het papier te vervangen na elke patiënt. Reinig het oppervlak of vervang het papier bij zichtbare vervuiling.
    • Bij contact met de huid van de patiënt (meer dan alleen de handen): reinig het oppervlak na elke patiënt of bedek het oppervlak voor iedere patiënt met een nieuwe laag papier.
    • Bij morsen van lichaamsvloeistoffen: reinig het oppervlak direct en desinfecteer vervolgens (zie Desinfectie ruimten, meubilair en voorwerpen), ongeacht of er papier is gebruikt.
volledige-tekst-desinfectie-van-ruimten-meubilair-en-voorwerpen

Desinfectie van ruimten, meubilair en voorwerpen

Als er op oppervlakken, meubilair of voorwerpen lichaamsvloeistoffen zijn gemorst: reinig de verontreinigde plek direct (voor de volgende patiënt) en desinfecteer vervolgens.

volledige-tekst-methode

Methode

  • Hanteer de gebruiksvoorschriften van het desinfectans. Doseer het desinfectans exact en zorg dat de oppervlakte gedurende de inwerktijd nat blijft om een goede desinfecterende werking te waarborgen.
  • Draag handschoenen bij desinfectie.
  • Gebruik voor desinfectie van kleine oppervlakten alcohol 70% of een ander geschikt desinfectans met virucide werking dat is toegelaten door Ctgb of ECHA. Spoel, nadat de inwerktijd verstreken is, zo nodig na met water om residu te voorkomen.
  • Desinfecteer oppervlakken groter dan 0,5 m2 niet met alcohol vanwege brandgevaar en blootstelling aan alcoholdampen.
  • Desinfecteer grote oppervlakken met een door Ctgb of ECHA toegelaten middel met virucide werking (zoals chloor en waterstofperoxide met perazijnzuur).
  • Zorg bij desinfectie voor voldoende ventilatie.
  • Gebruik voor meubilair, gebruiksvoorwerpen en vloer zo mogelijk materiaal dat bestand is tegen de gangbare desinfectantia en volg de instructie van de fabrikant.
volledige-tekst-onderhoud-en-reiniging-van-het-reinigings-en-desinfectiemateriaal

Onderhoud en reiniging van het reinigings- en desinfectiemateriaal

volledige-tekst-algemene-uitgangspunten

Algemene uitgangspunten

  • Maak een afweging betreffende de noodzaak voor herbruikbare materialen dan wel materialen voor eenmalig gebruik, en het gebruik van milieubelastende middelen.
  • Gebruik schone materialen.
  • Vervang schoonmaakmaterialen en sopwater als deze zichtbaar vuil zijn of na gebruik.
  • Reinig herbruikbaar schoonmaakmateriaal na gebruik en ruim het droog op na de werkzaamheden.
  • Desinfecteer (na reinigen) herbruikbaar schoonmaakmateriaal wanneer dit is bevuild met lichaamsvloeistoffen.
volledige-tekst-methode

Methode

volledige-tekst-borstel-voor-instrumentenreiniging
Borstel voor instrumentenreiniging
  • Gebruik kunststof borstels; houten borstels zijn moeilijk te reinigen.
  • Gebruik de borstel voor instrumentenreiniging uitsluitend voor het reinigen van instrumentarium.
  • Reinig de borstel na gebruik en spoel deze goed af onder de kraan. Droog aan de lucht en berg vervolgens droog op.
  • Bij een borstel waarmee iets is schoongemaakt dat (mogelijk) besmet is geweest met bloed en/of lichaamsvloeistoffen met bloedbijmenging: reinig en desinfecteer de borstel vervolgens. Spoel de borstel, laat hem aan de lucht drogen en berg hem op.
  • Vervang borstels regelmatig, afhankelijk van de mate van gebruik. Vervang de borstel in elk geval indien deze beschadigd lijkt of verontreinigd blijft na reinigen.
volledige-tekst-instrumentenreinigingsbak-en-emmers
Instrumentenreinigingsbak en emmers
  • Gebruik de instrumentenreinigingsbak uitsluitend voor het bewaren en reinigen van instrumentarium.
  • Reinig de instrumentenreinigingsbak na gebruik en spoel deze goed af onder de kraan. Droog de bak met een schone, droge doek en berg deze vervolgens droog op.
  • Indien er ook bakken of emmers gebruikt worden voor andere doeleinden dan instrumentenreiniging, waarbij de bak of emmer in contact komt met lichaamsvloeistoffen (zoals voor het droog verzamelen van gebruikt instrumentarium):
    • reinig de bak/emmer na gebruik en droog deze met een schone, droge doek
    • desinfecteer de bak/emmer vervolgens met een geschikt desinfectans (zie tabel 2); spoel nadat de inwerktijd verstreken is zo nodig na met water om residu te voorkomen
    • berg de bak/emmer droog op
volledige-tekst-sponzen-en-zemen
Sponzen en zemen

Gebruik sponzen en zemen alleen om ramen en spiegels schoon te maken. Spoel ze na gebruik uit en berg ze zo op dat ze goed kunnen drogen.

volledige-tekst-wassen
Wassen
  • Was textiel (zoals linnengoed en schoonmaakmaterialen) op ≥ 60 °C, een standaard wasprogramma met centrifugeren (gebruik geen verkort wasprogramma) met een totaalwasmiddel (geen fijnwasmiddel of wasmiddelen die bestemd zijn voor speciale kleuren).
  • Draai eerst een koud voorwasprogramma als er sprake is van bevuiling met bloed.
  • Gebruik geen wasverzachter bij microvezeldoekjes.
  • Bij wassen op temperaturen van 40-60 °C zijn aanvullende activiteiten noodzakelijk: droog het textiel in een droogtrommel (minimale stand kastdroog) of strijk het textiel (minimale stand 150 °C (warm = wol/polyester/zijde). Gebruik van een droogtrommel en strijken wordt aangeraden omdat de hitte eventueel achtergebleven micro-organismen doodt.
volledige-tekst-stofzuigen
Stofzuigen

Reinig de stofzuiger, inclusief het borstelmondstuk, maandelijks.

volledige-tekst-praktische-uitwerking

Praktische uitwerking

  • Voor informatie over de frequentie en methode van huishoudelijke reiniging en desinfectie zie Voorbeeldwerkafspraak Reiniging en desinfectie ruimtes en inrichtingsaccessoires.
  • Voor middelen voor reiniging en desinfectie, zie Overzicht reinigingsmiddelen en desinfectantia.
volledige-tekst-laboratoriumwerkzaamheden

Laboratoriumwerkzaamheden

volledige-tekst-algemene-voorzorgsmaatregelen

Algemene voorzorgsmaatregelen

  • Voorkom tijdens de laboratoriumwerkzaamheden ieder extern contact met de eigen slijmvliezen door tijdens de laboratoriumwerkzaamheden (zie ook Persoonlijke hygiëne):
    • niet te eten, te drinken of kauwgum te kauwen in de werkruimte
    • geen schrijfgerei in de mond of achter het oor te steken
    • het gezicht (vooral mond, ogen, neus) niet aan te raken
    • lange haren op te steken of vast te binden
    • niet te ruiken aan materialen
  • Draag bij onderzoek van patiëntmateriaal niet-steriele handschoenen, of raak het materiaal niet aan.
  • Zorg dat kleding niet in contact komt met patiëntmaterialen.
  • Berg persoonlijke bezittingen (mobieltjes, mp3-spelers, tassen, sieraden, eigen kleding enzovoort) buiten de werkruimte op.
  • Houd deuren en ramen van de werkruimte tijdens de werkzaamheden gesloten.
  • Bewaar en nuttig geen levensmiddelen en dranken in de ruimte waar laboratoriumwerkzaamheden worden uitgevoerd. Bewaar ook geen levensmiddelen in (koel)kasten waarin patiëntmateriaal is opgeslagen.
  • Scheid schone en vuile werkzaamheden om contaminatie van schone materialen te voorkomen.
  • Voor adviezen over afval met infectierisico, zie Afvalbeheer.

Zie ook: Detail nr. 34 Algemene voorzorgsmaatregelen

volledige-tekst-reiniging-en-desinfectie-laboratorium

Reiniging en desinfectie laboratorium

  • Reinig en desinfecteer de laboratoriumtafel aan het eind van elke werkdag (zie Reiniging en desinfectie van ruimten, meubilair en voorwerpen).
  • Wanneer de laboratoriumtafel tijdens het werk zichtbaar met lichaamsvloeistoffen is verontreinigd: reinig de tafel direct en desinfecteer aansluitend met een geschikt desinfectans (zie tabel 2).
  • Reinig laboratoriummaterialen, zoals glazen centrifugebuisjes, op dezelfde manier als het instrumentarium.
  • Voorkom spatten en aerosolvorming bij lozing op het riool (bijvoorbeeld bij het legen van urinepotjes).
  • Reinig het afvoerpunt dagelijks.
volledige-tekst-infectiepreventief-handelen-in-de-praktijk

Infectiepreventief handelen in de praktijk

volledige-tekst-infectiepreventie-bij-kleine-verrichtingen

Infectiepreventie bij (kleine) verrichtingen

volledige-tekst-schoon-en-steriel-werken

Schoon en steriel werken

volledige-tekst-schoon-werken
Schoon werken

Schoon werken betekent:

  • desinfectie van de huid
  • het gebruik van steriel instrumentarium voor kritisch gebruik (zie tabel 4)
  • het gebruik van schone niet-steriele handschoenen
  • het volgen van een standaardprocedure waarbij de ingreep niet wordt onderbroken
volledige-tekst-steriel-werken
Steriel werken

Steriel werken betekent:

  • desinfectie van de huid
  • het creëren en handhaven van een steriel veld
  • het gebruik van steriele handschoenen (zie Steriele handschoenen)
  • het gebruik van steriel instrumentarium voor kritisch gebruik (zie tabel 4)
  • het volgen van een standaardprocedure waarbij de ingreep niet wordt onderbroken
volledige-tekst-wanneer-schoon-wanneer-steriel
Wanneer schoon, wanneer steriel?

Maak voorafgaand aan een invasieve ingreep een inschatting of steriel werken geïndiceerd is aan de hand van patiëntgebonden factoren en type ingreep. Werk bij invasieve ingrepen minimaal volgens het principe van ‘schoon werken’.

  • Zowel patiëntgebonden factoren als het type ingreep kunnen het risico op een infectie verhogen.
    • Patiëntgebonden factoren zijn bijvoorbeeld hoge leeftijd, comorbiditeit zoals immunosuppressie en diabetes mellitus.
    • Factoren samenhangend met het type ingreep zijn bijvoorbeeld de grootte en diepte van de excisie, locatie van de excisie (oor, neus, onderste extremiteit), excisie van een huidmaligniteit.
    • Andere factoren die de wondgenezing kunnen beïnvloeden zijn bijvoorbeeld perifeer arterieel vaatlijden, neuropathie of gebruik van anticoagulantia.
  • Bij het hechten van een ongecompliceerde snijwond bij een immuuncompetente patiënt volstaat schoon werken.
  • Soms is steriel werken geïndiceerd, maar in de praktijk niet haalbaar. Overweeg dan verwijzing naar de tweede lijn, zeker als het gaat om een electieve ingreep.

Zie ook: Detail nr. 35 Wanneer schoon, wanneer steriel?

volledige-tekst-desinfectie-bij-injecties-en-intraveneuze-toediening

Desinfectie bij injecties en intraveneuze toediening

  • Desinfecteer de huid voorafgaand aan:
    • een intra-articulaire injectie
    • het afnemen van bloed (venapunctie)
    • intraveneuze toediening (bijvoorbeeld een infuus)
  • Huiddesinfectie voorafgaand aan een intramusculaire, subcutane of intradermale injectie is niet nodig. Hiervan kan worden afgeweken, bijvoorbeeld bij een patiënt met een verminderde afweer (zie detail Verminderde afweer).

Zie ook: Detail nr. 36 Desinfectie bij injecties en intraveneuze toediening

volledige-tekst-cryotechniek

Cryotechniek

Doop de wattenstokjes voor het bevriezen van wratten met vloeibare stikstof na contact met de aangedane huid niet nogmaals in de vloeibare stikstof. Virussen zoals HBV, hiv en HPV kunnen in de zeer koude stikstof overleven.

volledige-tekst-elektrocoagulatie

Elektrocoagulatie

  • Laat de aangebrachte alcohol voor aanvang van de ingreep volledig verdampen in verband met brandgevaar.
  • Draag PBM als er een reële kans bestaat op spatten en/of contact met lichaamsvloeistof (zie Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM)).
  • Draag bij elektrocoagulatie van (vermoedelijk) geïnfecteerde laesies (bijvoorbeeld met HPV) een FFP2-ademhalingsbeschermingsmasker.
  • Zorg voor voldoende ventilatie.

Zie ook: Detail nr. 37 Elektrocoagulatie

volledige-tekst-praktische-uitwerking

Praktische uitwerking

Voor infectiepreventieve maatregelen tijdens (kleine) verrichtingen, zoals de keuze van desinfectans, zie Voorbeeldwerkafspraak Infectiepreventie tijdens (kleine) verrichtingen.

volledige-tekst-overige-richtlijnen-voor-kleine-verrichtingen

Overige richtlijnen voor (kleine) verrichtingen

  • Voor aanbevelingen over wondverzorging, zie:
    • NHG-Behandelrichtlijn Traumatische wonden en bijtwonden
    • NVvH-richtlijn Wondzorg bij acute (traumatische en chirurgische) wonden
    • SRI-richtlijn Desinfectie huid en slijmvliezen plus puncties
  • Voor aanbevelingen over blaaskatheterisatie, zie SRI-richtlijn Blaaskatheterisatie
volledige-tekst-preventie-van-accidenteel-bloedcontact

Preventie van accidenteel bloedcontact

Accidenteel bloedcontact is een prik-, snij-, bijt-, of spataccident waarbij bloed of een andere mogelijk met bloed vermengde lichaamsvloeistof van iemand in contact komt met het bloed of slijmvlies van een ander. Bij een prik-, snij-, of bijtincident gebeurt dit door een scherp voorwerp, bij een spataccident komt bloed of een andere, met bloed vermengde lichaamsvloeistof terecht op niet-intacte huid of op slijmvlies van een ander (bijvoorbeeld op het oog).

volledige-tekst-algemene-voorzorgsmaatregelen

Algemene voorzorgsmaatregelen

  • Gebruik, waar van toepassing, PBM (zie Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM)).
  • Voer als werkgever periodiek een risicobeoordeling uit van situaties met scherpe medische hulpmiddelen en voer zo nodig maatregelen in die de kans op een snij- en/of prikaccident zo veel mogelijk verkleinen.
  • Als er kans is op letsel of infectie door een scherp medisch hulpmiddel én als vervanging door een niet-scherp medisch hulpmiddel niet mogelijk is: gebruik een scherp medisch hulpmiddel met een ingebouwd veiligheids- en beschermingsmechanisme.

Zie ook: Detail nr. 38 Algemene voorzorgsmaatregelen

volledige-tekst-naalden

Naalden

  • Gebruik naalden met een ingebouwd veiligheids- en beschermingsmechanisme tegen scherpe letsels.
  • Recappen (doppen op injectienaalden terugzetten) is verboden.
  • Deponeer de naald direct na gebruik in een speciaal voor dit doel ontworpen container (zie Scherp afval).
  • Buig of breek naalden niet en manipuleer ze ook niet op een andere manier, tenzij de fabrikant aangeeft dat deze handelingen veilig kunnen worden uitgevoerd bij dit product. Dit geldt niet alleen voor naalden die gebruikt zijn om bloed af te nemen, maar ook voor naalden die gebruikt zijn voor intramusculaire of subcutane toediening, bijvoorbeeld van insuline.
  • Gebruik bij hechten een naaldvoerder en pincet om perforaties van de handschoenen te voorkomen. Wees alert bij het bevestigen van de naald in de naaldvoerder.

Zie ook: Detail nr. 39 Naalden

volledige-tekst-toedieningspennen-insulinepennen

Toedieningspennen (insulinepennen)

  • Gebruik de toedieningspen patiëntgebonden. Label de toedieningspen met de gegevens van de patiënt. Het reservoir van de pen kan met bloedoverdraagbare pathogenen zijn gecontamineerd.
  • Gebruik voor elke injectie een nieuwe naald. Als iemand anders dan de patiënt zelf de toedieningspen hanteert, gebruik dan zo mogelijk naalden met een veiligheidssysteem.
volledige-tekst-bloedafname

Bloedafname

  • Draai na bloedafname de naald niet van de houder af, maar doe naald en houder in de daarvoor bestemde container (zie Scherp afval).
  • Neem bloed (inclusief bloedkweken) af met behulp van een gesloten afnamesysteem zoals een vacuümsysteem, of gebruik een naaldloos transfersysteem. Draag bij bloedafname handschoenen indien er geen gesloten afnamesysteem beschikbaar is.
volledige-tekst-handelwijze-bij-accidenteel-bloedcontact

Handelwijze bij accidenteel bloedcontact

  • Druk de wond direct goed uit zodat een goede bloeding van de wond ontstaat en spoel vervolgens de wond met kraanwater uit onder een flink stromende kraan of met fysiologisch zout. Desinfecteer hierna de wond met een huiddesinfectans.
  • Bij besmetting van de slijmvliezen: spoel direct en zo goed mogelijk met kraanwater uit onder een flink stromende kraan of met fysiologisch zout. Of gebruik een oogdouche (indien van toepassing).
  • Bij besmetting van de mond: het spoelsel uitspugen en niet doorslikken.
volledige-tekst-afhandeling-van-een-accidenteel-bloedcontact

Afhandeling van een accidenteel bloedcontact

Maak als werkgever afspraken over de verdere afhandeling van een accidenteel bloedcontact, bijvoorbeeld via de bedrijfsarts, de GGD, het regionale ziekenhuis of een andere onafhankelijke organisatie.

Zie ook: Detail nr. 40 Afhandeling van een accidenteel bloedcontact

volledige-tekst-praktische-uitwerking

Praktische uitwerking

  • Voor meer informatie over veilige naaldsystemen zie Achtergrondinformatie veilige naaldsystemen.
  • Voor de handelswijze bij accidenteel bloedcontact zie Voorbeeldprotocol Accidenteel bloedcontact.
volledige-tekst-immuun-en-vaccinatiestatus-zorgverlener

Immuun- en vaccinatiestatus zorgverlener

volledige-tekst-verplichtingen-van-de-werkgever

Verplichtingen van de werkgever

  • Voer als werkgever een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) uit met betrekking tot de risico’s van biologische agentia voor het personeel. Dit is een wettelijke verplichting. De immuun- en vaccinatiestatus van personeel is daar onderdeel van.
  • Bied indien nodig aanvullende vaccinatie aan. Het staat de werknemer vrij deze wel of niet te accepteren.
  • Tref zo nodig aanvullende maatregelen bij uitbraken of (mogelijk) contact met infectieziekten.
  • Alleen een onafhankelijke derde partij, zoals een arbodienst, mag gezondheidsgegevens (onder andere vaccinatiestatus) van medewerkers registreren. In verband met de wet Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) mogen werkgevers dit niet.
  • Een arbodienst/bedrijfsarts kan adviseren over aanvullende diagnostiek of vaccinaties bij werknemers met een verhoogd risico op (een ernstig beloop van) infecties, inclusief zwangere werknemers of werknemers met een zwangerschapswens.

Zie ook: Detail nr. 41 Verplichtingen van de werkgever

volledige-tekst-beleid-ten-aanzien-van-hepatitis-b-hbv

Beleid ten aanzien van hepatitis B (HBV)

  • De werkgever heeft de wettelijke verplichting om HBV-vaccinatie aan te bieden aan alle zorgmedewerkers (inclusief stagiaires) die risicolopers en risicovormers zijn.
    • Risicolopers: werknemers of personen die door hun werkzaamheden of gedrag risico kunnen lopen op een infectie met HBV
    • Risicovormers: werknemers in de gezondheidszorg die door de handelingen die ze verrichten een patiënt zouden kunnen besmetten indien zij zelf geïnfecteerd zijn met HBV
  • Huisartsen en praktijkmedewerkers zijn risicolopers voor HBV. Er geldt geen wettelijke vaccinatieplicht en ook geen wettelijke registratieplicht van de immuunstatus.
  • Verloskundigen zijn risicovormers voor HBV, omdat zij risicohandelingen verrichten (handelingen waarbij de kans op bloed-bloedcontact tussen gezondheidszorgwerker en patiënt groot is). Voor risicovormers geldt een wettelijke vaccinatie- en registratieplicht.
  • Voor verder beleid inzake HBV-vaccinatie van zorgverleners, zie detail.
volledige-tekst-meldingsplichtige-infectieziekten

Meldingsplichtige infectieziekten

Meld infectieziekten die behoren tot categorie A, B1, B2 en C bij de GGD. Ook als het laboratorium heeft gemeld, heeft de arts meldingsplicht en vice versa.

Zie ook: Detail nr. 42 Meldingsplichtige infectieziekten

volledige-tekst-infecties-bij-de-zorgverlener

Infecties bij de zorgverlener

  • Maak bij een infectie bij de zorgverlener zelf een risico-inschatting en neem zo nodig aanvullende maatregelen om besmetting van patiënten en collega’s te voorkomen:
    • overweeg om geen patiënten te behandelen
    • overweeg contact te vermijden met immuungecompromitteerde patiënten en pasgeborenen
    • draag bij klachten van een luchtweginfectie continu (minimaal) een chirurgisch mond-neusmasker type IIR om overdracht van micro-organismen naar de patiënt te voorkomen
    • overweeg het gebruik van PBM bij overige infecties
    • overweeg bij twijfel contact op met te nemen de arbodienst
  • Pas de algemeen gebruikelijke hygiënemaatregelen toe zoals persoonlijke hygiëne en handhygiëne
  • Verwijder oorbellen en zichtbare piercings bij ontsteking van de insteekplaats en dek een ontstoken insteekplaats af met een niet-vochtdoorlatende pleister.

Zie ook: Detail nr. 43 Infecties bij de zorgverlener

volledige-tekst-afvalbeheer

Afvalbeheer

volledige-tekst-afval-met-infectierisico

Afval met infectierisico

volledige-tekst-scherp-afval

Scherp afval

  • Scherp afval (naalden, mesjes, objectglaasjes) heeft een verhoogd infectierisico, ook als het materiaal niet in contact is geweest met bloed of andere lichaamsvloeistoffen.
  • Gebruik voor het bewaren en afvoeren naaldcontainers die voldoen aan de normen NEN-EN ISO 23907-1 of NEN-EN-ISO 23907-2.
  • Voer volle naaldcontainers af door ze in te leveren bij een erkende inzamelaar die op de lijst van vervoerders, inzamelaars, handelaars of bemiddelaars van afvalstoffen (VIHB-lijst) staat.
  • Zorg voor ruim voldoende naaldcontainers en let erop dat ze binnen handbereik zijn (zowel binnen als buiten de praktijk).
  • Vervang naaldcontainers als ze zijn gevuld tot aan de lijn die op iedere naaldcontainer is aangebracht.

Zie ook: Detail nr. 44 Scherp afval

volledige-tekst-overig-afval-met-infectierisico

Overig afval met infectierisico

  • Dit betreft:
    • afval dat meer dan een minimale hoeveelheid niet-opgedroogd bloed of andere lichaamsvochten bevat
    • kweekmaterialen, zoals positieve dipslides
  • Voer afval met infectierisico af in containers die voldoen aan de UN-keureisen (UN-code 3291).
  • Bij sommige zeer ernstige infectieziekten gelden andere adviezen dan hieronder beschreven (zie (Vermoeden van) zeer ernstige infectieziekte).
volledige-tekst-overig-afval-van-patintenzorg

Overig afval van patiëntenzorg

Voer overig afval van patiëntenzorg af met het overig bedrijfsafval. Dit mag alleen als bloed of andere lichaamsvochten zijn opgedroogd of volledig geabsorbeerd (bijvoorbeeld verband of celstof onderleggers).

volledige-tekst-praktische-uitwerking

Praktische uitwerking

Voor een procedurebeschrijving voor het behandelen en afvoeren van de verschillende afvalstromen binnen een praktijk, zie Voorbeeldprocedure Afvalbeheer huisartsenvoorzieningen en de daarbij behorende bijlagen:

  • Categorie A ADR-lijst
  • NHG-Praktijkkaart Stroomschema Afvalbeheer Huisartsenpraktijk
  • Afvalstromen in de huisartsenpraktijk
volledige-tekst-verloskundige-handelingen

Verloskundige handelingen

volledige-tekst-steriele-versus-niet-steriele-handschoenen

Steriele versus niet-steriele handschoenen

  • Pas correcte handhygiëne toe alvorens handschoenen aan te doen (zie Handhygiëne).
  • Voor steriel of schoon werken, zie Schoon werken en steriel werken.
volledige-tekst-vaginaal-toucher

Vaginaal toucher

  • Gebruik niet-steriele (wel schoon bewaarde) handschoenen bij een vaginaal toucher bij intacte vliezen.
  • Gebruik niet-steriele (wel schoon bewaarde) handschoenen bij een vaginaal toucher bij gebroken vliezen waarvan je verwacht dat de geboorte niet lang op zich zal laten wachten.
  • Gebruik steriele handschoenen bij een vaginaal toucher bij langdurig gebroken vliezen zonder weeën.
  • Beperk het aantal vaginale touchers bij een zwangere in partus.

Zie ook: Detail nr. 45 Vaginaal toucher

volledige-tekst-partus

Partus

Gebruik niet-steriele (wel schoon bewaarde) handschoenen bij het ontwikkelen van het kind tijdens de partus.

Zie ook: Detail nr. 46 Partus

volledige-tekst-plaatsen-van-een-episiotomie

Plaatsen van een episiotomie

Gebruik niet-steriele (wel schoon bewaarde) handschoenen bij het plaatsen van een episiotomie.

Zie ook: Detail nr. 47 Plaatsen van een episiotomie

volledige-tekst-inspectie-van-vaginaal-bloedverlies

Inspectie van vaginaal bloedverlies

Gebruik niet-steriele (wel schoon bewaarde) handschoenen bij inspectie van vaginaal bloedverlies waarbij de labia gespreid moeten worden.

Zie ook: Detail nr. 48 Inspectie van vaginaal bloedverlies

volledige-tekst-onthechten-van-een-ruptuur-of-episiotomie

(Ont)hechten van een ruptuur of episiotomie

Gebruik niet-steriele (wel schoon bewaarde) handschoenen bij het (ont)hechten van een ongecompliceerde ruptuur of episiotomie.

Zie ook: Detail nr. 49 (Ont)hechten van een ruptuur of episiotomie

volledige-tekst-desinfectie-bij-het-onthechten-van-een-ruptuur-of-episiotomie

Desinfectie bij het (ont)hechten van een ruptuur of episiotomie

  • Desinfectie van het wondoppervlak voorafgaand aan het hechten van een ruptuur of episiotomie wordt niet aangeraden.
  • Overweeg het wondoppervlak schoon te maken met schoon water om overzicht te bewaren.

Zie ook: Detail nr. 50 Desinfectie bij het (ont)hechten van een ruptuur of episiotomie

volledige-tekst-infectiepreventie-tijdens-een-badbevalling

Infectiepreventie tijdens een badbevalling

  • Pas correcte handhygiëne toe (zie Handhygiëne).
  • Controleer je handen op wondjes. Gebruik waar nodig niet-vochtdoorlatende pleisters bij kleine wonden.
  • Kom met je handen zo min mogelijk in het water tijdens het begeleiden van een badbevalling.
  • Gebruik de wegwerphoes en wegwerpzeef die worden meegeleverd bij het gebruik van een uitleenbaar bevalbad.

Zie ook: Detail nr. 51 Infectiepreventie tijdens een badbevalling

volledige-tekst-gezichtsbeschermers-tijdens-een-partus-in-de-eerste-lijn

Gezichtsbeschermers tijdens een partus in de eerste lijn

Maak een risico-inschatting of het nodig is om tijdens de partus gezichtsbeschermers te gebruiken (zie Persoonlijke beschermingsmiddelen).

Zie ook: Detail nr. 52 Gezichtsbeschermers tijdens een partus in de eerste lijn

volledige-tekst-reiniging-van-medische-hulpmiddelen

Reiniging van medische hulpmiddelen

  • Voor de adviezen over reiniging van herbruikbaar niet-kritisch instrumentarium, zoals echotoestel, aspiratiemateriaal en aspiratietoestel, kolfset en unstermandje, zie Reiniging en desinfectie of sterilisatie van herbruikbaar instrumentarium.
  • Reinig de thermometer met water en zeep, laat hem drogen en desinfecteer hem vervolgens door hem gedurende > 30 seconden in te wrijven met in alcohol 70% (of ander toegelaten desinfectiemiddel, zie tabel 2) gedrenkte watten.
volledige-tekst-opvangen-vruchtwater-en-bloed

Opvangen vruchtwater en bloed

Dek het gebied waar bloed en/of vruchtwater terecht kan komen af met een celstof matje of ander vochtabsorberend, niet-doorlatend materiaal.

volledige-tekst-placenta-afvoerbeleid

Placenta-afvoerbeleid

Placenta’s geboren in de thuissituatie kunnen worden afgevoerd met het huishoudelijk afval. Verpak de placenta in een stevige (of dubbele) plastic zak en deponeer deze in de vuilcontainer voor restafval.

Zie ook: Detail nr. 53 Placenta-afvoerbeleid

Detail nr. 1 Scope

Scope

De principes van infectiepreventie en -bestrijding en de geadviseerde voorzorgsmaatregelen zijn voor de gehele gezondheidszorg vergelijkbaar. De tweede lijn kent diverse richtlijnen voor infectiepreventie, de zogeheten Werkgroep Infectie Preventie (WIP)-richtlijnen. Momenteel worden deze richtlijnen herzien door het Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie (SRI). De SRI-richtlijnen zijn gericht op de medisch-specialistische zorg, de langdurige zorg en de publieke gezondheidszorg. De WIP-richtlijnen vervallen zodra een SRI-richtlijn over hetzelfde onderwerp gepubliceerd is.
De werkwijze en praktijkvoering in de tweede lijn, in de langdurige zorg en in de publieke gezondheidszorg zijn echter anders dan in de eerste lijn. De WIP publiceerde in 2004 een aparte richtlijn voor de eerste lijn: de richtlijn Infectiepreventie in de huisartsenpraktijk. Deze richtlijn is in 2009 herzien. In 2004 verscheen ook de richtlijn Hygiëne en infectiepreventie in de eerstelijns verloskundige praktijk van de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV). De KNOV, de Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM), de Werkgroep Infectie Preventie (WIP) en het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) hebben de richtlijnen voor huisartsen en verloskundigen samengevoegd en waar nodig herzien; in mei 2017 is de richtlijn infectiepreventie in de huisartsen- en verloskundigenpraktijk gepubliceerd. Deze richtlijn is in 2025 opnieuw herzien.
De richtlijn Infectiepreventie in de huisartsen- en verloskundigenpraktijk geeft aan welke maatregelen bij ieder patiëntencontact nodig zijn en in welke situaties aanvullende maatregelen relevant zijn. De richtlijn is in lijn met de Nederlandse wet- en regelgeving en sluit zo veel mogelijk aan op de relevante SRI-richtlijnen en de nog geldende WIP-richtlijnen, waaronder de volgende SRI-richtlijnen: Handhygiëne & persoonlijke hygiëne medewerker, Persoonlijke beschermingsmiddelen, Reiniging, desinfectie en sterilisatie (herbruikbare) medische hulpmiddelen, Reiniging en desinfectie van ruimten, Accidenteel bloedcontact en Desinfectie huid en slijmvliezen plus puncties. Bij de formulering van de aanbevelingen is rekening gehouden met de praktische haalbaarheid en de specifieke situatie in de eerste lijn wat betreft het risico op infectie voor patiënt of zorgverlener.
In 2017 is een aparte set minimumnormen vastgesteld voor de huisartsen- en verloskundigenpraktijk. Deze set minimumnormen is bij de herziening opnieuw bekeken en op enkele kleine punten aangepast, zodat deze kloppend is met de huidige richtlijn. De set minimumnormen geldt na de huidige herziening nog steeds.

Detail nr. 2 Maatregelen die de overdracht van micro-organismen voorkomen

Maatregelen die de overdracht van micro-organismen voorkomen

Bij infectiepreventie is het voorzorgsprincipe van belang. Het voorzorgsprincipe is een ingreep of maatregel om ernstige of onomkeerbare schade te voorkomen, ook als er geen wetenschappelijke onderbouwing bestaat over de precieze toekomstige schade. Om te komen tot maatregelen om de kans op overdracht van micro-organismen zo klein mogelijk te houden, gaat de werkgroep bij het opstellen van de aanbevelingen in deze richtlijn naast het voorzorgsprincipe uit van het ALARA-principe (As Low As Reasonably Achievable). Bij het ALARA-principe wordt voor de interventie gekozen waarbij de (infectie)risico’s voor mensen en de belasting van het milieu zoveel als redelijkerwijs mogelijk is beperkt worden.1

Detail nr. 3 Wetten, normen en regelgeving

Wetten, normen en regelgeving

Op deze richtlijn is wet- en regelgeving van toepassing over arbeidsomstandigheden, persoonlijke beschermingsmiddelen, medische hulpmiddelen, desinfectantia en afvoer van afval.

Arbeidsomstandigheden

Zie Detail Arbowetgeving.

Persoonlijke beschermingsmiddelen en medische hulpmiddelen

  • Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) vallen onder de Europese Verordening Persoonlijke beschermingsmiddelen (EU) 2016/425. PBM hebben tot doel de gebruiker te beschermen tegen mogelijke gezondheids- en/of veiligheidsrisico’s. De Europese Verordening bepaalt de vereisten voor de PBM. PBM die in de huisartsenpraktijk gebruikt worden, vallen daarnaast vaak ook onder de Europese Verordening Medische hulpmiddelen, omdat zij niet alleen de gebruiker beschermen maar ook de patiënt.
  • Medische hulpmiddelen vallen onder de Europese Verordening Medische hulpmiddelen (EU) 2017/745. Een medisch hulpmiddel is onder andere bestemd voor diagnostiek, preventie, controle en behandeling van ziekte. Medische hulpmiddelen die voldoen aan de verordening mogen een CE-markering aanbrengen. Een CE-markering geeft aan dat een product volgens de fabrikant aan alle EU-eisen voldoet qua veiligheid, gezondheid en milieubescherming. Er wordt een indeling gemaakt van de risico’s die de gebruiker van deze producten loopt. Het risico wordt uitgedrukt in 3 categorieën, waarbij categorie III geldt voor producten met het hoogste risico. Medische hulpmiddelen met risicoclassificatie IIa of hoger moet de fabrikant laten onderzoeken door een bevoegde particuliere (keurings)instantie (notified body). De CE-markering wordt gevolgd door een viercijferig nummer; de 4 cijfers verwijzen naar de keuringsinstantie.
  • Vanuit beide verordeningen geldt dat een persoonlijk beschermingsmiddel en medisch hulpmiddel alleen verhandeld mag worden in de Europese Unie wanneer het een CE-markering heeft. De afkorting CE staat voor Conformité Européenne. Wanneer de producten voldoen aan de verordening, mag de marktdeelnemer (fabrikant, handelaar of importeur) een CE-markering op het product aanbrengen. De CE-markering staat op het PBM of medisch hulpmiddel zelf, of als dat niet mogelijk is op de verpakking of in begeleidende documenten.

Reinigings- en desinfectiemiddelen voor medische hulpmiddelen

  • Reinigings- en desinfectiemiddelen voor medische hulpmiddelen, zoals instrumentarium, vallen ook onder de Europese Verordening Medische hulpmiddelen en moeten derhalve ook een CE-markering hebben.
  • Conform de Europese Verordening Medische hulpmiddelen is de fabrikant verplicht om een gevalideerd reinigingsvoorschrift te leveren bij alle instrumenten die voor hergebruik geschikt zijn. Dit reinigingsvoorschrift moet duidelijke aanwijzingen geven voor een handmatig of machinaal uit te voeren reiniging.1

Desinfectantia voor oppervlakken en handhygiëne

De Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden regelt de toelating, het op de markt brengen en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Wanneer het desinfectiemiddel wordt gebruikt voor desinfectie van oppervlakken zoals vloeren en meubilair, dan moet het zijn getest door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) dat beoordeelt of gewasbeschermingsmiddelen en biociden veilig zijn voor mens, dier en milieu voordat ze worden verkocht. Na toelating op de Nederlandse markt heeft het een N-nummer. Toelating door het Ctgb of ECHA geldt ook voor handdesinfectans (voor handhygiëne) en voor desinfectiemiddelen voor oppervlakten.

Desinfectans voor huiddesinfectie

Begrippen:

  • De Geneesmiddelenwet regelt de productie, het in de handel brengen en de distributie van geneesmiddelen. Alleen apothekers, apotheekhoudende huisartsen en daartoe aangewezen personen en instanties mogen geneesmiddelen aan patiënten verstrekken.
  • Desinfectans of ontsmettingsmiddel: een chemisch product waarmee kan worden gedesinfecteerd en dat ten minste in staat is vegetatieve bacteriën irreversibel te inactiveren binnen de daarvoor gestelde randvoorwaarden
  • Huiddesinfectie: desinfectie voorafgaand aan doorbreken van de huid of op slijmvlies
    Een desinfectans voor huiddesinfectie dat voldoet aan de Geneesmiddelenwet is te herkennen aan een RvG-nummer (Register Verpakte Geneesmiddelen).

Afvoer van afval

Het afvalbeleid in Nederland is geregeld in het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP3). LAP3 is de derde versie van het afvalbeheerplan, geldig sinds 2017. LAP3 is nader uitgewerkt in sectorplannen 1-84, die betrekking hebben op specifieke afvalstromen. Sectorplan 19 gaat over afval van gezondheidszorg bij mens of dier en is van toepassing op ‘afval dat vrijkomt bij verloskundige zorg en de diagnose, behandeling of preventie van ziekten bij de mens of dier en/of verwant onderzoek’. Bij de uitwerking van het LAP3 in de sectorplannen worden de Euralcodes gebruikt. Zie verder Afvalbeheer.

Normen en eisen

NEN is de afkorting voor Nederlandse Norm. Deze norm wordt vastgesteld door het Koninklijk Nederlands Normalisatie Instituut (NEN). NEN beheert de in Nederland aanvaarde internationale (ISO, IEC), Europese (EN) en nationale normen (NEN).
Een norm is een vrijwillige afspraak tussen partijen over een product, dienst of proces. In tabel 1 staat welke normen van toepassing zijn op deze richtlijn. Voorbeelden van persoonlijke beschermingsmiddelen waarvoor geen NEN beschikbaar is, zijn beschermende hoofdbedekking en overschoenen.
 

Detail nr. 4 Arbeidsomstandigheden

Arbowetgeving

Regelgeving

De regelgeving op het gebied van arbeidsomstandigheden is vastgelegd in verschillende wetten.

  • Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet): deze kaderwet beschrijft de algemene rechten en plichten van werkgevers en werknemers met betrekking tot arbeidsomstandighedenbeleid.
  • Arbeidsomstandighedenbesluit (Arbobesluit): dit besluit bevat de uitwerkingen (regels) van de Arbowet waar de werkgever en de werknemer zich aan moeten houden. In het Arbobesluit zijn regels opgenomen voor het werken met biologische agentia (hoofdstuk 4) en over persoonlijke beschermingsmiddelen (hoofdstuk 8).
  • Europese richtlijn Prikaccidenten (2010/32/EU): Europese richtlijn die werkgevers van alle lidstaten verplicht om hun medewerkers te beschermen tegen prikaccidenten, onder andere door het gebruik van veilige medische hulpmiddelen zoals veilige naaldsystemen en een verbod op recappen.

Verplichtingen van de werkgever

  • Het algemene uitgangspunt is dat een werkgever een zorgplicht heeft voor de werknemer. Deze zorgplicht is vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek Artikel 7:658. In de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet), het Arbeidsomstandighedenbesluit (Arbobesluit) en de Arboregelingen is dit verder uitgewerkt.
  • Iedere werkgever is volgens de Arbowet verplicht om een arbobeleid te voeren, dat is gericht op zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden. Onderdeel van dit arbobeleid is het opstellen van een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E). In artikel 5 van de Arbowet staat een aantal algemene verplichtingen voor het opstellen van de RI&E.
  • Een RI&E bestaat uit een aantal vaste onderdelen, waaronder een inventarisatie van de aanwezige risico’s op het gebied van veiligheid en gezondheid, en van de al genomen maatregelen. De werkgever maakt met behulp van de RI&E een inschatting aan welke risico’s een medewerker blootgesteld wordt op basis van handelingen en de patiëntenpopulatie/omgeving waar de medewerker werkzaam is.
  • Voor de RI&E moet een werkgever onder meer de blootstelling aan biologische agentia beoordelen.

Biologische agentia en infectierisico’s

  • Biologische agentia zijn te onderscheiden in levende en niet-levende biologische agentia.
  • In de huisartsen- en verloskundigenpraktijk wordt er met levende biologische agentia gewerkt en moet een aanvullende RI&E (Arbobesluit 4.85) worden opgesteld. In artikel 4.86 wordt verder onderscheid gemaakt in ‘gericht werken’ en ‘werk waarin een gerede kans op blootstelling aanwezig is’. In de huisartsen- en verloskundigenpraktijk is er sprake van ‘werk waarin een gerede kans op blootstelling aanwezig is’ aan levende biologische agentia en volgen de verdere verplichtingen uit lid 2 van artikel 4.86 van het Arbobesluit.
  • Praktisch houdt dit in dat de werkgever in een huisartsen- of verloskundigenpraktijk beleid moet voeren ten aanzien van biologische agentia en infectierisico’s. Dit betreft het maken en controleren van beleid op de volgende punten:
    • een beschrijving van risico’s voor de gezondheid van de medewerkers en te treffen beschermende maatregelen, ook voor risicogroepen (zoals zwangeren, medewerkers met een zwangerschapswens en jeugdigen) en voor situaties waarbij er sprake is van (risico op) epidemieën of verspreiding van ernstige besmettelijke ziekten
    • persoonlijke hygiëne, handhygiëne, PBM en schoonhouden van werkruimte en materialen
    • accidenteel bloedcontact (prik-, bijt-, snij- of spatincident) of contact met andere lichaamsvloeistoffen
    • voorlichting en instructie van de medewerkers met betrekking tot risico’s en de vereiste maatregelen om die risico’s tegen te gaan (voor de eisen aan deze voorlichting en instructie, zie Arbocatalogus van de SSFH)
    • de immuun- en vaccinatiestatus van de medewerkers (zie Detail Immuun- en vaccinatiestatus)
    • de mogelijkheid voor arbeidsgezondheidskundig onderzoek/-advies van bedrijfsarts
  • Zie voor meer informatie onder andere de Arbocatalogus voor de huisartsenzorg (SSFH) en het Arboportaal (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid).

Risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E)

  • De Stichting Sociaal Fonds Huisartsenzorg (SSFH) stelt de RI&E huisartsenzorg beschikbaar.
  • Organisaties met ≥ 25 werknemers moeten de RI&E nadat ze deze hebben opgesteld, laten toetsen door een arbo-kerndeskundige.
  • Werkgevers met < 25 werknemers hebben vrijstelling van deze toetsing, mits ze dit instrument gebruiken en volledig invullen.
  • Het kan raadzaam zijn om in specifieke gevallen een arbodienst of bedrijfsarts om advies te vragen, bijvoorbeeld voor:
    • werknemers met (risicofactoren voor) eczeem/huidafwijkingen, waardoor bijvoorbeeld het toepassen van handhygiëne een probleem kan zijn
    • een infectieuze aandoening of dragerschap bij de medewerker die tot gezondheidsschade bij anderen (patiënten) kan leiden
    • werknemers met een verhoogd risico op gezondheidsschade (zoals immuungecompromitteerden of zwangeren)
    • vragen of problemen rondom vaccinaties

Definities

  • Met ‘medewerkers in de huisartsen- of verloskundigenpraktijk’ worden bedoeld: (huis)artsen, verloskundigen, ondersteunend personeel en eventuele stagiaires in de huisartsen- en verloskundigenpraktijk, die patiëntgebonden werkzaamheden verrichten.
  • Voor arboverplichtingen voor zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers), wordt verwezen naar het Arboportaal zzp’ers.

Detail nr. 5 Persoonlijke hygiëne

Persoonlijke hygiëne

De aanbevelingen voor persoonlijke hygiëne zijn voornamelijk gebaseerd op de SRI-Richtlijn Handhygiëne en persoonlijke hygiëne medewerker.2  De SRI richtlijn is primair bestemd voor iedereen die werkzaam is in de zorgdomeinen medisch specialistische zorg, langdurige zorg en publieke gezondheidszorg.
Mogelijke bronnen van de overdracht van micro-organismen zijn bijvoorbeeld lange nagels en kunstnagels, sieraden, gebruikte zakdoeken en multimedia-apparatuur.
De situatie in de eerste lijn is echter anders dan in de genoemde zorgdomeinen:

  • in de praktijk werken huisartsen in hun eigen dagelijkse kleding en wordt geen dienstkleding gedragen, zoals in het ziekenhuis
  • huisartsen en verloskundigen werken niet alleen binnen de muren van de eigen praktijk, maar leggen bijvoorbeeld ook visites af buiten de praktijk (extramuraal)
  • de populatie in de eerste lijn verschilt van de populatie in de tweede lijn; op het spreekuur worden in de eerste lijn minder vaak patiënten met ernstige besmettelijke aandoeningen gezien dan in de tweede lijn

Daarom heeft de werkgroep de aanbevelingen uit de SRI-Richtlijn Handhygiëne en persoonlijke hygiëne medewerker op basis van praktische overwegingen op een aantal punten afgezwakt (onder andere het dragen van werkkleding waarbij de onderarmen onbedekt blijven en het dragen van een polshorloge).

Detail nr. 6 Kleding

Kleding

(Werk)kleding waarbij de onderarmen onbedekt blijven, heeft de voorkeur bij patiëntgebonden contact omdat handhygiëne beter uitvoerbaar is en lange mouwen makkelijk gecontamineerd kunnen raken met (pathogene) micro-organismen door contact met (de omgeving van) de patiënt.
Het lijkt echter niet haalbaar om in alle situaties (in én buiten de praktijk), onafhankelijk van de aard van het consult, met korte mouwen te werken. Draag in elk geval (werk)kleding met korte mouwen tijdens het verrichten van ingrepen waarbij huid of slijmvliezen worden doorbroken of tijdens verloskundige handelingen. In deze 2 situaties is het noodzakelijk vooraf de handen en onderarmen goed te reinigen. Met korte mouwen wordt ook opgerolde mouwen bedoeld.
Draag kleding die goed te wassen/reinigen is (bijvoorbeeld van gladde stof), draag de kleding gesloten en verschoon de kleding bij zichtbare verontreiniging. Zorg dat de kleding, waaronder ook bijvoorbeeld een sjaal of een vest, tijdens de uitvoering van de werkzaamheden niet in contact kan komen met de patiënt.

Detail nr. 7 Sieraden

Sieraden

De SRI-richtlijn Handhygiëne en persoonlijke hygiëne medewerker adviseert om geen sieraden, accessoires of (medische) hulpmiddelen aan handen en onderarmen te dragen. Voorbeelden zijn: ringen, armbanden, polshorloges/smartwatches, piercings, braces, spalken, kousen, gips, silversplints enzovoort.2  Deze sieraden of accessoires belemmeren het toepassen van goede handhygiëne.
In de eerste lijn worden polshorloges/smartwatches echter regelmatig gebruikt als diagnostisch hulpmiddel, bijvoorbeeld om de pols- of ademhalingsfrequentie te tellen. In een spreekkamer kan een wandklok met secondewijzer een alternatief zijn voor een polshorloge, maar bij het verlenen van eerste hulp op straat of bij het afleggen van een huisvisite is dit niet altijd voorhanden.
Er is dan ook voor gekozen om de aanbeveling over het dragen van een polshorloge/smartwatch af te zwakken.

  • Sieraden, accessoires of (medische) hulpmiddelen aan de handen en onderarmen worden afgeraden, met uitzondering van polshorloges/smartwatches. Deze kunnen gedragen worden als dit nodig is voor diagnostische doeleinden.
  • Polshorloges/smartwatches worden afgeraden bij invasieve ingrepen of verloskundige handelingen. Vooral bij ingrepen waarbij de huid of de slijmvliezen doorbroken worden en tijdens verloskundige handelingen is het noodzakelijk vooraf de handen en onderarmen goed te reinigen. Dit kan niet als de handen en/of de onderarmen met een polshorloge/smartwatch zijn bedekt.

Detail nr. 8 Eten, drinken en roken

Eten, drinken en roken

Er wordt geadviseerd om niet te eten of te drinken in het deel van de ruimte waar onderzoek en behandeling plaatsvindt. Drinken aan de spreekkamertafel valt hier bijvoorbeeld niet onder. Daarnaast wordt aanbevolen om niet te eten of te drinken in de ruimte waar instrumenten worden gereinigd, gedesinfecteerd of gesteriliseerd of waar met patiëntmateriaal wordt gewerkt (vaak betreft het dan het laboratorium).
In Nederland geldt een rookverbod voor binnenruimten van gebouwen voor gezondheidszorg, welzijn en maatschappelijke dienstverlening, zie Rookverbod: waar mag niet gerookt worden? | Roken en tabak | NVWA.

Detail nr. 9 Multimedia

Multimedia

Multimedia-apparatuur (telefoons, tablet, toetsenborden, inloggers enzovoort) kan gecontamineerd worden met micro-organismen die vervolgens via de handen overgedragen kunnen worden. Het gebruik van multimedia-apparatuur moet worden gezien als het beëindigen en, indien van toepassing, het opnieuw aangaan van handcontact met de patiënt.

Detail nr. 10 Handhygiëne

Handhygiëne

Achtergrond

  • De huid is opgebouwd uit verschillende lagen, met in iedere laag micro-organismen. Micro-organismen zijn grofweg te verdelen in:
    • residente micro-organismen, oftewel blijvende flora
    • transiënte micro-organismen, oftewel tijdelijke flora
  • Tot de residente flora behoren de micro-organismen in de diepere huidlagen. Deze micro-organismen zijn bijna niet uit de diepere huidlagen te verwijderen. Over het algemeen zijn residente micro-organismen weinig pathogeen.
  • Tot de transiënte flora behoren de micro-organismen die boven op de huid zitten en die daar gekomen zijn door contact met andere mensen of met voorwerpen en dergelijke. Deze micro-organismen zijn gemakkelijk te verwijderen door het reinigen van de handen met water en zeep. Micro-organismen afkomstig van zieke mensen zijn vaak pathogeen.

Momenten en methoden handhygiëne

  • De handen zijn een belangrijke besmettingsweg. Handhygiëne is een van de belangrijkste maatregelen om overdracht van micro-organismen naar (andere) personen, lichaamsdelen of voorwerpen (en vice versa) te voorkomen.
  • De WHO heeft 5 momenten geformuleerd waarop handhygiëne moet worden toegepast:
    • vóór fysiek contact met een patiënt
    • vóór een schone of aseptische procedure
    • na (mogelijk) contact met lichaamsmaterialen en -vloeistoffen
    • na fysiek contact met een patiënt
    • na fysiek contact met de omgeving van de patiënt
  • Praktische voorbeelden van momenten van handhygiëne zijn:
    • vóór kleine ingrepen waarbij huid- en/of slijmvliesbarrière is of wordt doorbroken
    • vóór wondbehandeling of -verzorging
    • na lichamelijk onderzoek
    • na het uittrekken van handschoenen
  • Handen schudden wordt niet gezien als medische handeling. De bovenstaande 5 momenten om handhygiëne toe te passen volstaan.
  • Handhygiëne kan plaatsvinden op 2 manieren:
    • handreiniging met water en zeep
    • handdesinfectie door de handen in te wrijven met handdesinfectiemiddel

Overwegingen

Duurzaamheid van handhygiënemiddelen
De milieueffecten van handreiniging en handdesinfectie zijn tijdens de COVID-19-pandemie in Groot-Brittannië gedurende 1 jaar in kaart gebracht door middel van een levenscyclusanalyse (LCA). Hierbij werd het wassen van de handen met water en zeep vergeleken met het gebruik van handdesinfecterende middelen (zowel op ethanol als op isopropanol gebaseerde ontsmettingsmiddelen). Bij de vergelijking bleek dat handdesinfectiemiddelen op basis van isopropanol een lagere milieu-impact hadden. Geen enkel middel was echter ideaal: isopropanol vergde een groter gebruik van fossiele brandstoffen dan ethanol. Concluderend beschrijft deze LCA dat handdesinfectie een lagere milieuimpact heeft dan het wassen van de handen met water en zeep, en dat meer onderzoek nodig is om en bepaald handdesinfectiemiddel aan te kunnen bevelen.3

Overige overwegingen

  • Een handdesinfectiemiddel reinigt niet, daarom moeten de handen bij zichtbare verontreiniging worden gereinigd met water en zeep. Ook bij contact met lichaamsvloeistoffen of niet-intacte huid moeten de handen worden gereinigd.
  • Handdesinfectie heeft de voorkeur als de handen niet zichtbaar verontreinigd zijn en indien er geen contact is geweest met lichaamsvloeistoffen of niet-intacte huid.
  • Het gebruik van desinfecterende zeep of van chloorhexidinescrub is niet zinvol vanuit het oogpunt van infectiepreventie.
  • Handdesinfectie is huidvriendelijker en geeft een grotere afname van micro-organismen dan wassen met water en zeep. Soms heeft desinfectie niet alleen de voorkeur, maar is het vanwege de betere kiemreductie noodzakelijk om het risico op een zorginfectie bij de patiënt te verminderen, bijvoorbeeld voorafgaand aan schone en aseptische handelingen.
  • Handdesinfectie heeft ook een aantal praktische voordelen: het is mogelijk bij de patiënt thuis, er is geen wastafel nodig en het gaat sneller dan handreiniging.
  • Het wordt afgeraden om na het wassen van de handen met water en zeep ook nog de handen te desinfecteren. Zogeheten ‘dubbele handhygiëne’ is namelijk een grote belasting voor de handen.

Conclusie

Handhygiëne door middel van handdesinfectie heeft de voorkeur boven handreiniging met water en zeep. Bij zichtbare verontreiniging en bij contact met lichaamsvloeistoffen, slijmvliezen of niet-intacte huid moeten de handen wel worden gereinigd met water en zeep.

Handdesinfectie met ethanol en gezondheidsrisico’s

In middelen voor handdesinfectie zit veelal ethanol. Alternatieve middelen zonder ethanol hebben tot op heden een beperktere werking tegen virussen en bacteriën.

Wetgeving

Zorgmedewerkers moeten beschermd zijn tegen blootstelling aan gevaarlijke stoffen vanuit de Arbeidsomstandighedenwet (geraadpleegd 02-04-2024). In het bijbehorende Arbeidsomstandighedenbesluit (geraadpleegd 02-04-2024) zijn voorschriften opgenomen om te voorkomen dat werknemers (kunnen) worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen. Op basis van hun eigenschappen kunnen gevaarlijke stoffen worden ingedeeld in gevaarcategorieën. Ethanol valt in de categorie ‘carcinogeen en/of mutageen en/of reproductietoxisch’(CMR). Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) publiceert ieder halfjaar een lijst met CMR-stoffen die van toepassing is in Nederland.

Andere richtlijnen

Internationaal

De WHO-richtlijn Handhygiëne (2009) beschrijft welke randvoorwaarden er zijn voor het veilig gebruik van handdesinfectiemiddelen. De WHO stelt dat er onderzoeken zijn die aantonen dat er lage bloedwaarden van ethanol gevonden worden, wanneer er absorptie via de huid heeft plaatsgevonden. Deze lage bloedwaarden kunnen geen schadelijke effecten van ethanol veroorzaken.

Nederland
  • De Gezondheidsraad (2006) stelt dat ethanol een carcinogene stof is, die een verhoogd risico op borstkanker kan geven. Naast het drinken en nuttigen van voedsel dat ethanol bevat, kan er absorptie plaatsvinden via inademen en via de huid. Medewerkers die werken met stoffen die ethanol bevatten en waarbij absorptie kan plaatsvinden, moeten hiertegen beschermd worden. De Gezondheidsraad merkt hierbij op dat het nuttigen van alcoholhoudende dranken/ voeding in verhouding een vele malen groter risico geeft dan blootstelling via de huid.
  • In 2021 heeft het RIVM 2 onderzoeksrapporten gepubliceerd: Beoordeling van gezondheidsrisico’s bij gebruik van ethanolbevattende handgel en Inventarisatie werkzame stoffen in handdesinfectiemiddelen.4 5  De rapporten beschrijven dat handdesinfectiemiddelen (die zijn toegelaten door het Ctgb) bij normaal gebruik:
    • geen darmkanker of verminderde vruchtbaarheid veroorzaken
    • een iets grotere kans op borstkanker geven
  • Vrouwen die geen ethanolbevattende handdesinfectiemiddelen gebruiken, hebben een kans van ongeveer 143.000 op 1.000.000 om gedurende hun leven borstkanker te ontwikkelen.
  • Volgens het RIVM-rapport4  hebben vrouwen die 1 jaar lang elke dag 10 keer een handdesinfectiemiddel met ethanol gebruiken, een kans van 143.006 op 1.000.000 om gedurende het leven borstkanker te krijgen. Dat is 0,0006% extra risico.
  • Het rapport4  keek ook naar werknemers die beroepsmatig veel in aanraking komen met handalcohol, zoals in de zorg. Wanneer zij een jaar lang 25 keer per werkdag handgel met ethanol gebruiken, hebben zij een kans van 143.015 op 1.000.000 om gedurende het leven borstkanker te ontwikkelen. Dat is een iets verhoogde kans ten opzichte van niet-beroepsmatige gebruikers.
  • Er geldt een wettelijke grenswaarde voor werkgerelateerde blootstelling aan ethanol bij normaal gebruik. Voor volwassen werknemers wordt de wettelijke grenswaarde ethanol waarmee zij beroepsmatig in aanraking mogen komen bereikt wanneer zij per dag (en niet per werkdag) 32 keer 3 ml ethanolbevattende handgel gebruiken. Voor zwangeren geldt dezelfde wettelijke grenswaarde.

Overwegingen

  • Vanuit het oogpunt van infectiepreventie is handhygiëne een van de belangrijkste preventieve handelingen om zorggerelateerde infecties, en de daarbij behorende schade, te voorkomen bij patiënten en zorgmedewerkers.
  • Vanuit gezondheidsoogpunt is bekend dat regelmatige hoge inname of zeer frequent gebruik van ethanol een zeer geringe verhoging geeft van de kans op kanker. Vanuit wet- en regelgeving rust op de werkgever de plicht om (mogelijk) schadelijke effecten bij hoogfrequent gebruik te inventariseren middels een risicoanalyse en om alternatieven te bieden aan zorgmedewerkers indien nodig.
  • De werkgroep acht een risicoanalyse niet werkbaar voor de individuele huisartsenpraktijk en heeft de volgende afweging gemaakt:
    • huisartsen en verloskundigen blijven onder de wettelijk grenswaarde van 32 keer 3 mL ethanol per dag bij hun normale werkzaamheden
    • in de praktijk worden vaak middelen op basis van propanol gebruikt, de effecten van langdurige blootstelling aan deze middelen zijn niet in kaart gebracht6
    • de werkgroep schat de kans op schadelijke effecten bij huisartsen en verloskundigen zodanig laag in, dat niet op voorhand andere maatregelen of middelen nodig zijn
    • een zorgverlener zou zelf, als alternatief, handreiniging kunnen uitvoeren
  • Handhygiëne kan dus volgens de huidige aanbevelingen worden toegepast in de huisartsen- en verloskundigenpraktijk.

Handdesinfectie bij Clostridioides difficile en norovirus

Bij de vorige versie van de Richtlijn Infectiepreventie (uit 2017) werd aanbevolen, op basis van de LCI-richtlijnen Norovirus 7  en Clostridioides difficile8 , om bij (bekende) besmetting hiermee handhygiëne toe te passen door middel van handreiniging (met water en zeep).

  • De LCI-richtlijn Norovirus (2014) vermeldt: ‘Bij een uitbraak van norovirus wordt dus geadviseerd om handhygiëne door middel van wassen met water en zeep toe te passen. Bovenstaand advies wijkt af van de, in de meeste zorginstellingen, gangbare praktijk van het gebruik van handalcohol. Uit pragmatisch oogpunt en voor het behoud van de compliance van de gangbare handhygiëne met handalcohol kan daarom in zorginstellingen besloten worden om ook bij een norovirus uitbraak vast te houden aan het gebruik van handalcohol.’
  • De LCI-richtlijn Clostridioides difficile (2014) vermeldt: ‘Handalcohol is niet effectief tegen Clostridioides difficile (C. difficile), en voor het desinfecteren van de handen wordt dan ook geen alcohol aangeraden. Reinig de handen met water en zeep.’
  • Voor de SRI-richtlijn Handhygiëne & persoonlijke hygiëne medewerker is literatuuronderzoek verricht naar welke methode (handreiniging of handdesinfectie) het meest geschikt is als handhygiëne voor zorgverleners die patiënten met C. difficile behandelen.9 2  De richtlijn geeft de volgende aanbeveling: ‘Pas zowel in een uitbraaksetting als tijdens de individuele patiëntenzorg van patiënten met aangetoonde C. difficile-infectie bij voorkeur handdesinfectie met handalcohol toe als handhygiëne.’ De belangrijkste overweging is: ‘Ondanks het feit dat het handen wassen met zeep en water mogelijk meer sporen van C. difficile verwijdert, is dit gebaseerd op onderzoek dat niet goed vertaalbaar is naar de klinische en huidige praktijk van de zorg bij patiënten met C. difficile.’ Verder: ‘De voordelen van handhygiëne met alcohol-based hand rub (universele praktische uitvoerbaarheid, hogere kiemreductie voor andere pathogenen, betere compliance en eenvoudiger uit te voeren) leiden tot het advies om bij C. difficile-infecties dit ook als standaard manier van handhygiëne te adviseren.’

Overwegingen

Huisartsen en verloskundigen zien weinig patiënten met een (bevestigde) infectie met C. difficile of norovirus. Daarnaast is het contact met de patiënt vaak kort, waardoor er minder kans is op kolonisatie. Dit verschilt ten opzichte van ziekenhuizen en langdurige zorg. Het nastreven van een vast patroon van handhygiëne door de zorgverlener vindt de werkgroep van groter belang dan een uitzondering voor C. difficile en norovirus in een setting waar deze infecties weinig voorkomen en waar de kans op kolonisatie klein wordt geacht.

Conclusie

Ook bij C. difficile of norovirus heeft handhygiëne door middel van handdesinfectie de voorkeur boven het toepassen van handreiniging.

Detail nr. 11 Algemene uitgangspunten

Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM)

Achtergrond

Wanneer de handen, kleding, neus-, mond- en/of oogslijmvliezen van een zorgverlener in contact komen met lichaamsvloeistoffen, slijmvlies of niet-intacte huid van een patiënt, kan er overdracht plaatsvinden van micro-organismen van de patiënt naar de zorgverlener. Een zorgverlener draagt daarom zo nodig persoonlijke beschermingsmiddelen om dit te voorkomen. Soms worden persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt om overdracht van micro-organismen van de zorgverlener naar de patiënt te voorkomen. Voor een lijst met voorbeelden van ziekten of aandoeningen waarbij dit laatste geldt, zie Detail Infecties bij de zorgverlener.
Een PBM is een uitrustingsstuk of -middel dat primair bedoeld is om door een gebruiker te worden gedragen als bescherming tegen 1 of meer bedreigingen voor de eigen gezondheid en veiligheid. In de context van deze richtlijn is het primaire doel van een PBM de kans op overdracht van micro-organismen van de patiënt naar de zorgverlener te verkleinen. Er zijn verschillende typen PBM: handschoenen, beschermende kleding, chirurgisch mond-neusmasker, ademhalingsbeschermingsmasker, oogbescherming (spatbril, spatscherm), beschermende hoofdbedekking en overschoenen en laarzen.
Deze richtlijn maakt onderscheid tussen het dragen van niet-steriele en steriele handschoenen.

Overwegingen

De aanbevelingen voor persoonlijke beschermingsmiddelen zijn voornamelijk gebaseerd op de SRI richtlijn Persoonlijke beschermingsmiddelen [SRI 2023]. De SRI-richtlijn is primair bestemd voor personen werkzaam in de zorgdomeinen medisch-specialistische zorg, langdurige zorg en publieke gezondheidszorg. De situatie in de eerste lijn is echter anders dan in de genoemde zorgdomeinen.

  • In de praktijk werken huisartsen in hun eigen dagelijkse kleding en wordt geen dienstkleding gedragen, zoals in het ziekenhuis.
  • Huisartsen en verloskundigen werken niet alleen binnen de muren van de eigen praktijk, maar leggen bijvoorbeeld ook visites af buiten de praktijk (extramuraal).
  • De populatie in de eerste lijn verschilt van de populatie in de tweede lijn; op het spreekuur worden in de eerste lijn minder vaak patiënten met ernstige besmettelijke aandoeningen gezien dan in de tweede lijn. De risico’s zijn daardoor minder groot. Ook is de bereidheid laag om bij alle patiënten beschermende maatregelen te nemen.

Conclusie

  • In het algemeen kan de zorgverlener een risico-inschatting maken of het nodig is om PBM te gebruiken. Dit is afhankelijk van:
    • het type handeling (risico op spatten en spuiten van lichaamsvloeistoffen
    • een handeling zeer dicht bij het gelaat van de patiënt
    • de kans dat de patiënt drager is van een besmettelijke aandoening.
  • Bij de risicobeoordeling wordt een inschatting gemaakt van het risico op transmissie van micro-organismen via contact, via druppeltransmissie en/of via aerogene transmissie, en wordt bepaald welke persoonlijke beschermingsmiddelen het risico op besmetting verkleinen.
     

Detail nr. 12 Gebruik van PBM

Verhoogde incidentie infectieziekte

Achtergrond

  • Tijdens een uitbraak van een infectieziekte kunnen aanvullende maatregelen nodig zijn om het risico op transmissie te verkleinen. In dit detail beschrijven we de verschillende maatregelen die tijdens de COVID-19-pandemie werden gebruikt, om het risico op transmissie van SARS-CoV-2 zo klein mogelijk te maken tussen patiënten (in de wachtkamer), tussen patiënt en zorgverlener en tussen zorgverleners onderling. Voor dit detail is geen literatuurzoekactie verricht, maar zijn bekende praktische handvatten samengevat.
  • De hier genoemde maatregelen en bijbehorende overwegingen zijn ook bruikbaar bij mogelijke toekomstige uitbraken van andere virussen die net als SARS-CoV-2 voornamelijk via druppelcontact overgedragen worden.
  • Of maatregelen nodig zijn en welke maatregelen ingezet worden, is afhankelijk van meerdere factoren. Dit hangt mede af van:
    • de regionale prevalentie en impact van rondgaande virussen
    • de lokale situatie in de huisartsenpraktijk, huisartsenpost of verloskundigenpraktijk
    • het kunnen opvolgen van basismaatregelen
    • kwetsbaarheid van werknemers
    • de ervaren druk op het spreekuur (capaciteit)
    • de patiëntenpopulatie
  • Het is van belang om de ingezette maatregelen regelmatig te evalueren en te delen met de zorgverleners van de praktijk.

Basismaatregelen

De kans op transmissie van luchtwegvirussen die voornamelijk via druppels tijdens hoesten en niezen overdraagbaar zijn, zoals bij COVID-19 of influenza, kan verkleind worden door het opvolgen van basismaatregelen:

  • 1,5 m afstand houden (zie Detail Druppeltransmissie), daar waar het werk dat toelaat
    adequaat gebruik van PBM door zorgverlener en patiënt (zie Detail Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) en Detail Infecties bij de zorgverlener)
  • handhygiëne (zie Detail Handhygiëne)
  • hoest- en snuithygiëne (zie Hoest-, snuit- en toilethygiëne)
  • voldoende ventilatie van de ruimten waar patiënten verblijven (wacht- & spreekkamer)

Aanvullende maatregelen

Meer maatregelen kunnen zo nodig overwogen worden om transmissie van virussen verder te verkleinen:

  • triage op klachten van patiënten
  • scheiden van patiëntenstromen
  • preventief gebruik van mond-neusmasker
  • geen handen schudden
  • handhygiëne bezoekers bij binnenkomst
  • toepassen van zorg op afstand
Triage op klachten van patiënten
  • Bij triage op klachten wordt telefonisch beoordeeld of er (mogelijk) sprake is van besmetting met het specifieke virus. Voordat triage op klachten plaatsvindt, moet eerst de urgentie op basis van de reguliere triagewijzer en de klinische toestand beoordeeld worden.
  • Het doel van triage op klachten is om onderscheid te maken tussen patiënten met lage verdenking en patiënten met hoge(re) verdenking op het luchtwegvirus. Door vervolgens patiëntenstromen te scheiden en het gebruik van PBM (voor zorgverlener en patiënt) daarop af te stemmen, wordt ernaar gestreefd de kans op transmissie van het virus te verminderen.
  • Bij de invulling van de maatregelen zijn de volgende factoren van belang.
    • Aard en ernst van de klachten. Hoesten of niezen geeft meer kans op contaminatie van de omgeving en daarmee op transmissie. Bij andere klachten zoals keelpijn is de kans op transmissie, indien de basismaatregelen worden nageleefd, kleiner.
    • De waarschijnlijkheid van het vermoeden dat het specifieke virus aanwezig is
    • Een eventuele testuitslag. Een negatieve test (PCR, antigeensneltest, zelftest bij COVID-19) voorafgaand aan het consult verkleint de kans op aanwezigheid van het virus en daarmee het risico op transmissie.
Scheiden van patiëntenstromen

Patiëntenstromen kunnen op verschillende manieren gescheiden worden om de kans op transmissie van luchtwegvirussen te verkleinen.

  • Streef naar een zo kort mogelijke verblijftijd in de wachtkamer.
  • Streef ernaar dat patiënten 1,5 m afstand van elkaar kunnen houden.
  • Voorzie in gelegenheid voor kwetsbaren om afstand te kunnen nemen van andere patiënten.
  • Zie patiënten met luchtwegklachten (of alleen patiënten die hoesten):
    • op een apart luchtwegspreekuur, of
    • aan het eind van het reguliere spreekuur (of laat ze wachten in een aparte ruimte), of
    • tijdens een visite
  • Indien maatregelen wel wenselijk maar niet haalbaar zijn, kies dan een praktisch haalbaar alternatief.
Preventief gebruik van een mond-neusmasker
  • Met preventief gebruik van een mond-neusmasker wordt het gebruik bedoeld in situaties waarin er geen vermoeden is op een infectieziekte en het type handeling geen indicatie is voor een mond-neusmasker, maar er als gevolg van een uitbraak toch redenen zijn om een mond-neusmasker te dragen.
  • Overwegingen voor preventief gebruik van een mond-neusmasker:
    • met triage op klachten blijken niet alle symptomatische personen geïdentificeerd te worden
    • er kan sprake zijn van pre- of asymptomatische transmissie van het virus
    • zorgverleners hebben dagelijks veel contacten met verschillende patiënten (onder andere patiënten die behoren tot een risicogroep voor een gecompliceerd beloop). De handelingen die zij verrichten zijn divers en variëren van weinig risico op transmissie tot handelingen die een verhoogd risico geven, afhankelijk van de aard van de handeling en de intensiteit van het contact
    • de zorgverlener geeft zorg aan personen die extra kwetsbaar zijn
    • de zorgverlener heeft zelf een verhoogd risico op een ernstig beloop
    • de zorgverlener wil niet bij elke patiënt de afweging maken of het dragen van een mond-neusmasker geïndiceerd is
    • beschermen van zorgverleners om ziekte en daarmee uitval te voorkomen
    • hoge prevalentie van (specifieke) luchtwegvirussen

Gebruik door patiënten

Patiënten kan gevraagd worden een mond-neusmasker te dragen. Aan welke patiënten dit gevraagd wordt, hangt af van onder andere de ernst van de uitbraak. Er zijn 3 mogelijkheden:

  • alle patiënten dragen een chirurgisch mond-neusmasker
  • alle patiënten met luchtwegklachten dragen een chirurgisch mond-neusmasker
  • patiënten met luchtwegklachten die de meeste kans hebben om het virus over te dragen, zoals bij hoesten, dragen een chirurgisch mond-neusmasker

Gebruik door de zorgverlener

Zorgverleners kunnen op 2 manieren preventief gebruik van een mond-neusmasker inzetten:

  • Risicogestuurd preventief gebruik: de zorgverlener draagt een mond-neusmasker alleen in situaties waarbij er een verwacht verhoogd risico is op transmissie, bijvoorbeeld in die situaties waarbij 1,5 m afstand houden niet mogelijk is, zoals tijdens lichamelijk onderzoek.
  • Continu preventief gebruik: de zorgverlener draagt gedurende alle werkzaamheden continu een mond-neusmasker. De bescherming wordt alleen gewisseld bij eten of drinken of als het nat of vuil wordt (in de praktijk meestal na 3 uur). Deze manier van gebruik wordt ook als ‘verlengd gebruik’ beschreven en kan in situaties met veel contacten leiden tot minder verbruik van mond-neusmaskers.

Detail nr. 13 (Vermoeden van) infectieziekte met druppeltransmissie

Druppeltransmissie

Een deel van de infectieziekten wordt veroorzaak door micro-organismen die overgedragen worden in druppels van geïnfecteerd weefsel. Bij druppeltransmissie spelen de grotere druppels met veel infectieuze deeltjes tijdens hoesten en niezen de belangrijkste rol.
Een druppel is een kleine bolvormige hoeveelheid vloeistof met een diameter > 5 μm. Overdracht van infectieziekten die via druppeltransmissie overgedragen worden, vindt voornamelijk plaats op korte afstand van de geïnfecteerde persoon (meestal < 1,5 m).10
Voorbeelden van infectieziekten die voornamelijk via druppels overgedragen worden zijn COVID-19, influenza, kinkhoest en meningokokken.10

Detail nr. 14 (Vermoeden van) infectieziekte met aerogene transmissie

Aerogene transmissie

  • Een deel van de infectieziekten wordt veroorzaakt door micro-organismen die overgedragen kunnen worden via aerogene transmissie. Bij arogene transmissie kunnen micro-organismen afkomstig uit de luchtwegen van een geïnfecteerd persoon over langere afstanden door de lucht worden verspreid via aërosolen, zwevende zeer kleine druppels of druppelkernen. Transmissie is daardoor mogelijk over grotere afstand in een ruimte, ook als de patiënt die ruimte kort daarvoor verlaten heeft.
  • Een aerosol is een mengsel van vloeistofdruppels of kleine vaste deeltjes in de lucht. De druppels en deeltjes in een aerosol kunnen in grootte variëren van 0,001 μm tot > 100 μm.
  • Een druppelkern is een druppel in een aerosol die is verdampt tot er een druppelkern overblijft. Een druppelkern kan in de tijd via de lucht een afstand afleggen van meer dan 1 meter. De diameter van een druppelkern is 1-5 μm.
  • Voorbeelden van infectieziekten die voornamelijk aerogeen worden overgedragen zijn mazelen, tuberculose en waterpokken. Bij respiratoire virussen kan aerogene transmissie ook een rol spelen in het geval van aerosolvormende handelingen, waarbij heel veel zeer kleine infectieuze druppels gevormd kunnen worden.10  Aerosolvormende handelingen zoals bronchoscopie en intubatie worden in de huisartsenpraktijk niet uitgevoerd, met uitzondering van reanimatie.

Detail nr. 15 (Vermoeden van) zeer ernstige infectieziekte

Virale hemorragische koorts

Achtergrond

Virale hemorragische koorts (VHK) is een ziektebeeld dat koorts geeft en gepaard kan gaan met ernstige bloedingen. VHK kan veroorzaakt worden door verschillende virussen. Afhankelijk van het virus dat de VHK veroorzaakt, kan de aandoening levensbedreigend zijn (zie RIVM Virale hemorragische koortsen, geraadpleegd december 2024).
In 2024 waren de volgende van mens op mens overdraagbare vormen van VHK bekend: ebolakoorts (ebolavirus, behorend tot de filovirussen), marburgkoorts (marburgvirus, behorend tot de filovirussen), lassakoorts (lassavirus, behorend tot de arenavirussen) en krim-congokoorts (krim-congovirus, behorend tot de bunyaviridae).
VHK is zeer zeldzaam in Nederland, maar gezien de ernst van een mogelijke transmissie naar een zorgverlener of naar andere patiënten besteden we in deze richtlijn aandacht aan de infectiepreventieve maatregelen.

Infectiepreventieve maatregelen

Diagnostiek, behandeling, isolatie en verpleging van een patiënt met (vermoeden van) VHK vindt plaats in een gespecialiseerd behandelcentrum waar uitgebreide infectiepreventieve maatregelen kunnen worden genomen. In de WIP-richtlijn Virale hemorragische koortsen (momenteel in herziening tot SRI-richtlijn) worden deze infectiepreventieve maatregelen beschreven.11  Denk hierbij onder andere aan volledige PBM, hulp bij aan- en uitkleden van de zorgverlener, training van personeel en aanwezigheid van isolatiekamers met onderdruk. VHK is een groep A-meldingsplichtige ziekte en moet al bij een vermoeden van de ziekte gemeld worden aan de GGD.

Praktische adviezen
  • Indien een patiënt contact opneemt met de huisartsenpraktijk en er is een vermoeden van VHK (zoals ebola):
    • laat de patiënt niet naar de praktijk komen.
    • voer een telefonisch consult ter vervanging van een fysiek contact om een inschatting te krijgen van het klinische beeld en details over reisgeschiedenis en eventuele hoogrisicocontacten (voor epidemiologische en klinische criteria, zie LCI-richtlijn Virale hemorragische koorts – filovirussen, inclusief Stroomschema voor ebola- en marburgcasuïstiek | LCI-richtlijnen.12
    •  Voer geen fysieke triage uit.
    • overleg bij een vermoeden van VHK zo spoedig mogelijk met een internist-infectioloog van een UMC én met de arts infectieziektebestrijding van de GGD.
  • Indien een patiënt met een vermoeden van VHK zich onaangekondigd meldt in de huisartsenpraktijk:
    • houd ten minste 1,5 m afstand
    • zet de patiënt zo spoedig mogelijk apart in een ruimte waar ook een telefoon aanwezig is, zodat telefonisch overleg met de patiënt mogelijk is
    • voorzie de patiënt van een chirurgisch mond-neusmasker, vermijd fysiek contact
    • indien aanwezigheid in dezelfde ruimte als de patiënt onvermijdelijk is, draag dan in de ruimte waar de patiënt is een FFP2-ademhalingsbeschermingsmasker (zonder uitademingsventiel), oogbescherming, niet-steriele handschoenen en beschermende kleding (beschermende overall)
    • indien fysiek contact met de patiënt onvermijdelijk is, draag dan een FFP2-ademhalingsbeschermingsmasker (zonder uitademingsventiel), oogbescherming, dubbele niet-steriele handschoenen en beschermende kleding met lange mouwen met daaroverheen een halterschort en, indien voorradig, een muts en overschoenen. Zorg dat het lichaam/de huid van de zorgverlener volledig bedekt is
  • Indien een patiënt met vermoeden van VHK naar een ziekenhuis wordt vervoerd per ambulance: stem af wie de ambulance bestelt (internist-infectioloog of huisarts) en meld expliciet aan de meldkamer dat er sprake is van een vermoeden van VHK.
  • Overleg na afloop van het consult met de GGD over het te volgen beleid betreffende de zorgverlener die het consult heeft gedaan en eventuele andere aanwezigen die contact hebben gehad met de patiënt.
  • Overleg met de GGD over reiniging en desinfectie van de ruimte en het gebruikte instrumentarium en afvoer van afval.

Detail nr. 16 Handschoenen

Kwaliteit handschoenen

Achtergrond

  • Steriele en niet-steriele handschoenen moeten een CE-markering hebben volgens de Europese Verordening Persoonlijke beschermingsmiddelen (EU) 2016/425 en de Europese Verordening Medische hulpmiddelen (EU) 2017/745.
  • Voor handschoenen gelden naast de CE-markering enkele normen en eisen voor de functionaliteit en veiligheid (NEN). De Stichting Koninklijk Nederlands Normalisatie Instituut (NEN) ontwikkelt nationale normen voor diverse producten, waaronder medische hulpmiddelen. Handschoenen kunnen aan meerdere normeringen voldoen. Welke normering nodig is, is afhankelijk van het gebruik.

Overwegingen

  • In de eerste lijn komt de zorgverlener in het algemeen niet langdurig met alcohol of andere chemische componenten in aanraking en zou een handschoen met de norm NEN 455 (algemene beproevingsmethoden), NEN 374-5 (prestatie-eisen voor risico op micro-organismen) en NEN 374-2 (bepaling van de weerstand tegen indringen micro-organismen) voldoen. Voor sommige situaties zijn handschoenen met de norm NEN 374-1 (prestatie-eisen voor chemische risico’s), NEN 374-4 (weerstand tegen afbraak chemicaliën) vereist. Een handschoen met NEN 374 is dus niet beter dan NEN 455, maar anders.
  • Het lijkt onwenselijk om in de eerstelijnspraktijk verschillende typen handschoen naast elkaar te gebruiken, aangezien dit een risico vormt voor verkeerd gebruik.
  • De kosten van de verschillende typen handschoenen verschillen weinig. De beschikbaarheid is goed.

Conclusie

Voor de huisartsen- en verloskundigenpraktijk worden handschoenen geadviseerd die naast de CE-markering aan de volgende 2 normen voldoen, in lijn met de aanbevelingen in de SRI-richtlijn Persoonlijke beschermingsmiddelen10 :

  • NEN-EN ISO 374 deel 1, 2 en 5 (handschoenen tegen chemicaliën en micro-organismen)
  • én NEN-EN 455, deel 1, 2, 3 en 4 (medische handschoenen voor eenmalig gebruik).

Latexallergie

  • In een systematisch literatuuronderzoek naar latexallergie onder zorgverleners (n = 17.333) blijkt een verhoogd risico van latexsensibilisatie en door latex veroorzaakte allergische symptomen onder zorgverleners (zie Totstandkoming, bijlage 8). Er werd een allergieprevalentie gevonden van 4,3% onder zorgverleners, versus 1,4% in de algemene bevolking (n = 18.203). Zorgverleners die blootgesteld waren aan latex hadden een verhoogd risico op handeczeem (OR 2,46; 95%-BI 2,11 tot 2,86), astma of piepende ademhaling (OR 1,55; 95%-BI 1,15 tot 2,08), rhinoconjunctivitis (OR 2,73; 95%-BI 1,97 tot 3,81), en ≥ 1 generiek symptoom (OR 1,27; 95%-BI 1,09 tot 1,47).13
  • Andere onderzoeken rapporteren eveneens verhoogde prevalenties van latexallergie onder zorgverleners, variërend van 4,3 tot 8,8% .14 15 16
  • In een cohortonderzoek in de tweede lijn werd gekeken naar de prevalentie en incidentie van latexgeïnduceerde problemen onder zorgverleners vóór de invoering van latexvrije handschoenen (n = 1040) en 3 jaar daarna (n = 960, follow-up 92,3%). Het onderzoek laat zien dat na de invoering van latexvrije handschoenen 19 nieuwe personen (2,7%) klaagden over jeukend erytheem bij handschoenengebruik, maar geen werd positief voor latexhuidtesten en symptomen verdwenen in de meeste gevallen (p < 0,0001). Het onderzoek concludeert dat eenvoudige maatregelen in handschoenenbeleid de progressie van latex-geïnduceerde symptomen kan stoppen en nieuwe gevallen van sensibilisatie kan voorkomen.14  Andere onderzoeken ondersteunen deze conclusie.15
  • Latex in handschoenen kan allergische reacties veroorzaken, zowel bij de zorgmedewerker als bij de patiënt.10  Het poeder in handschoenen kan zich via de lucht verspreiden, waardoor ook systemische allergische reacties kunnen ontstaan. Het gebruik van hypoallergene poedervrije handschoenen vermindert de kans op latexallergie.17  De SRI-richtlijn Persoonlijke beschermingsmiddelen adviseert dat handschoenen in de zorg bij voorkeur latexvrij zijn.10

Overweging en conclusie

  • De prevalentie van latexallergie onder zorgverleners is verhoogd en varieert in de beschreven onderzoeken van 4,3 tot 8,8%.
  • Het gebruik van poedervrije handschoenen en van latexvrije handschoenen draagt bij aan vermindering van latexallergie.
  • Poeder- en latexvrije handschoenen zijn goed beschikbaar.

Detail nr. 17 Niet-steriele handschoenen

Niet-steriele handschoenen

Handschoenen voorkomen dat de handen van de zorgverlener in contact komen met lichaamsvloeistoffen, slijmvliezen of niet-intacte huid. Hierdoor verkleint de kans dat micro-organismen van de patiënt via de handen worden overgedragen naar de zorgverlener. Ook het risico dat micro-organismen via de handen van de zorgverlener worden overgebracht van de ene patiënt naar de andere neemt af. Het dragen van handschoenen is geen alternatief voor handreiniging of handdesinfectie. Vermijd onnodig gebruik van handschoenen. Correct gebruik van handschoenen volgens de indicaties zoals beschreven in de aanbevelingen, draagt daarnaast bij aan duurzaamheid.10
Handschoenen moeten een goede pasvorm hebben, met name in situaties waarin lichaamsvloeistoffen in de handschoenen kunnen lopen. Wanneer handelingen ‘van vuil naar schoon’ plaatsvinden, is het noodzakelijk om de handschoenen tussendoor te vervangen. Met ‘vuil’ en ‘schoon’ bedoelen we hier de mate waarin micro-organismen aanwezig zijn.10

Detail nr. 18 Steriele handschoenen

Steriele handschoenen

Steriele handschoenen (in plaats van niet-steriele handschoenen) zijn alleen geïndiceerd voor ingrepen en situaties waarbij steriel gewerkt moet worden om de kans op overdracht van micro-organismen zo klein mogelijk te houden (in deze richtlijn ook wel aangeduid als steriel werken). Voor de beschrijving wat steriel weken inhoudt en wanneer steriel werken geïndiceerd is, zie Detail Steriel werken en schoon werken.
Vanuit duurzaamheidsperspectief is het van belang dat steriele handschoenen alleen voor bovenstaande indicatie gebruikt worden, omdat steriele handschoenen een veel grotere impact op het milieu hebben dan niet-steriele handschoenen.18

Detail nr. 19 Beschermende bril of andere oogbescherming

Beschermende bril of andere oogbescherming

Oogbescherming wordt aangeraden wanneer tijdens de behandeling kans bestaat op spatten en spuiten van lichaamsvloeistoffen in de ogen, bijvoorbeeld bij het ontlasten van een abces, het maken van een wigexcisie, of het verwijderen van een atheroomcyste. Het oogbeschermingsmiddel verkleint de kans op overdracht van micro-organismen naar de oogslijmvliezen en wordt ook wel ‘spatbril’ genoemd.
Er zijn diverse typen oogbescherming. Naast een beschermende bril kunnen ook een gelaatsscherm (face shield), een chirurgisch mond-neusmasker met geïntegreerd spatscherm of een ruimzichtbril (soort ski-/duikbril) worden gebruikt voor oogbescherming. Er zijn ruimzichtbrillen met directe of indirecte ventilatie en zonder ventilatie. Het juiste type oogbescherming is afhankelijk van het beoogde gebruik (risicobeoordeling).

Detail nr. 20 Chirurgisch mond-neusmasker

Chirurgisch mond-neusmasker

Een chirurgisch mond-neusmasker is een masker dat over de neus en de mond wordt gedragen met als doel de lucht die wordt uitgeademd te filteren van deeltjes van een bepaalde grootte, waaronder micro-organismen.

Werking van een chirurgisch mond-neusmasker

  • Een chirurgisch mond-neusmasker verkleint de kans op overdracht van micro-organismen (via secreet) vanuit de neus en/of de mond van de zorgmedewerker naar (de omgeving van) de patiënt.
  • De vochtwerende variant (type IIR) verkleint ook de kans op overdracht van micro-organismen naar de mond en de neus van een zorgmedewerker door contact (bijvoorbeeld door spatten en spuiten) met lichaamsvloeistoffen.
  • Het masker beschermt de drager tegen zelfbesmetting doordat het voorkomt dat de zorgmedewerker (onbewust) de neus en mond aanraakt met de handen. Bijvoorbeeld bij specifieke micro-organismen zoals MRSA die zich bij aanraking met de handen of handschoenen makkelijk nestelen in de neus en keel (zie Detail MRSA of BRMO).
  • Een chirurgisch mond-neusmasker wordt eenmalig gebruikt, moet een CE-markering hebben (staat op de buitenverpakking/doos, niet op het masker) en voldoen aan NEN-EN 14683.10  De effectiviteit van maskers staat of valt met goed gebruik.

Typen mond-neusmasker

  • De mate van bescherming van de verschillende type mond-neusmaskers hangt af van een aantal factoren: het filtratievermogen en de doorlaatbaarheid voor vocht en deeltjes, de pasvorm en het dragercomfort en noodzakelijk gedrag voor correct gebruik.
  • Het beschermende effect van chirurgische maskers IIR bij druppelinfecties die niet aerogeen overdraagbaar zijn, is vergelijkbaar met dat van de gangbare FFP2-maskers, mits het masker goed past. Specifieke situaties op basis van lokale of persoonlijke omstandigheden kunnen een reden zijn om voor een FFP2-masker te kiezen in plaats van een chirurgisch mond-neusmasker IIR.

Pasvorm van het mond-neusmasker

  • Een goede pasvorm en correct gebruik van een mond-neusmasker zijn van groot belang.
  • Een van de belangrijkste voorwaarden voor een mond-neusmasker is dat het goed aansluit op het gezicht, zodat er nauwelijks ongefilterde lucht naar binnen stroomt. Een niet goed aansluitend mond-neusmasker wordt tevens vaker aangeraakt, waardoor contaminatie van de handen kan optreden.
  • Dat een mond-neusmasker niet goed aansluit op het gezicht, is vaak het gevolg van de koordjes of elastieken waarmee het masker vastzit achter de oren of het achterhoofd. Dit houdt verband met de vorm en grootte van het hoofd van de maskerdrager. Of het masker goed past en daarmee de kwaliteit, verschilt hierdoor per persoon.
  • Het gebruik van klemmetjes bij de koordjes of neus kan een (beter) aansluitende pasvorm geven. Indien een model niet passend is, gebruik dan een masker van een andere producent of ander soort masker (FFP2).

Gedrag en correct gebruik mond-neusmasker

Goed gebruik van het mond-neusmasker vraagt discipline en verkeerd gedrag sluipt er makkelijk in, bijvoorbeeld als de werkdruk hoog is. Factoren die specifiek van belang zijn bij correct gebruik van een mond-neusmasker:

  • het op de juiste momenten dragen van een masker
  • het tijdig vervangen van een masker (gebruik een mond-neusmasker maximaal 3 uur aaneengesloten en gooi het daarna weg; verwissel het eerder als het nat is geworden.) 
  • het masker goed op en af zetten
  • het masker niet verschuiven, niet (tijdelijk) onder de kin dragen en niet de neus (tijdelijk) onbedekt laten

Detail nr. 21 Ademhalingsbeschermingsmasker

Ademhalingsbeschermingsmasker

Een ademhalingsbeschermingsmasker wordt over de neus en de mond gedragen en filtert de binnenkomende lucht van deeltjes (partikels) van een bepaalde grootte, waaronder micro-organismen. Een ademhalingsbeschermingsmasker verkleint de kans op overdracht van micro-organismen via de inademing van druppels of druppelkernen.
Een ademhalingsbeschermingsmasker beschermt tegen besmetting met micro-organismen via de lucht (aerogene besmettingen) die kunnen leiden tot ernstige infectieziekten zoals tuberculose of mazelen. De effectiviteit van maskers valt of staat met goed gebruik. Maskers werken alleen goed als ze goed passen, waarbij gezichtsbeharing het aansluiten van het masker op het gezicht niet moet belemmeren. De SRI-richtlijn Persoonlijke beschermingsmiddelen beveelt pasvormtesten (fittesten) van ademhalingsbeschermingsmaskers ter preventie van infecties echter niet aan.10
Er zijn verschillende soorten ademhalingsbeschermingsmaskers: halfgelaatsmaskers (wegwerp of voor hergebruik) en volgelaatsmaskers (voor hergebruik). Het meest gebruikte masker in de gezondheidszorg is een wegwerp halfgelaatsmasker. Dit masker bestaat geheel uit filtermateriaal. Maskers voor hergebruik hebben een verwisselbaar filter. 
Voor wat betreft luchtfiltratie moeten ademhalingsbeschermingsmaskers voldoen aan de eisen in de Europese standaard NEN-EN 149+A1. Deze standaard onderscheidt 3 klassen van opklimmende beschermingsgraad, uitgedrukt in filtering facepiece particles: FFP1, FFP2 en FFP3. Het toegevoegde getal drukt de mate uit waarin deeltjes van een bepaalde grootte, inclusief micro-organismen, uit de ingeademde lucht worden gefilterd. Hoe hoger het getal, hoe meer bescherming het masker biedt.

Conclusies

  • Een FFP1-masker is voldoende bij druppels (klein en groot) die zich over een afstand van slechts 1-2 meter verspreiden en die minder lang in de lucht blijven zweven.
  • Een FFP2-masker wordt geadviseerd bij:
    • druppelkernen (zeer kleine druppeltjes) die over een grotere afstand zweven, zoals voorkomt bij tuberculose en mazelen. Hierbij spelen filterefficiëntie en randlekkage een grote rol.
    • andere ernstige aerogeen overdraagbare infecties zoals aviaire influenza, voor zover overdraagbaar van mens tot mens
    • zeer ernstige infectieziekten, zoals virale hemorragische koorts
  • Uit het oogpunt van infectiepreventie bestaat er in de eerste lijn geen indicatie voor het dragen van een FFP3-ademhalingsbeschermingsmasker.

Detail nr. 22 Beschermende kleding

Beschermende kleding

De zorgverlener draagt beschermende kleding over de (werk)kleding. Beschermende kleding voorkomt dat de (werk)kleding in aanraking komt met patiëntmateriaal en besmet raakt met pathogene micro-organismen. Zo’n besmetting kan een risico vormen voor de zorgverlener, maar ook voor andere patiënten.
Beschermende kleding moet een CE-markering hebben volgens de Europese Verordening Persoonlijke beschermingsmiddelen (EU) 2016/425. Schorten kunnen voor diverse toepassingen en doeleinden gebruikt worden. Er zijn verschillende soorten beschermende kleding in omloop: het vochtwerende halterschort, het jasschort met korte mouw, het jasschort met lange mouw en de overall.

Overwegingen

  • Een vochtwerend halterschort of jasschort met korte mouw voldoet wanneer de (werk)kleding in contact kan komen met slijmvliezen, niet-intacte huid en/of kleine hoeveelheden lichaamsvloeistof (verontreiniging).
  • Een jasschort met lange mouw is geïndiceerd wanneer er kans is op overdracht van specifieke micro-organismen naar en via de (werk)kleding en de huid van de medewerker.
  • Een beschermende overall wordt gedragen bij kans op transmissie via de huid of werkkleding van micro-organismen die ernstige gezondheidsrisico’s voor de medewerker met zich meebrengen, zoals virale hemorragische koorts. Deze situaties komen in de huisartsen- en verloskundigenpraktijk in Nederland vrijwel nooit voor. Een beschermende overall behoort dan ook niet tot de basisuitrusting van huisartsen of verloskundigen.
  • Zowel jassen als schorten zijn te verkrijgen voor eenmalig gebruik en in herbruikbare vorm. Het voordeel van materiaal voor eenmalig gebruik is dat het na gebruik weggegooid kan worden. Herbruikbaar materiaal moet gewassen worden. In het algemeen is wassen op 60 °C voldoende. Schorten en jassen voor eenmalig gebruik zijn van vochtwerend materiaal gemaakt. Herbruikbare schorten of jassen zijn meestal gemaakt van een geïmpregneerd polyester-katoenmengsel dat ook geen vocht doorlaat. Halterschorten zijn gemakkelijk aan- en uit te trekken, zijn licht in gewicht en er wordt maar weinig plastic mee verbruikt.

Conclusie

In de huisartsenpraktijk voldoet in de meeste gevallen een halterschort over kleding met korte mouwen, in combinatie met goede handhygiëne. Alleen in uitzonderlijke gevallen is beschermende kleding met lange mouwen aangewezen.

Detail nr. 23 Isolatie-indicatie

Isolatie-indicatie

Pas infectiemaatregelen toe op basis van de wijze van transmissie van het micro-organisme (zie SRI-richtlijn Isolatie).19

Detail nr. 24 MRSA of BRMO

MRSA of BRMO

In de eerste lijn zijn in de meeste gevallen geen aanvullende maatregelen nodig bij patiënten die (mogelijk) besmet zijn met meticillineresistente Staphylococcus aureus (MRSA)- of met een bijzonder resistent micro-organisme (BRMO). Uiteraard gelden wel de algemeen gebruikelijke hygiënemaatregelen, zoals persoonlijke hygiëne en handhygiëne. Als er (mogelijk) contact is met bloed of andere lichaamsvloeistoffen, slijmvliezen, niet-intacte huid, dan worden persoonlijke beschermingsmiddelen geadviseerd: gebruik in dat geval handschoenen, een chirurgisch mond-neusmasker en beschermende kleding voor eenmalig gebruik. Bij kans op spatten is bovendien een beschermende bril aanbevolen. MRSA kan zich gemakkelijk nestelen in de neus en keel als het via de handen of handschoenen wordt overgedragen.
Voor meer informatie, zie:

  • LCI-richtlijn BRMO20
  • LCI-richtlijn Staphylococcus aureus-infecties inclusief MRSA-infecties en -dragerschap
  • SRI-richtlijn MRSA21  (voor zorginstellingen en wijkverpleging)
  • SRI-richtlijn Bijzonder resistente micro-organismen (BRMO) (voor de medisch-specialistische zorg).

Detail nr. 25 Reiniging en desinfectie of sterilisatie van herbruikbaar instrumentarium

Reiniging en desinfectie of sterilisatie van instrumentarium

Achtergrond

Het doel van het proces van reiniging, desinfectie of sterilisatie van herbruikbaar instrumentarium is om te voorkomen dat micro-organismen overleven, zich vermeerderen en zich verspreiden. Het zorgvuldig uitvoeren van dit proces, in combinatie met algemene hygiënische maatregelen, vermindert het risico op zorggerelateerde infecties bij de patiënt en de zorgverlener.1
De aanbevelingen over reiniging, desinfectie of sterilisatie sluiten zo veel mogelijk aan bij de SRI-richtlijn Reiniging, desinfectie en sterilisatie (herbruikbare) medische hulpmiddelen en instrumentarium (2024). Vanwege de verschillende settings in de eerste en tweede lijn wordt de SRI-richtlijn echter niet op alle punten gevolgd.
Ieder decontaminatieproces, dus ook desinfectie en sterilisatie, begint met reiniging. Reiniging is het verwijderen van zichtbaar vuil en van zichtbaar en onzichtbaar organisch materiaal, niet het doden ervan. Het decontaminatieproces hangt af van de toepassing van het instrumentarium en de mate van verontreiniging.

Indeling herbruikbaar instrumentarium

Herbruikbaar instrumentarium wordt ingedeeld naar type gebruik1 :

Instrumentarium voor niet-kritisch gebruik

Dit instrumentarium komt alleen in aanraking met de intacte huid. Er is dus geen rechtstreeks contact met steriele weefsels of slijmvliezen.1  Voorbeelden zijn: de reflexhamer, de stethoscoop en een verbandschaar.

Instrumentarium voor semi-kritisch gebruik

Deze categorie bestaat uit materialen en instrumenten die bij gebruik in contact komen met slijmvliezen of niet-intacte huid.1  Voorbeelden hiervan zijn een keelspiegel en een neusspeculum.

Instrumentarium voor kritisch gebruik

Deze categorie bestaat uit materialen en instrumenten die in contact komen met een steriel weefsel of werkveld.1  Voorbeelden zijn instrumenten voor kleine chirurgische ingrepen, zoals een naaldvoerder en een scherpe lepel, oogboortjes en een uterussonde.

Overwegingen

  • De SRI-richtlijn Reiniging, desinfectie en sterilisatie (herbruikbare) medische hulpmiddelen (2024) adviseert instrumentarium dat gesteriliseerd wordt vooraf te reinigen én (bij voorkeur thermisch) te desinfecteren.1  De extra stap van desinfectie is toegevoegd in de WIP-Richtlijn Reiniging, desinfectie & sterilisatie medische hulpmiddelen: hergebruik (2017)22  en is behouden in de SRI-richtlijn in 2024. Wetenschappelijk bewijs voor de effectiviteit van deze extra stap ontbreekt, maar de werkgroep verwacht dat het uitgangspunt van de SRI-richtlijn is dat het instrumentarium zo schoon mogelijk de autoclaaf in gaat. Desinfectie heeft vooral meerwaarde in ziekenhuizen, in het werkproces naar sterilisatie.
  • Er zijn weinig praktijken die de beschikking hebben over een desinfecterende wasmachine waarin reiniging en desinfectie achtereenvolgens plaats kunnen vinden. Vanwege het ontbreken van bewijs voor effectiviteit van de extra desinfectiestap en omdat stoomsterilisatie in een autoclaaf zeer effectief is in het elimineren van alle micro-organismen1 , adviseert de werkgroep de werkwijze van het hygiëneproces zonder de extra stap van desinfectie vóór sterilisatie. Wel dient het instrumentarium vóór sterilisatie adequaat gereinigd te zijn. Deze werkwijze is ongewijzigd ten opzichte van de vorige versie van deze richtlijn.

Conclusie

  • Bij niet-kritisch instrumentarium volstaat reiniging en drogen na gebruik, tenzij de instrumenten verontreinigd zijn met lichaamsvloeistof. Dan moet na reiniging ook desinfectie of sterilisatie plaatsvinden.
  • Semi-kritisch instrumentarium moet gereinigd worden, gevolgd door desinfectie of sterilisatie. Een uitzondering zijn vaginale specula, die na reiniging altijd gesteriliseerd moeten worden om humaan papillomavirus te eradiceren.
  • Kritisch instrumentarium moet na reiniging gesteriliseerd worden, omdat het in contact komt met steriele weefsels. In de huisartsen- en verloskundigenpraktijk is dit bijvoorbeeld van toepassing op chirurgisch instrumentarium en de uterussonde.

Detail nr. 26 Reiniging van herbruikbaar instrumentarium

Reiniging van herbruikbaar instrumentarium

Reiniging is het verwijderen van zichtbaar vuil en onzichtbaar organisch materiaal. Reiniging voorkomt dat micro-organismen zich kunnen handhaven, vermeerderen en verspreiden.
Reiniging van instrumentarium is belangrijk om de volgende redenen.

  • Vuilresten vormen een voedingsbodem voor micro-organismen en verhogen de initiële contaminatie als zij niet worden verwijderd.
  • Organisch materiaal (slijm, bloed, pus) ‘beschermt’ de micro-organismen tegen de biocidale effecten van hitte en chemicaliën.
  • Het vuil kan worden gefixeerd, waardoor het moeilijk of helemaal niet meer te verwijderen is.
  • Het vuil kan een chemische reactie aangaan met het desinfectiemiddel waardoor schadelijke reactieproducten kunnen ontstaan en de concentratie, en daarmee de effectiviteit, van de werkzame stof op lokaal niveau kan dalen.
  • Als het instrumentarium wordt gesteriliseerd terwijl er nog vuilresten op zitten, kan corrosie ontstaan. Corrosie van instrumentarium geeft in tegenstelling tot gladde oppervlakten meer kans op hechting van micro-organismen, minder grondige reiniging en een slechter functioneren.

Conclusie

Vervuild herbruikbaar instrumentarium moet altijd gereinigd worden, ongeacht of er nog desinfectie of sterilisatie plaatsvindt.

Ultrasone reiniging

De werkgroep ziet geen meerwaarde voor ultrasone reiniging in de huisartsen- en verloskundigenpraktijk. Ultrasone reiniging wordt in de SRI-richtlijn Reiniging, desinfectie en sterilisatie (herbruikbare) medische hulpmiddelen (2024)1  nauwelijks genoemd. In de eerdere WIP-Richtlijn Reiniging, desinfectie & sterilisatie van medische hulpmiddelen: hergebruik voor ziekenhuizen (2017)22  werd ultrasone reiniging alleen aanbevolen als ondersteuning bij handmatige voorreiniging, dus niet voor de reiniging zelf. Daarbij dient er bij ultrasone (voor)reiniging rekening te worden gehouden met:

  • de geschiktheid van medische hulpmiddelen voor ultrasone reiniging
  • het beladingsvoorschrift (dit staat per medisch hulpmiddel beschreven)
  • de soort vloeistof (mogelijk beschermingsmiddelen nodig bij gebruik, zorg voor de afvoer, duurzaamheid (nog) niet bekend)
  • de duur van het proces
  • geluidshinder (overschrijding van aantal dB voor medewerkers).

Detail nr. 27 Niet-kritisch instrumentarium

Desinfectie van herbruikbaar instrumentarium

Desinfectie is het thermisch of chemisch inactiveren of doden van micro-organismen. Desinfectie zorgt ervoor dat de hoeveelheid micro-organismen wordt teruggebracht tot een aanvaardbaar niveau.1  Voorafgaand aan thermische of chemische desinfectie is altijd reiniging noodzakelijk. Desinfectie is beperkt tot situaties waarin steriliteit niet vereist is, maar waarin reiniging alléén het besmettingsniveau onvoldoende reduceert. Bijvoorbeeld wanneer ergens bloed of een andere lichaamsvloeistof op is gespat.
Wanneer desinfectie noodzakelijk is, verdient thermische desinfectie de voorkeur. Thermische desinfectie is mogelijk voor thermostabiele, vochtbestendige medische hulpmiddelen en gebeurt in een desinfecterende wasmachine met water gedurende minimaal 5 minuten bij 90 °C of met stoom. Items die niet bestand zijn tegen hoge temperaturen (thermolabiele medische hulpmiddelen), moeten chemisch gedesinfecteerd worden. 
Chemische desinfectie is desinfectie door middel van een chemisch product. Dit kan machinaal of handmatig. Het is dan noodzakelijk om een desinfectans te gebruiken dat onder andere werkzaam is tegen hepatitis B (HBV), hepatitis C (HCV) en hiv.
Desinfecterende middelen voor huishoudelijk gebruik zijn niet toegestaan. Desinfectantia bestemd voor medische hulpmiddelen moeten voldoen aan de Europese Verordening Medische hulpmiddelen (EU) 2017/745. Een CE-markering geeft aan dat het desinfecteermiddel voldoet aan de verordening.

Detail nr. 28 Sterilisatie van herbruikbaar instrumentarium

Sterilisatie van herbruikbaar instrumentarium

Tijdens het sterilisatieproces wordt het instrumentarium vrijgemaakt van alle levensvatbare micro-organismen (parasieten, vegetatieve bacteriën, schimmels, gisten, virussen en/of bacteriesporen), zodanig dat de kans om op een gesteriliseerd medisch hulpmiddel nog een micro-organisme aan te treffen kleiner is dan 1 op 1.000.000.1  Grondige reiniging vooraf is altijd vereist (zie Detail Reiniging van herbruikbaar instrumentarium). Vuil schermt micro-organismen af, waardoor de kans bestaat dat deze micro-organismen het sterilisatieproces kunnen overleven.1
Steriliteit is vereist voor materialen en instrumenten voor kritisch gebruik, zoals instrumenten, katheters, vloeistoffen en dergelijke die rechtstreeks in contact komen met steriele weefsels of organen. Sterilisatie is ook altijd vereist voor vaginale specula om eventuele HPV te elimineren.
Sterilisatie van herbruikbaar instrumentarium kan binnen de huisartsen- en verloskundigenpraktijk in een kleine autoclaaf (stoomsterilisator) plaatsvinden. Sterilisatie met stoom is zeer effectief tegen alle micro-organismen.1  Het standaardproces in een autoclaaf is 134 °C gedurende 3 minuten en 121 °C gedurende 15 minuten.1  Deze manier van sterilisatie is door de hoge temperatuur alleen bruikbaar voor hittebestendige (thermostabiele) materialen.
Stoomsterilisatie veroorzaakt corrosie als het instrument vooraf niet goed gereinigd is. Dit treedt met name op bij instrumenten die door hun ontwerp lastig te reinigen zijn, bijvoorbeeld bij slecht bereikbare holtes of scharnieren.1
Voor controle of het sterilisatieproces adequaat heeft plaatsgevonden, moet de gebruiksinstructie van de autoclaaf opgevolgd worden. Het sterilisatieproces is bijvoorbeeld niet adequaat verlopen als de autoclaaf een storing aangeeft, of als de instrumenten nog zeer vochtig uit de autoclaaf komen en niet snel drogen. Sterilisatie-indicatoren, zoals indicatorstrips of indicatortape, veranderen van kleur na blootstelling aan specifieke temperaturen. Verkleuring garandeert niet dat het sterilisatieproces adequaat heeft plaatsgevonden (dit geeft de autoclaaf zelf aan), maar alleen dat de temperatuur hoog genoeg is geweest. Er moet in geen geval tape op het instrumentarium geplakt worden, omdat dat een bron van vuilophoping kan zijn.
Sterilisatie kan ook plaatsvinden op de Centrale Sterilisatie Afdeling (CSA) van een ziekenhuis of in een sterilisatiebedrijf. Maak dan duidelijke afspraken met het ziekenhuis of bedrijf over de reiniging, desinfectie en verpakking van de materialen na het gebruik en over de wijze van transport.

Detail nr. 29 Steriliseren en bewaren van specula voor het plaatsen van een spiraal

Steriliseren en bewaren van specula voor het plaatsen van een spiraal

Achtergrond

De SRI-richtlijn Reiniging, desinfectie en sterilisatie (herbruikbare) medische hulpmiddelen (2024) beschrijft vaginale specula als semi-kritisch instrumentarium, omdat zij tijdens het gebruik door een niet-steriele lichaamsholte gaan.1  Wel is het altijd nodig om het speculum na reiniging te steriliseren, omdat specula onder andere besmet raken met HPV, dat niet of nauwelijks op andere manieren te doden is. Voor gebruik hoeven vaginale specula echter, na sterilisatie, niet-steriel te blijven. Het verpakt steriliseren en opslaan van specula is vanuit het oogpunt van infectiepreventie niet noodzakelijk.

Overwegingen

  • Plaatsing van een spiraal is een invasieve handeling. Bij een invasieve handeling wordt zo schoon mogelijk gewerkt, onder andere door gebruik te maken van steriel instrumentarium (zie Detail Steriel werken en schoon werken). Voorheen werd het speculum voor deze toepassing daarom als kritisch instrumentarium gezien. Het speculum moest gesteriliseerd en verpakt bewaard worden, zodat het instrumentarium steriel bleef tot aan gebruik (spiraalplaatsing). Zoals hierboven beschreven komt het speculum alleen in contact met het slijmvlies en komt het niet in contact met steriel weefsel. Tijdens de plaatsing van een spiraal kan het speculum echter als werkveld gezien worden, waarbij het materiaal van het spiraal in aanraking kan komen met het speculum.
  • Indien het speculum niet op de juiste wijze is gereinigd, gesteriliseerd en bewaard, kunnen mogelijk pathogene micro-organismen van buiten de patiënt tijdens de plaatsing overgedragen worden aan de patiënt. Het is daarom van groot belang dat een speculum na sterilisatie schoon wordt opgeslagen om (her)besmetting met micro-organismen te voorkomen.
  • De werkgroep acht de kans op een intra-uteriene infectie na plaatsing van een spiraal als gevolg van het gebruik van een gesteriliseerd maar onverpakt bewaard speculum verwaarloosbaar klein, mits het speculum schoon is bewaard. Deze afweging is mede gebaseerd op de aanbevelingen in de SRI Richtlijn Reiniging, desinfectie en sterilisatie 1  en de werkwijze in de tweede lijn. Daarnaast is onverpakt steriliseren van specula minder belastend voor het milieu.

Conclusie

De werkgroep geeft de keuze tussen 2 mogelijkheden voor het bewaren van een gesteriliseerd speculum voor het plaatsen van een spiraal. Deze keuze is onder andere afhankelijk van de organisatie van de praktijk:

  • onverpakt steriliseren en onverpakt maar schoon bewaren van het speculum (in een gesloten, schone, droge en stofvrije omgeving uitsluitend voor specula en volgens het principe first in, first out)
  • verpakt steriliseren en verpakt bewaren van het speculum

Detail nr. 30 Bewaren van gesteriliseerd verpakt instrumentarium

Bewaren van gesteriliseerd verpakt instrumentarium

Achtergrond

  • Gesteriliseerd kritisch instrumentarium en andere kritische materialen blijven steriel zolang de verpakking droog en onbeschadigd en niet te oud is. In (te) volle lades is het risico op beschadiging van verpakkingen groot. De houdbaarheid van de steriliteit is afhankelijk van verschillende factoren, zoals het type verpakkingsmateriaal, toepassing van speciale opslagmiddelen en de opslagplaats.
  • Gesteriliseerd kritisch instrumentarium dat verpakt in laminaatzakjes bewaard wordt, is 1 maand houdbaar. De houdbaarheid kan worden verlengd tot 6 maanden als deze verpakking in een gesloten bak (uitsluitend voor steriele medische hulpmiddelen) wordt bewaard.
  • De houdbaarheid van de steriliteit is afhankelijk van verschillende factoren, zoals het type verpakkingsmateriaal, de manier van verpakken, eventueel transport, het gebruikte opslagmiddel en de opslagplaats. Volgens NEN-norm R5301-4 Houdbaarheid van gesteriliseerde medische hulpmiddelen in instellingen heeft instrumentarium dat in laminaatzakjes gesteriliseerd is een maximale bewaartermijn van een maand (ter garantie van steriliteit). Als deze verpakking in een gesloten bak uitsluitend voor steriele medische hulpmiddelen wordt bewaard, stijgt de houdbaarheid van het gesteriliseerde instrumentarium naar 6 maanden.

Overweging

De NEN-norm lijkt vooral van belang voor instrumentarium waarvan steriliteit geborgd moet zijn, dus voor kritisch instrumentarium dat in aanraking komt met steriel weefsel, zoals bij chirurgische ingrepen.

Conclusies

  • Instrumentarium dat in laminaatzakjes gesteriliseerd is, heeft een maximale bewaartermijn van 1 maand (ter garantie van steriliteit).
  • Als deze verpakking in een gesloten bak (uitsluitend voor steriele medische hulpmiddelen) wordt bewaard, dan stijgt de houdbaarheid van gesteriliseerd instrumentarium naar 6 maanden.

Detail nr. 31 Bewaren en transporteren van vervuild instrumentarium

Bewaren en transporteren van vervuild instrumentarium

Vervuild instrumentarium krijgt direct na gebruik een eerste grove voorreiniging en moet daarna zo spoedig mogelijk worden gereinigd. Snelle reiniging voorkomt indrogen van bloed en ander organisch materiaal dat het reinigen bemoeilijkt en het materiaal kan aantasten. Wanneer reiniging op korte termijn niet mogelijk is (arbitrair: binnen 24 uur) moet het instrumentarium tot het moment van reinigen nat bewaard worden in een afsluitbare bak met een bewaarvloeistof met CE-markering. Ververs deze bewaarvloeistof zo nodig tussentijds volgens de gebruiksinstructie van de fabrikant.
Wanneer de praktijk het instrumentarium laat reinigen en steriliseren bij een Centrale Sterilisatie Afdeling (CSA) of sterilisatiebedrijf, kunnen hiermee andere afspraken zijn gemaakt.

Detail nr. 32 Instrumentarium voor eenmalig gebruik

Gebruik van instrumentarium

  • Uit het oogpunt van duurzaamheid is het van belang om zorgvuldig af te wegen of het gebruik van herbruikbaar instrumentarium een duurzamer alternatief vormt dan het gebruik van instrumentarium voor eenmalig gebruik.1  Vanuit duurzaamheidsperspectief heeft herbruikbaar instrumentarium de voorkeur (Gezondheidsraadadvies Verduurzaming van hulpmiddelen in de zorg (2022)), mits reiniging, desinfectie en sterilisatie goed georganiseerd zijn.
  • Als herbruikbaar instrumentarium een beperkte levensduur heeft, is het wenselijk dat het zo mogelijk gereviseerd (refurbished) is.1
  • Er bestaan tussen praktijken grote verschillen in bijvoorbeeld praktijkpopulatie, praktijkgrootte en praktijkvoering. Het is daarom aan de huisarts(engroep) of verloskundige(ngroep) om zelf een afweging te maken.

Detail nr. 33 Reiniging van ruimten, meubilair en voorwerpen

Reiniging en desinfectie van ruimten, meubilair en voorwerpen

  • De ruimten in de huisartsen- en verloskundigenpraktijk zijn, afhankelijk van het infectierisico, in te delen in:
    • niet-kritische (openbare) ruimten, zoals entree, gang, wachtkamer, koffieruimte
    • semi-kritische ruimten, zoals spreekkamer, onderzoekkamer, verkleedruimte patiënt, toiletten
    • kritische ruimten, zoals behandelkamer, laboratorium, ruimte waar instrumenten worden gereinigd, gedesinfecteerd of gesteriliseerd
  • Deze indeling bepaalt de methode en frequentie van schoonmaken. Indien er gecombineerde ruimten zijn, zoals spreekkamer en behandelkamer, houd dan het meest kritische deel aan voor het maken van onderscheid.
  • In het algemeen geldt dat oppervlakken een gering risico vormen voor de transmissie van micro-organismen. In de praktijk is reiniging van vloeren, wanden, meubilair, enzovoorts doorgaans voldoende
  • Bij besmetting met bloed of andere lichaamsvochten moeten ruimten, meubilair en voorwerpen gereinigd en gedesinfecteerd worden. Voor kleine oppervlakken heeft een product op alcoholbasis de voorkeur. Voor het desinfecteren van grote oppervlakken (> 0,5m²) is een product op alcoholbasis niet geschikt en wordt een desinfectiemiddel met virucide werking geadviseerd, dat is toegelaten door Ctgb of ECHA.23

Detail nr. 34 Algemene voorzorgsmaatregelen

Laboratoriumwerkzaamheden

Voorbeelden van laboratoriumtests in de huisartsen- en verloskundigenpraktijk zijn urinestriponderzoek en Hb-, CRP- en glucosebepaling na een vingerprik.
Voor richtlijnen ten aanzien van het gebruik van deze zogeheten point of care-tests (POCT) wordt verwezen naar de NHG-Richtlijn Point of care testing in de huisartsenzorg (2015).
De aanbevelingen inzake laboratoriumwerkzaamheden zijn in lijn met de WIP-richtlijn Microbiologische veiligheid in diagnostische laboratoria.24

Detail nr. 35 Wanneer schoon, wanneer steriel?

Steriel werken en schoon werken

Het werken met steriele materialen (bijvoorbeeld steriel instrumentarium of steriele handschoenen) draagt bij tot aseptisch handelen. Aseptisch handelen omvat alle maatregelen om het overbrengen van lichaamsvreemde bacteriën (besmetting) te vermijden.
Steriel werken is bij bepaalde ingrepen nodig om bijvoorbeeld een wondinfectie of late bacteriëmie te voorkomen. De huisarts of verloskundige maakt een inschatting of steriel werken geïndiceerd is (voor verloskundigen: zie ook het Verloskundige handelingen met bijbehorende details). Zowel patiëntgebonden factoren als een bepaald type ingreep kunnen het risico op infectie verhogen.

Steriele handschoenen bij invasieve ingrepen

  • Bij de vorige herziening van deze richtlijn (2017) is een samenvatting van het bewijs gegenereerd over steriele handschoenen bij invasieve ingrepen. De samenvatting sluit volgens de werkgroep nog steeds aan bij de huidige inzichten.25  In deze herziening is daarom besloten de samenvatting van het bewijs ongewijzigd te laten.
  • Bij het doorbreken van de beschermende huidbarrière is er een risico op een wondinfectie. Bij vaginaal toucher bij zwangeren is er eveneens een verhoogd risico op een intra-uteriene infectie. Om die reden werd de volgende vraag onderzocht:
    • Wat is de kans op een wondinfectie en/of bacteriëmie met late gevolgen bij patiënten die een ingreep ondergaan waarbij de huid wordt doorboord met gebruik van steriele handschoenen versus met gebruik van niet-steriele handschoenen?
  • Er werd 1 onderzoek gevonden in de eerste lijn: in een gerandomiseerd en gecontroleerd onderzoek in huisartsenpraktijken in Australië werd de invloed van het gebruik van steriele (n = 243) of niet-steriele handschoenen (n = 250) bij kleine chirurgische dermatologische ingrepen (excisie naevus, verruca seborroica, maligne en premaligne laesies) bij immuuncompetente patiënten onderzocht. In beide groepen werden verder de principes van steriel werken toegepast (handhygiëne, desinfectie, steriel veld, steriel instrumentarium). In totaal ontstonden er 43/478 (9%) wondinfecties, waarvan 8,7% (95%-BI 4,9 tot 12,6) in de groep met niet-steriele handschoenen en 9,3% (95%-BI 7,4 tot 11,1%) in de groep met steriele handschoenen. De auteurs concluderen dat het gebruik van schone niet-steriele handschoenen niet inferieur is ten opzichte van steriele handschoenen wat betreft wondinfecties.26
  • Verder werden 5 tweedelijnsonderzoeken en een Nederlandse richtlijn gevonden.
    • In een gerandomiseerd onderzoek onder immuuncompetente patiënten met ongecompliceerde traumatische laesies naar het aantal infecties bij het gebruik van steriele handschoenen (n = 408) versus niet-steriele handschoenen (n = 408) werd geen significant verschil gevonden.27
    • In een retrospectief cohort (n = 2084 ingrepen) naar het aantal infecties na micrografische chirurgie met steriele versus niet-steriele handschoenen werd geen significant verschil gevonden (p > 0,05).28
    • In een RCT naar het aantal infecties bij het gebruik van schone niet-steriele handschoenen (n = 30) versus steriele handschoenen (n = 30) tijdens de hechtfase van een Mohs micrografische operatie werd geen significant verschil gevonden.29
    • In 2 onderzoeken naar het verschil in het aantal infecties bij het verwijderen van een verstandskies met het gebruik van schone niet-steriele handschoenen versus steriele handschoenen werd eveneens geen verschil gevonden.30 31
    • De WIP-richtlijn Veilig werken in de dermato-venereologie (voor ziekenhuizen) adviseert conform het advies van de WHO om in ieder geval steriele handschoenen te dragen bij invasieve ingrepen waarbij het defect met een hechting wordt gesloten.32

Overwegingen

  • Er is weinig wetenschappelijk onderzoek gedaan naar het werken met niet-steriele versus steriele handschoenen bij invasieve ingrepen in de eerste lijn.
  • De gevonden onderzoeken laten geen significant verschil zien in het aantal wondinfecties tussen werken met steriele of niet-steriele handschoenen bij kleine chirurgische dermatologische ingrepen.
  • Het gebruik van steriele handschoenen is onderdeel van steriel werken en is gebaseerd op algemeen aanvaarde microbiologische principes volgens Spaulding (jaren vijftig). Dit principe heeft bij chirurgische ingrepen en in de verloskunde geleid tot een afname van het aantal infecties.
  • Richtlijnen over hygiëne en infectiepreventie van andere organisaties zoals SRI (voorheen WIP) en WHO bevelen het gebruik van steriele handschoenen aan bij invasieve ingrepen zoals chirurgische of verloskundige handelingen.
  • In bepaalde situaties volstaat het waarschijnlijk om ‘schoon’ te werken, zoals bij gezonde (immuuncompetente) patiënten met ongecompliceerde wonden. Onder schoon werken wordt verstaan; schone, niet-steriele handschoenen, desinfectie van het werkveld, steriel instrumentarium en het volgen van een standaard procedure waarbij de ingreep niet wordt onderbroken.

Conclusie

De werkgroep adviseert het gebruik van steriele handschoenen wanneer steriel werken is geïndiceerd en laat deze inschatting over aan de huisarts of verloskundige. Bij steriel werken wordt de huid gedesinfecteerd, een steriel veld gecreëerd, gebruik gemaakt van steriele instrumenten en een standaard procedure gevolgd. Bij het hechten van een ongecompliceerde snijwond bij een immuuncompetente patiënt volstaat ‘schoon werken’ en kan er dus gehecht worden met niet-steriele handschoenen. In alle andere gevallen moet de huisarts een afweging maken wat betreft het wel of niet-steriel werken. Voor verloskundigen zie ook Verloskundige handelingen met bijbehorende details.

Risicofactoren voor wondinfectie na een chirurgische dermatologische ingreep in de eerste lijn

Achtergrond

  • Bij de vorige herziening van deze richtlijn (2017) is een samenvatting van het bewijs gegenereerd over risicofactoren voor wondinfectie na een chirurgische ingreep. De samenvatting sluit nog steeds aan bij de huidige inzichten. In deze herziening is daarom besloten de samenvatting van het bewijs ongewijzigd te laten.
  • Er is behoefte aan handvatten bij de afweging of er steriel gewerkt moet worden bij een chirurgische ingreep in de eerste lijn of dat er andere voorzorgsmaatregelen genomen moeten worden (zoals antibiotische profylaxe of verwijzing naar de tweede lijn).
  • Er zijn 2 onderzoeken gevonden naar risicofactoren voor wondinfecties na een chirurgische ingreep in de eerste lijn.
    • In een prospectief observationeel onderzoek (n = 972) in 3 huisartsenpraktijken in Australië werden risicofactoren voor wondinfecties onderzocht na een chirurgische dermatologische ingreep bij immuuncompetente patiënten. Het aantal wondinfecties was 85/972 (incidentie 8,7%, 95%-BI 6,5 tot 11,0). Onafhankelijke risicofactoren bleken: excisie bovenste extremiteit (p < 0,001), onderste extremiteit (p < 0,001), excisie BCC (p = 0,001), excisie SCC (p = 0,001) en re-excisie na huidkanker. Additionele risicofactoren bleken de lengte van de excisie (p < 0,001) en de status van ex-roker (p = 0,019). Diabetes mellitus bleek in dit onderzoek geen risicofactor.26
    • In een ander prospectief onderzoek door dezelfde auteurs in 2006 in 4 huisartsenpraktijken in Australië naar wondinfecties na huidexcisies onder immuuncompetente patiënten bleek het totaal aantal wondinfecties 74/857 (8,6%; 95%-BI 3,5 tot 13,8%). In dit onderzoek was diabetes mellitus wel significant gecorreleerd met een hogere incidentie op infectie (18,2% versus 8,4%, p = 0,019). Andere risicofactoren bleken leeftijd boven de 60 jaar (12,4 versus 5,6%, p = 0,056). Zowel excisie van een plaveiselcelcarcinoom (13,5%) als een excisie op de onderste extremiteit (25/73) gaven een duidelijk verhoogd risico.34
  • In andere eerste en tweedelijns onderzoeken werden (deels vergelijkbare) risicofactoren voor wondinfecties na een dermatologische ingreep waargenomen: excisie op oor of neus, excisie onderste extremiteit, excisie huidmaligniteit, diabetes mellitus, immuungecompromitteerde patiënt, hoge leeftijd, mannelijk geslacht, het gebruik van anticoagulantia.33 35

Overwegingen

  • In deze richtlijn wordt het gebruik van steriele handschoenen geadviseerd wanneer steriel werken is geïndiceerd en wordt deze inschatting overgelaten aan de huisarts.
  • Bij een verhoogd risico op een wondinfectie heeft steriel werken de voorkeur.
  • Er is weinig wetenschappelijk bewijs over risicofactoren voor wondinfecties na chirurgische ingrepen in de eerste lijn en het is moeilijk te wegen hoe groot de invloed van de afzonderlijke risicofactoren is.

Conclusies

  • Risicofactoren voor wondinfecties na een chirurgische dermatologische ingreep zijn te verdelen in patiëntgebonden factoren (hoge leeftijd, comorbiditeit zoals diabetes mellitus, verminderde afweer (zie detail Verminderde afweer)), en factoren samenhangend met de ingreep, zoals de grootte en lokalisatie van de excisie (oor/neus/onderste extremiteit), en (re-)excisie van een huidmaligniteit.
  • De werkgroep adviseert steriel te werken bij dermatologische chirurgische ingrepen in de eerste lijn met een verhoogd risico op wondinfecties. Een voorbeeld van een ingreep waarbij altijd steriel gewerkt moet worden, is een vasectomie. Voor het hechten van een oppervlakkige snijwond bij een immuuncompetente patiënt volstaat schoon werken.
  • Soms is steriel werken geïndiceerd, maar in de praktijk niet haalbaar. Overweeg dan verwijzing naar de tweede lijn, zeker als het gaat om een electieve ingreep.
  • Wanneer de huisarts inschat dat het bij een bepaalde ingreep niet noodzakelijk is om steriel te werken, dan is minimaal ‘schoon’ werken vereist.

Verminderde afweer

  • Er zijn meerdere factoren die het vermogen tot afweer tegen infecties bepalen. Naast aangeboren afweerstoornissen (bijvoorbeeld agammaglobulinemie) en verworven afweerstoornissen spelen een rol:
    • medicatie (bijvoorbeeld hoge dosering biologicals, glucocorticoïden of agranulocytose bij anti-epileptica)
    • ziekte (bijvoorbeeld leukemie, hiv-infectie met CD4-T-lymfocyten < 500/mm3)
    • leeftijd (< 3 maanden of > 75 jaar)
    • diabetes mellitus
    • zwangerschap.36
  • De werkgroep adviseert om als huisarts een inschatting te maken op basis van deze factoren en tabel d1 in de NHG-Behandelrichtlijn Traumatische wonden en bijtwonden.36

Detail nr. 36 Desinfectie bij injecties en intraveneuze toediening

Desinfectie bij injecties en intraveneuze toediening

Conform de SRI Richtlijn Desinfectie Huid en slijmvliezen plus puncties37  wordt desinfectie van de huid bij intramusculaire, subcutane en intradermale injecties niet aanbevolen. Hiervan kan worden afgeweken, bijvoorbeeld bij immuungecompromitteerde patiënten. Desinfectie van de huid wordt wel aanbevolen bij het geven van een intra-articulaire injectie, intraveneuze toediening of voorafgaand aan een bloedafname (venapunctie). De aanbeveling om de huid te desinfecteren voor intraveneuze toediening, zoals bij het plaatsen van een infuus, is conform de WIP-richtlijn Intraveneuze toedieningen38  (in herziening tot SRI-richtlijn).

Detail nr. 37 Elektrocoagulatie

Elektrocoagulatie

Chirurgische rook die vrijkomt bij onder andere elektrocoagulatie kan bestanddelen bevatten die toxisch, carcinogeen of infectieus zijn, en daarmee dus schadelijk voor de zorgverlener.39 40 41
In een systematisch literatuuronderzoek naar de schadelijkheid van chirurgische rook onder ok-personeel (20 onderzoeken geïncludeerd) bleken in de rook virussen, bacteriën en maligne cellen aanwezig te kunnen zijn. Er is echter geen literatuur die een directe link laat zien tussen de componenten van rook en de transmissie van ziekte.42
Er zijn geen onderzoeken over elektrocoagulatie bij kleine ingrepen (in de eerste lijn). In de WIP-richtlijn Veilig werken in de dermato-venereologie (voor ziekenhuizen) wordt geadviseerd om tijdens elektrocoagulatie van door HPV en andere virussen veroorzaakte aandoeningen een beschermende bril en een ademhalingsbeschermingsmasker te dragen. Ook waarschuwt de richtlijn voor brandgevaar na desinfectie met alcohol.32

Conclusie

  • Chirurgische rook die vrijkomt bij elektrocoagulatie kan bestanddelen bevatten die schadelijk zijn voor de zorgverlener.
  • Na desinfectie met alcohol moet rekening worden gehouden met brandgevaar.

Overweging

Zorgverleners worden in de huisartsenpraktijk maar zeer beperkt en kortdurend aan chirurgische rook blootgesteld. Omdat een FFP2-ademhalingsbeschermingsmasker al wordt aanbevolen voor andere gebruiksindicaties in de huisartsenpraktijk, heeft de werkgroep ervoor gekozen om dit type masker ook bij elektrocoagulatie te adviseren.

Aanbevelingen

  • Tijdens elektrocoagulatie van door HPV en andere virussen veroorzaakte aandoeningen moet de zorgverlener een beschermende bril en een FFP2-ademhalingsbeschermingsmasker dragen.
  • Houd bij het gebruik van alcohol als desinfectans bij elektrocoagulatie rekening met brandgevaar. De aangebrachte alcohol moet dan ook voor aanvang van de ingreep volledig zijn verdampt.

Detail nr. 38 Algemene voorzorgsmaatregelen

Preventie van accidenteel bloedcontact

Situaties met risico op accidenteel bloedcontact

  • Risico op een accidenteel bloedcontact bestaat in situaties zoals:
    • handelingen waarbij werknemers een bepaald scherp voorwerp gebruiken (of daarbij assisteren) zoals het geven van een injectie en het maken van een incisie
    • handelingen waarbij lichaamsvocht kan wegspatten, zoals chirurgische ingrepen, bevallingen en wondverzorging
    • onvoorziene situaties zoals het vallen van een scherp voorwerp, onvoorzien vrijkomen van lichaamsvocht, bijten en andere verwondingen door agressie
    • verwerking van materialen zoals: opruimen en schoonmaken van herbruikbare scherpe voorwerpen, het opruimen van wegwerpmateriaal, vervoer van materiaal of afval, zwerfnaalden
  • Onder hoge werkdruk, met name in acute situaties, doet accidenteel bloedcontact zich eerder voor.

Arboregels en aanvullende richtlijnen

  • Conform het Arbeidsomstandighedenbesluit art. 4.85 en 4.86 is de werkgever verplicht om periodiek een risicobeoordeling uit te voeren van situaties met scherpe medische hulpmiddelen en waar nodig maatregelen te nemen die de kans op een snij- en/of prikaccident zo veel mogelijk verkleinen.
  • Scherpe medische hulpmiddelen zijn bijvoorbeeld messen, naalden, naaldvoerders met naald, scherpe haken en chirurgisch instrumentarium.
  • Conform het Arbeidsomstandighedenbesluit art. 4.97 lid 2 is het verplicht om een scherp medisch hulpmiddel met een ingebouwd veiligheids- en beschermingsmechanisme te gebruiken in situaties met kans op letsel of infectie door een scherp medisch hulpmiddel waarbij vervanging door een niet-scherp medisch hulpmiddel niet mogelijk is.
  • In de SRI-richtlijn Accidenteel bloedcontact43  is aanvullende informatie te vinden over het beleid voor medisch specialistische zorg, langdurige zorg en de publieke gezondheidszorg.

Detail nr. 39 Naalden

Verplichting veilige naaldsystemen en verbod op recappen

Omdat 85% van de prikaccidenten zich voordoet in de zorgsector, hebben werkgevers en werknemers uit die sector in Europees verband het initiatief genomen om prikaccidenten aan te pakken. Dat heeft geleid tot Richtlijn 2010/32/EU (2010) die werkgevers in alle EU-lidstaten verplicht om hun medewerkers te beschermen tegen prikaccidenten.
In Nederland is dit vertaald in het Arbeidsomstandighedenbesluit, artikel 4.97. Daarin staat dat medische hulpmiddelen met ingebouwde veiligheids- en beschermingsmechanismen beschikbaar moeten zijn (zoals veilige naaldsystemen) en dat recappen (doppen op injectienaalden terugzetten) verboden is.
Medische hulpmiddelen met ingebouwde veiligheids- en beschermingsmechanismen zijn naalden, chirurgische messen en andere (scherpe) medische hulpmiddelen die een ingebouwde beveiliging hebben zodat de uitvoerende zorgmedewerker zichzelf of een ander er na gebruik niet mee kan besmetten. Dit betekent dat het gebruik van naaldenbekers of -containers alleen niet voldoende is.
Artikel 4.97 is ook van toepassing op vrijwilligers, zie Arbeidsomstandighedenbesluit, artikel 9.5a.

Detail nr. 40 Afhandeling van een accidenteel bloedcontact

Afhandeling van een accidenteel bloedcontact

Iedere instelling moet een protocol hebben waarin duidelijk staat vermeld wat te doen bij accidenteel bloedcontact (risico-inschatting, te nemen maatregelen en verdere afspraken over afhandeling van het accident). Dit kan op verschillende manieren zijn geregeld, bijvoorbeeld binnen de instelling via de bedrijfsarts, de GGD, het regionale ziekenhuis of een andere onafhankelijke organisatie.
De Landelijke Coördinatiestructuur Infectieziektebestrijding (LCI) publiceerde in april 2019 de herziene Richtlijn Prikaccidenten. Deze richtlijn beschrijft het beleid na prik-, bijt-, snij- en spataccidenten met bloed en andere lichaamsvloeistoffen en is gericht op mogelijke blootstelling aan HBV, HCV en hiv. De richtlijn is bedoeld voor alle artsen, verpleegkundigen, deskundigen infectiepreventie en overige zorgverleners die betrokken zijn bij de beoordeling van prikaccidenten.44

Detail nr. 41 Verplichtingen van de werkgever

Immuun- en vaccinatiestatus

  • Werkgevers in huisartsen- en verloskundigenpraktijken moeten beleid hebben met betrekking tot de immuun- en vaccinatiestatus van personeel (RI&E, zie Detail Arbowetgeving). Hierin is minimaal het volgende opgenomen:
    • een procedure ten aanzien van de immuun- en vaccinatiestatus van de praktijkmedewerkers (vanaf indiensttreding)
    • een procedure om eventueel aanvullende maatregelen aan te bieden bij een ontoereikende immuun- en vaccinatiestatus
    • specifiek beleid voor praktijkmedewerkers met een verhoogd risico (bijvoorbeeld zwangeren of medewerkers met een zwangerschapswens)
    • de manier waarop het overzicht van de immuun- en vaccinatiestatus van de praktijkmedewerkers wordt ingezet bij een (dreigende) uitbraak
    • wat te doen bij onbeschermde blootstelling aan of mogelijke besmetting met een infectieziekte (bijvoorbeeld profylaxe door middel van passieve immunisatie).
  • Aanvullende maatregelen kunnen bestaan uit het aanbieden van (aanvullende) vaccinatie, uitsluiting van specifieke werkzaamheden en/of de toepassing van (extra) persoonlijke beschermingsmiddelen.
  • Vanuit de Arbowet is er geen wettelijke vaccinatieverplichting. De werkgever moet echter wel vaccinatie aanbieden naast algemene infectiepreventieve maatregelen, zoals PBM. Het staat de zorgmedewerker dan vrij dit wel of niet te accepteren.
  • De Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) staat niet toe dat de werkgever gezondheidsgegevens van medewerkers inventariseert en/of registreert. Geadviseerd wordt dit uit te besteden aan een onafhankelijke derde partij, bijvoorbeeld een arbodienst, bedrijfsarts of vaccinatiebureau. Deze derde partij registreert dan de medische gegevens en vaccinatiestatus van de zorgmedewerkers.43

Hepatitis B

Bij HBV wordt er onderscheid gemaakt in risicolopers en risicovormers. Voor hen geldt verschillend beleid.

Risicolopers
  • Huisartsen en praktijkmedewerkers zijn risicolopers voor HBV. Voor hen geldt geen wettelijke vaccinatieplicht en ook geen wettelijke plicht tot registratie van de immuunstatus
  • Voor verder beleid inzake HBV-vaccinatie bij zorgverleners, zie LCI-richtlijn Hepatitis B45  en Praktijkrichtlijn Hepatitis B-vaccinatie voor risicolopend personeel.46  Deze richtlijnen beschrijven de betreffende vaccinaties en controles, en het beleid bij non-responders.
Risicovormers
  • Verloskundigen zijn risicovormers voor HBV. Voor risicovormers geldt een vaccinatie- en registratieplicht.
  • Elke risicovormer moet gevaccineerd zijn tegen HBV, met controle van de respons. Bij non- en hyporesponders en bij vaccinweigeraars moet gecontroleerd worden of zij geïnfecteerd zijn met HBV.
  • Voor het beleid bij risicovormers, zie Hepatitis B – Landelijke richtlijn preventie transmissie van hepatitis B van medisch personeel naar patiënten.47

Overige vaccinaties

  • Ook wordt nagegaan (door een onafhankelijke derde partij) of de praktijkmedewerker is gevaccineerd in overeenstemming met het Nederlandse Rijksvaccinatieprogramma. Wanneer een praktijkmedewerker niet gevaccineerd is volgens het Rijksvaccinatieprogramma én de desbetreffende infecties niet heeft doorgemaakt in het verleden, dan wordt vaccinatie tegen BMR, DKTP en waterpokken geadviseerd. Het aanbieden van de overige vaccinaties in het Rijksvaccinatieprogramma is twijfelachtig omdat deze infectieziekten weinig voorkomen en de kans op transmissie van deze ziekten in de huisartsen- en verloskundigenpraktijk heel klein is.
  • Influenzavaccinatie wordt voor alle medewerkers in de gezondheidszorg geadviseerd om transmissie te voorkomen naar patiënten met een verhoogd risico op een ernstig beloop.
  • De Gezondheidsraad adviseert in het Advies Vaccinatie van werknemers: kinkhoest (2024) om vaccinatie tegen kinkhoest aan te bieden aan werknemers die een grotere kans hebben in contact te komen met jonge kinderen die onvoldoende tegen kinkhoest zijn beschermd. Hierbij gaat het om vaccinatie van werknemers in het ziekenhuis, zoals op de afdelingen pediatrie, neonatologie of spoedeisende hulp, maar ook van bijvoorbeeld verloskundigen, werknemers in de kraamzorg en bij consultatiebureaus.
  • Als de praktijkmedewerker niet weet of hij een infectieziekte heeft doorgemaakt of is gevaccineerd, kan in overleg een titer worden bepaald. Voor verloskundigen of verloskundig actieve huisartsen is het wenselijk om een serostatus van CMV, parvovirus en varicella zoster te laten bepalen. Voor huisartsen (in opleiding) is het zinvol voorafgaand aan de zwangerschap na te gaan of er risico’s zijn ten aanzien van infectieziekten (zie bijvoorbeeld Veilig werken tijdens zwangerschap (SBOH) met bijbehorende Zwangerschapskaart Infectieziekten).
  • De bedrijfsarts kan een rol spelen bij adviezen over onder andere aanvullende diagnostiek of vaccinaties bij (zwangere) werknemers (inclusief werknemers met een zwangerschapswens). Voor werknemers met een zwangerschapswens kan een preventief consult van toegevoegde waarde zijn waarin de risico’s in relatie tot een eventuele zwangerschap worden besproken inclusief de preventieve maatregelen. Een BMR-vaccinatie kan bijvoorbeeld wel vóór, maar niet tijdens de zwangerschap gegeven worden.
  • Zie voor meer informatie de Arbocatalogus, de websites van SBOH en KIZA, en het Gezondheidsraadadvies Werknemers en infectieziekten: Criteria voor vaccinatie met Afwegingskader ter bescherming van de werknemer).

Detail nr. 42 Meldingsplichtige infectieziekten

Meldingsplichtige infectieziekten

  • Nederland kent op grond van de Wet publieke gezondheidszorg een meldingsplicht voor een aantal infectieziekten, zodat deze op een adequate manier bestreden kunnen worden. Afhankelijk van de ernst worden de meldingsplichtige infectieziekten ingedeeld in de categorieën A1, A2, B1, B2 en C. Deze indeling is gebaseerd op de mate waarin dwingende maatregelen opgelegd kunnen worden om de bevolking te beschermen. Afhankelijk van de indeling moeten ziekten direct, binnen 24 uur of binnen een werkdag worden gemeld.
  • Voor verdere informatie over wat de meldingsplicht betekent, welke infectieziekten meldingsplichtig zijn en de snelheid van melden bij de verschillende meldingsplichtige infectieziekten, zie de informatie van het RIVM over de meldingsplicht, de meldingsnorm en de folder Melden van infectieziekten (2023).
  • Bij een uitbraak van een meldingsplichtige infectieziekte, met name uit categorie A of B, kunnen de adviezen over infectiepreventie (welke persoonlijke beschermingsmiddelen, reiniging en desinfectie van ruimten en afvalbeheer) afwijken van wat men gewend is in de huisartsen- of verloskundigenpraktijk. Voor deze specifieke adviezen wordt verwezen naar de ziektespecifieke richtlijnen van de verschillende aandoeningen.

Detail nr. 43 Infecties bij de zorgverlener

Infecties bij de zorgverlener

  • Een zorgverlener met een infectie kan een besmettingsbron zijn voor patiënten en collega’s. Bij bepaalde infecties moet de zorgverlener een risico-inschatting maken en zo nodig aanvullende maatregelen nemen om besmetting van patiënten te voorkomen. Voorbeelden van aanvullende maatregelen zijn: afzien van het zelf behandelen van patiënten of contact vermijden met risicogroepen zoals immuungecompromitteerde patiënten en pasgeborenen. Als een zorgverlener met een infectieuze aandoening wel patiënten behandelt, dan kan hij zo nodig persoonlijke beschermingsmiddelen gebruiken.
  • Bij meldingsplichtige infectieziekten uit groep A2, B1 en B2 zijn wettelijke maatregelen mogelijk, waaronder een verbod op beroepsuitoefening (zie Welke infectieziekten zijn meldingsplichtig?, geraadpleegd november 2024).

Risico-inschatting

Voorbeelden van infecties waarbij de zorgverlener een risico-inschatting moet maken:

  • huidinfectie (zoals impetigo)
  • nagelriemontsteking
  • (aanhoudende) diarree en/ of braken
  • kinkhoest (groep B2 meldingsplichtige ziekte; zie voor verdere informatie LCI-richtlijn Kinkhoest48  met daarin de paragraaf Vaccinatie en andere preventieve maatregelen op het werk)
  • herpesinfectie van huid of slijmvliezen: zie LCI-richtlijn Herpes simplex).49  Hierin staat: 'Wering van personen met herpes labialis is vanuit volksgezondheidsperspectief niet zinvol. Wel wordt aangeraden extra hygiënemaatregelen te treffen bij verzorgend personeel met actieve herpes labialis en werkzaam met neonaten (tot de leeftijd van 1 maand) of immuno-incompetenten. Maatregelen betreffen het dragen van een mondkapje bij verzorgende werkzaamheden en het in acht nemen van goede handhygiëne.’
  • conjunctivitis
  • waterpokken
  • hepatitis A (groep B2 meldingsplichtige ziekte): zie LCI-richtlijn Hepatitis A.50  Hierin staat: ‘Vanwege besmettelijkheid kan, bij werk in de zorg met direct patiëntencontact en/of werk in de voedselbereiding, pas begonnen worden met re-integratie in het eigen werk vanaf 1 week na het ontstaan van icterus.’
  • hepatitis B (groep B2 meldingsplichtige ziekte): zie LCI-richtlijn Hepatitis B .45  Hierin staat; ‘De Commissie preventie iatrogene hepatitis B heeft een richtlijn opgesteld ter preventie van HBV-overdracht in de gezondheidszorg. Zorgverleners die HBV-drager zijn kunnen risicohandelingen uitvoeren onder bepaalde voorwaarden. De belangrijkste voorwaarde is dat er niet meer dan 1000 IU/mL HBV-DNA aantoonbaar mag zijn en dat de viremie minstens eens per 6 maanden wordt gemeten.’
  • scabiës
  • ook na een opname of werken in een buitenlands ziekenhuis of verpleeghuis is een risico-inschatting nodig in verband met het risico op MRSA/BRMO

Detail nr. 44 Scherp afval

Afval met infectierisico

  • Het afvalbeheer (inzameling, vervoer, verwerking) is in Nederland uitgewerkt naar afvalstromen in zogeheten sectorplannen. Voor een groot deel van het afval uit de gezondheidszorg is sectorplan 19 van toepassing: ‘Afval van gezondheidszorg bij mens of dier’. Onder dit sectorplan valt het afval dat vrijkomt bij diagnostiek, behandeling en preventie van ziekte. Een deel van dit afval wordt aangemerkt als gevaarlijk afval, bijvoorbeeld afval waaraan een infectierisico verbonden is. Met name met deze vorm van afval hebben huisartsen en verloskundigen te maken.
  • De overheid stelt eisen op het gebied van hygiëne, opslag en afgifte van risicohoudende medische afvalstoffen. De zorgverlener is verantwoordelijk voor de opslag en de verpakking van de afvalstoffen in zijn praktijk. Het afval met infectierisico mag alleen worden ingezameld door een erkende inzamelaar die voorkomt op de zogeheten VIHB-lijst (VIHB = vervoerder, inzamelaar, handelaar of bemiddelaar van afvalstoffen).
  • Naaldcontainers moeten voldoen aan de normen NEN-EN ISO 23907-1 of NEN-EN-ISO 23907-2.43  De eisen zijn:
    • naaldcontainers zijn van hard plastic, ondoordringbaar voor naalden en lekdicht
    • naaldcontainers hebben een voorziening waarmee de naald van de spuit of naaldhouder kan worden gescheiden zonder de naald met de handen aan te raken
    • naaldcontainers zijn zo af te sluiten dat ze niet spontaan open kunnen gaan of heropend kunnen worden

Detail nr. 45 Vaginaal toucher

Waarom deze aanbeveling?

Op basis van de overwegingen en de reeds wijdverspreide toepassing in de praktijk besluit de werkgroep tot deze aanbevelingen.

Van bewijs naar aanbeveling

Gewenste en ongewenste effecten

  • De geïncludeerde literatuur beperkt zich tot uitspraken over vaginale touchers bij vrouwen zonder (risico)factoren zoals langdurig gebroken vlieren, pre- of postterme zwangerschappen of een verminderde weerstand. Onderzoek naar (langdurig) gebroken vliezen à terme laat zien dat het risico op chorioamnionitis bij een voldragen zwangerschap toeneemt met elk extra vaginaal toucher.52  Het is dus goed een onderscheid te maken in deze groepen.
  • In het geval dat de vliezen gebroken worden net voor de effectieve partus start en je verwacht dat de geboorte niet lang op zich zal laten wachten, is het ook niet zinvol om nog over te schakelen op steriele handschoenen voor een eventueel vaginaal toucher.
  • Deze richtlijn betreft over het algemeen gezonde zwangeren en laat immuungecompromitteerde zwangeren buiten beschouwing. Bij deze laatste groep is meer steriliteit wellicht wel noodzakelijk.
  • Van belang is wel om niet-steriele handschoenen ‘schoon’ te bewaren alvorens ze te gebruiken.

Kwaliteit van bewijs

Er is weinig tot geen onderzoek gedaan naar het gebruik van niet-steriele handschoenen bij een vaginaal toucher. Het onderzoek dat is gedaan, had een kleine omvang en/of publiceerde geen gedetailleerde resultaten.

Waarden en voorkeuren van patiënten

Verschillende onderzoeken keken naar de ervaringen van patiënten met vaginale onderzoeken tijdens de baring.

  • Teskereci 2020: Een kwalitatief onderzoek onder 14 Palestijnse vrouwen concludeerde dat de zwangeren voornamelijk negatieve emoties overhouden aan vaginale onderzoeken (pijn, schaamte, angst), maar daartegenover wel het nut van de onderzoeken inzien.53
  • De Klerk 2018: Een Nederlands onderzoek bevroeg 159 zwangeren anoniem middels een vragenlijst. Meer dan 1 op de 3 bevraagde zwangeren rapporteerde 1 of meer negatieve ervaringen gelinkt aan het vaginaal onderzoek.54
  • Beide onderzoeken concluderen dat een humane aanpak noodzakelijk is en dat vaginale onderzoeken tot een minimum moeten worden beperkt. Geen van beide spreekt zich uit over een voorkeur naar type handschoen. Het duurzaam overwegen van het aantal vaginale touchers moet steeds mee in overweging worden genomen.

Kosten

  • Jackson 2010: De auteurs berekenden grofweg de impact van het gebruik van steriele versus niet-steriele handschoenen bij een eerste vaginaal onderzoek bij alle opgenomen vrouwen in een ziekenhuis in Los Angeles. Een apart verpakte steriele handschoen kostte ongeveer 100 keer meer dan een niet-steriele handschoen. Ook de impact op het milieu, met 100 niet-steriele handschoenen in 1 doos versus steriele handschoenen die per paar verpakt zijn, wordt beschreven.55
  • Morshedi 2023: Ook deze onderzoekers voerden een snelle berekening uit. Zij kwamen tot diezelfde conclusies.51
  • Steriele handschoenen hebben een betere pasvorm en komen in meerdere goed aansluitende maten. Niet-steriele handschoenen komen slechts in S, M en L.

Aanvaardbaarheid

Om de aanvaardbaarheid van de aanbevelingen meer kracht te geven, doorzocht de werkgroep in de gevonden literatuur (geen RCT’s of SR’s) nog extra aanvullend materiaal ter onderbouwing.

  • Jackson 2010: In een letter to the editor beschrijven de auteurs een klein onderzoek waarbij ze een aantal niet-steriele handschoenen (n = 10) uit verschillende verloskamers testten op de aanwezigheid van pathogenen. Ze vonden geen virulente pathogenen, enkel veelvoorkomende omgevingsgerelateerde bacteriën. De auteurs deden een search naar de gevonden bacteriën en onderzochten een eventueel verband met chorioamnionitis, endometritis of vroeg-neonatale infecties, maar konden hierover geen literatuur vinden. Zij geven aan dat de meeste intra-uteriene infecties ontstaan als gevolg van bacteriën die zich in de vaginale flora bevinden, en concluderen dat voor een vaginaal toucher niet-steriele handschoenen geschikt zijn.55
  • Giesbers 2020: Ook deze auteurs doorzochten de literatuur met als onderzoeksvraag: ‘Neemt het aantal maternale en neonatale infecties toe door het gebruik van niet-steriele handschoenen tijdens de partus?’ Zij concluderen dat er geen afdoende bewijs is dat toucheren met niet-steriele handschoenen voor meer maternale en/of neonatale infecties zorgt. De auteurs adviseren wel voorzichtig te zijn met deze resultaten, aangezien de betrokken onderzoeken lage bewijslast hebben en zij specifiek zochten naar toucheren bij intacte vliezen. Het valt te overwegen om niet-steriel te toucheren vóór het breken van de vliezen, maar een solide wetenschappelijke basis ontbreekt. De auteurs hameren, net als alle andere onderzoeken, wel op correcte handhygiëne conform SRI-richtlijn Persoonlijke hygiëne en handhygiëne voorafgaand aan het gebruik van handschoenen.2 56
  • In de Glove Pyramid van de Wereldgezondheidsorganisatie (2009, zie Glove use information leaflet) staat vaginaal toucher in het luik van ‘gewone’ handschoenen en dus niet bij de steriele handschoenen.57

Haalbaarheid

De werkgroep is van oordeel dat in de dagelijkse praktijk vooral wordt gewerkt met schone niet-steriele handschoenen voor het uitvoeren van een vaginaal toucher.

Samenvatting van bewijs

Uitgangsvraag

Zijn steriele handschoenen vergeleken met niet-steriele handschoenen aan te bevelen bij het uitvoeren van een vaginaal toucher bij zwangeren?

PICO
PatiëntenGezonde zwangeren (laag risico)
InterventieGebruik van steriele handschoenen bij een vaginaal toucher
VergelijkingGebruik van niet-steriele handschoenen bij een vaginaal toucher
Uitkomstmaten

Cruciaal:

  • Risico voor zorgverlener:*
    • prik-, snij- of spataccident
  • Risico op infectie,* onder andere:
    • groep B-streptokokken (foetaal)
    • groep A-streptokokken (maternaal)
    • bacteriële vaginose (maternaal)
    • endometritis (maternaal)

Belangrijk:

  • Maternaal
  • Foetaal
* Een relatief risico (RR of OR) van 1,25 of 0,75 wordt door de werkgroep gezien als klinisch relevant.

Achtergrond

Het achterliggende doel van deze vraag is tweeledig: enerzijds het minimaliseren van het risico op zorginfecties. Anderzijds het beschermen van de medewerker tegen biologische agentia.

Methode

Er is een systematische literatuurzoekactie naar systematische reviews (SR’s) en gerandomiseerde gecontroleerde onderzoeken (RCT’s) uitgevoerd in PubMed, Embase, Cinahl en Cochrane in december 2023.

Resultaten

Resultaat zoekactie

De zoekactie leverde 1 RCT op naar het aantal infecties intra partum bij vaginale touchers met steriele versus niet-steriele handschoenen.51

Onderzoekskarakteristieken

Morshedi 2020: In deze RCT onderzochten de auteurs het aantal intrapartuminfecties bij vaginale touchers met steriele handschoenen (n=74) versus met niet-steriele handschoenen (n = 89). De deelnemers in beide groepen waren 18-50 jaar, term (37-41+6wks), hadden intacte vliezen bij opname en kwamen binnen voor een inductie of bij een spontaan begin van de baring. Exclusiecriteria waren pre- of postterme zwangerschappen, (langdurig) gebroken vliezen bij opname, bevestigde infectie of immuungecompromitteerde zwangeren. Zwangeren met een bevestigde groep B-streptokokkeninfectie kregen antibiotica tijdens de baring. Deze aantallen waren niet significant verschillend in beide groepen. Er werd specifiek gekeken naar het aantal gevallen van chorioamnionitis en endometritis. De diagnose werd gesteld volgens de ACOG-definitie en naderhand bevestigd met placentaonderzoek. Er was geen significant verschil in het aantal infecties tussen beide groepen. Het totaal aantal infecties was ook laag: n = 5 (6,7%) in de steriele groep versus n = 6 (6,6%) in de niet-steriele groep (zie Totstandkoming, bijlage 6). De auteurs concluderen dat de steekproefgrootte klein was en dat deze resultaten het best kunnen dienen als pilot voor een groter vervolgonderzoek. Zij besluiten dat het gebruik van niet-steriele handschoenen bij een vaginaal toucher een grote positieve impact zou hebben op zowel de kosten als op het milieu.51

Conclusie

Enkel de uitkomsten intrapartuminfectie en endometritis werden meegenomen in dit onderzoek. In beide gevallen waren de events erg laag en vergelijkbaar. Gezien de kleine omvang van de steekproef en het ontbreken follow-up komen we uit op een zeer lage bewijskracht.

  • Het is erg onzeker of er een verschil is in het aantal intrapartuminfecties wanneer een vaginaal toucher wordt uitgevoerd met steriele handschoenen versus niet-steriele handschoenen bij aterme zwangeren met intacte vliezen.
  • Het is erg onzeker of er een verschil is in het aantal postpartuminfecties (endometritis) wanneer een vaginaal toucher wordt uitgevoerd met steriele handschoenen versus niet-steriele handschoenen bij aterme zwangeren met intacte vliezen.
  • Er is geen bewijs gevonden over het risico op prik- of spatincidenten bij de zorgverlener.
  • Er is geen bewijs gevonden over het risico op een streptokokkeninfectie bij zowel moeder als kind.

Detail nr. 46 Partus

Waarom deze aanbeveling?

Op basis van de overwegingen en de reeds wijdverspreide toepassing in de praktijk besluit de werkgroep tot deze aanbevelingen.

Van bewijs naar aanbeveling

Gewenste en ongewenste effecten

  • Deze richtlijn betreft over het algemeen gezonde zwangeren en laat immuungecompromitteerde zwangeren buiten beschouwing. Bij die laatste groep is meer steriliteit mogelijk wel noodzakelijk.
  • Van belang is wel om niet-steriele handschoenen ‘schoon’ te bewaren alvorens ze te gebruiken.

Kwaliteit van bewijs

Niet van toepassing (geen geschikte onderzoeken gevonden).

Waarden en voorkeuren van patiënten

Er werd geen specifieke literatuur gevonden die beschrijft welke voorkeur patiënten hebben naar type handschoen bij het uitvoeren van de partus. Het valt te verwachten dat patiënten erop vertrouwen dat je als zorgverlener steeds correcte handhygiëne toepast alvorens je handschoenen aantrekt.

Kosten

Steriele handschoenen zijn kostbaarder en geven een zwaardere belasting op het milieu. In de praktijk vraagt het gebruik van steriele handschoenen een minimale extra tijdsinvestering van zorgverleners in verband met de verpakkingswijze. Vanuit het oogpunt van organisatie van zorg, kosten en milieu zijn steriele handschoenen dus nadeliger in gebruik dan niet-steriele handschoenen.
Steriele handschoenen hebben een betere pasvorm en komen in meerdere goed aansluitende maten. Niet-steriele handschoenen komen slechts in S, M en L.

Aanvaardbaarheid

Om de aanvaardbaarheid van de aanbevelingen meer kracht te geven, doorzocht de werkgroep in de gevonden literatuur (geen RCT’s of SR’s) nog extra aanvullend materiaal ter onderbouwing.

  • In de Glove Pyramid van de Wereldgezondheidsorganisatie (2009, zie Glove use information leaflet) staat het begeleiden van een vaginale bevalling in het luik van ‘steriele’ handschoenen.
  • Jackson 2010: In een letter to the editor beschrijven de auteurs een klein onderzoek waarbij ze een aantal niet-steriele handschoenen (n = 10) uit verschillende verloskamers testten op de aanwezigheid van pathogenen. Ze vonden geen virulente pathogenen, enkel veelvoorkomende omgevingsgerelateerde bacteriën [Jackson 2010].
  • Creamer 2012: Ook dit onderzoek werden steriele versus niet-steriele handschoenen microbiologisch getest, ditmaal op aantallen kolonievormende eenheden. Er werd significant meer bacterial load gevonden op niet-steriele handschoenen dan op steriele handschoenen. In alle gevallen was er sprake van een laag aantal kolonievormende eenheden, kijkend naar het minimale inoculum nodig voor het veroorzaken van een wondinfectie. Het gevonden verschil is derhalve niet klinisch relevant. Uit dit pilotonderzoek komt naar voren dat niet-steriele handschoenen meer gecontamineerd waren dan de steriele handschoenen, maar dat deze contaminatie onvoldoende was (erg zwak) om van wondinfectiegevaar te kunnen spreken [Creamer 2012].
  • KNOV 2017: In deze literatuuronderbouwing bij de vraag waarom we steriele handschoenen dienen te dragen bij een partus, concludeerden de auteurs dat er geen overtuigend en direct bewijs te vinden is dat niet-steriele handschoenen tijdens de partus volstaan. Omgekeerd werd ook niet aangetoond dat steriele handschoenen het aantal infecties zou minimaliseren [KNOV 2017].

Haalbaarheid

In heel wat ziekenhuizen en verloskundige praktijken in Nederland wordt niet langer gewerkt met steriele handschoenen tijdens het uitvoeren van de partus. Mogelijk starten sommige verloskundigen, verloskundig actieve huisartsen en/of gynaecologen wel met een set steriele handschoenen, maar gaan ze al snel over tot het hanteren van een doptone of het voelen aan de buik op zoek naar een contractie, waardoor de steriliteit van de handschoenen meteen is opgeheven. Indien een partus ook wat langer duurt zou je, om steriel te blijven werken, elke 30 minuten van handschoenen moeten wisselen, wat praktisch dan weer onhandig wordt.

Samenvatting van bewijs

Uitgangsvraag

Zijn steriele handschoenen vergeleken met niet-steriele handschoenen aan te bevelen bij het ontwikkelen van het kind tijdens de partus?

PICO
PatiëntenGezonde zwangeren (laag risico)
InterventieGebruik van steriele handschoenen bij het ontwikkelen van het kind tijdens de partus
VergelijkingGebruik van niet-steriele handschoenen bij het ontwikkelen van het kind tijdens de partus
Uitkomstmaten

Cruciaal:

  • Risico voor zorgverlener:*
    • prik-, snij- of spataccident
  • Risico op infectie,* onder andere:
    • groep B-streptokokken (foetaal)
    • groep A-streptokokken (maternaal)
    • bacteriële vaginose (maternaal)
    • endometritis (maternaal)

Belangrijk:

  • Maternaal
  • Foetaal
* Een relatief risico (RR of OR) van 1,25 of 0,75 wordt door de werkgroep gezien als klinisch relevant.

Achtergrond

Het achterliggende doel van deze vraag is tweeledig: enerzijds het minimaliseren van het risico op zorginfecties. Anderzijds het beschermen van de medewerker tegen biologische agentia.

Methode

Er is een systematische literatuurzoekactie naar SR’s en RCT’s uitgevoerd in PubMed, Embase, Cinahl en Cochrane in december 2023.

Resultaten

Resultaat zoekactie

De zoekactie leverde geen relevante onderzoeken op die een rechtstreeks antwoord gaven op de uitgangsvraag.

 

Conclusie

In de search naar een antwoord op de vraag welke handschoenen (steriel versus niet-steriel) moeten worden gehanteerd bij het ontwikkelen van het kind tijdens de partus, vonden we geen directe antwoorden in de literatuur.

Detail nr. 47 Plaatsen van een episiotomie

Waarom deze aanbeveling?

Op basis van de overwegingen en de reeds wijdverspreide toepassing in de praktijk besluit de werkgroep tot deze aanbevelingen.

Van bewijs naar aanbeveling

Gewenste en ongewenste effecten

  • Deze richtlijn betreft over het algemeen gezonde zwangeren en laat immuungecompromitteerde zwangeren buiten beschouwing. Bij die laatste groep is meer steriliteit mogelijk wel noodzakelijk.
  • Van belang is wel om niet-steriele handschoenen ‘schoon’ te bewaren alvorens ze te gebruiken.

Kwaliteit van bewijs

Niet van toepassing (geen geschikte onderzoeken gevonden).

Waarden en voorkeuren van patiënten

Er werd geen specifieke literatuur gevonden die beschrijft welke voorkeur patiënten hebben naar het type handschoen bij het plaatsen van een episiotomie. Het valt te verwachten dat patiënten erop vertrouwen dat je als zorgverlener steeds correcte handhygiëne toepast alvorens je handschoenen aantrekt.

Kosten en organisatie van zorg

Steriele handschoenen zijn kostbaarder en geven een zwaardere belasting op het milieu. In de praktijk vraagt het gebruik van steriele handschoenen een minimale extra tijdsinvestering van zorgverleners in verband met de verpakkingswijze. Vanuit het oogpunt van organisatie van zorg, kosten en milieu zijn steriele handschoenen dus nadeliger in gebruik dan niet-steriele handschoenen.
Steriele handschoenen hebben een betere pasvorm en komen in meerdere goed aansluitende maten. Niet-steriele handschoenen komen slechts in S, M en L.
Op het moment van de partus, die je met niet-steriele handschoenen doet, is het ook niet erg handig om nog snel van handschoenen te moeten wisselen alvorens een episiotomie te plaatsen. Je moet op dat moment prioriteiten stellen.
Aan te raden is om de epi-schaar apart steriel te verpakken en niet meer in je totale partusset, zodat je dat materiaal niet ‘bevuilt’ en enkel de schaar kan hanteren waar nodig (zie Detail Schoon en steriel werken).

Aanvaardbaarheid

Om de aanvaardbaarheid van de aanbevelingen meer kracht te geven, doorzocht de werkgroep in de gevonden literatuur (geen RCT’s of SR’s) nog extra aanvullend materiaal ter onderbouwing.

  • Heal 2015: Deze RCT vergeleek in een huisartsenpraktijk in Australië het aantal wondinfecties na kleine excisies van de huid (minor skin excision) bij patiënten na gebruik van steriele handschoenen (n = 237) met die bij patiënten na gebruik van niet-steriele handschoenen (n = 241). De auteurs vonden geen significant verschil in de incidentie van wondinfecties. Ze geven wel aan dat deze bevindingen niet 1 op 1 te extrapoleren zijn naar complexere ingrepen, zoals reconstructieve chirurgie. Het is hierin niet duidelijk hoe complex de ingreep was, maar de vergelijking met andere onderzoeken door de auteurs doet vermoeden dat het gaat om het verwijderen van kleine plekjes op de huid waarvoor nadien een hechting noodzakelijk was .26
  • Brewer 2016: Deze SR en meta-analyse vergelijkt infectiepercentages bij 11.071 unieke patiënten die dermatochirurgische ingrepen of tandextracties ondergingen met steriele versus niet-steriele handschoenen. Er werd geen verschil vastgesteld in wondinfectie tussen steriele versus niet-steriele handschoenen in alle onderzoeken (2,0 versus 2,12%; relatief risico (RR) 1,06; 95%-BI 0,81 tot 1,39). In de subgroepanalyse van 8 onderzoeken met cutane chirurgie werd geen significant verschil vastgesteld in infectiepercentages (2,2 versus 2,2%; RR 1,02; 95%-BI 0,78 tot 1,34).60
  • Jackson 2010: In een letter to the editor beschrijven de auteurs een klein onderzoek waarbij ze een aantal niet-steriele handschoenen (n = 10) uit verschillende verloskamers testten op de aanwezigheid van pathogenen. De auteurs vonden geen virulente pathogenen, enkel veelvoorkomende omgevingsgerelateerde bacteriën.55
  • Creamer 2012: Ook dit onderzoek werden steriele versus niet-steriele handschoenen microbiologisch getest, ditmaal op aantallen kolonievormende eenheden. Er werd significant meer bacterial load gevonden op niet-steriele handschoenen dan op steriele handschoenen. In alle gevallen was er sprake van een laag aantal kolonievormende eenheden, kijkend naar het minimale inoculum nodig voor het veroorzaken van een wondinfectie. Het gevonden verschil is derhalve niet klinisch relevant. Uit dit pilotonderzoek komt naar voren dat niet-steriele handschoenen meer gecontamineerd waren dan de steriele handschoenen, maar dat deze contaminatie onvoldoende was (erg zwak) om van wondinfectiegevaar te kunnen spreken.58
  • In de Glove Pyramid van de Wereldgezondheidsorganisatie (2009, zie Glove use information leaflet) staat ‘contact met bloed en niet intacte huid’ in het luik van ‘gewone’ handschoenen en dus niet bij de steriele handschoenen. Ook surgical procedures staan in het luik van ‘steriele’ handschoenen.
  • De SRI-richtlijn Persoonlijke beschermingsmiddelen adviseert om niet-steriele handschoenen te dragen bij handelingen waarbij kans is op contact met lichaamsvloeistoffen en/of niet-intacte huid.10

Haalbaarheid

De werkgroep is van oordeel dat in de dagelijkse praktijk vooral wordt gewerkt met schone niet-steriele handschoenen voor het plaatsen van een episiotomie.

Samenvatting van bewijs

Uitgangsvraag

Zijn steriele handschoenen vergeleken met niet-steriele handschoenen aan te bevelen bij het plaatsen van een episiotomie tijdens de partus?

PICO
PatiëntenGezonde zwangeren (laag risico) 
InterventieGebruik van steriele handschoenen bij het plaatsen van een episiotomie tijdens de partus
VergelijkingGebruik van niet-steriele handschoenen bij het plaatsen van een episiotomie tijdens de partus
Uitkomstmaten

Cruciaal:

  • Risico voor zorgverlener:*
    • prik-, snij- of spataccident
  • Risico op infectie,* onder andere:
    • groep B-streptokokken (foetaal)
    • groep A-streptokokken (maternaal)
    • bacteriële vaginose (maternaal)
    • endometritis (maternaal)

Belangrijk:

  • Maternaal
  • Foetaal
* Een relatief risico (RR of OR) van 1,25 of 0,75 wordt door de werkgroep gezien als klinisch relevant.

Achtergrond

Het achterliggende doel van deze vraag is tweeledig: enerzijds het minimaliseren van het risico op zorginfecties. Anderzijds het beschermen van de medewerker tegen biologische agentia.

Methode

Er is een systematische literatuurzoekactie naar SR’s en RCT’s uitgevoerd in PubMed, Embase, Cinahl en Cochrane in december 2023.

Resultaten

Resultaat zoekactie

De zoekactie leverde geen relevante onderzoeken op die een rechtstreeks antwoord gaven op de uitgangsvraag.

Conclusie

In de search naar een antwoord op de vraag welke handschoenen (steriel versus niet-steriel) moeten worden gebruikt bij het plaatsen van een episiotomie tijdens de partus, vonden we geen directe antwoorden in de literatuur.

Detail nr. 48 Inspectie van vaginaal bloedverlies

Waarom deze aanbeveling?

Op basis van de overwegingen en de reeds wijdverspreide toepassing in de praktijk besluit de werkgroep tot deze aanbevelingen.

Van bewijs naar aanbeveling

Gewenste en ongewenste effecten

  • Deze richtlijn betreft over het algemeen gezonde zwangeren en laat immuungecompromitteerde zwangeren buiten beschouwing. Bij die laatste groep is meer steriliteit mogelijk wel noodzakelijk.
  • Van belang is wel om niet-steriele handschoenen ‘schoon’ te bewaren alvorens ze te gebruiken.

Kwaliteit van bewijs

Niet van toepassing (geen geschikte onderzoeken gevonden).

Waarden en voorkeuren van patiënten

Er werd geen specifieke literatuur gevonden die beschrijft welke voorkeur patiënten hebben naar het type handschoen bij het inspecteren van het vaginaal bloedverlies. Het valt te verwachten dat patiënten erop vertrouwen dat je als zorgverlener steeds correcte handhygiëne toepast alvorens je handschoenen aantrekt.

Kosten en organisatie van zorg

Steriele handschoenen zijn kostbaarder en geven een zwaardere belasting op het milieu. In de praktijk vraagt het gebruik van steriele handschoenen een minimale extra tijdsinvestering van zorgverleners in verband met de verpakkingswijze. Vanuit het oogpunt van organisatie van zorg, kosten en milieu zijn steriele handschoenen dus nadeliger in gebruik dan niet-steriele handschoenen.
Steriele handschoenen hebben een betere pasvorm en komen in meerdere goed aansluitende maten. Niet-steriele handschoenen komen slechts in S, M en L.

Aanvaardbaarheid

Om de aanvaardbaarheid van de aanbevelingen meer kracht te geven, doorzocht de werkgroep in de gevonden literatuur (geen RCT’s of SR’s) nog extra aanvullend materiaal ter onderbouwing.

  • Jackson 2010: In een letter to the editor beschrijven deze auteurs een klein onderzoek waarbij ze een aantal niet-steriele handschoenen (n = 10) uit verschillende verloskamers testten op de aanwezigheid van pathogenen. De auteurs vonden geen virulente pathogenen, enkel veelvoorkomende omgevingsgerelateerde bacteriën.55
  • Creamer 2012: Ook dit onderzoek werden steriele versus niet-steriele handschoenen microbiologisch getest, ditmaal op aantallen kolonievormende eenheden. Er werd significant meer bacterial load gevonden op niet-steriele handschoenen dan op steriele handschoenen. In alle gevallen was er sprake van een laag aantal kolonievormende eenheden, kijkend naar het minimale inoculum nodig voor het veroorzaken van een wondinfectie. Het gevonden verschil is derhalve niet klinisch relevant. Uit dit pilotonderzoek komt naar voren dat niet-steriele handschoenen meer gecontamineerd waren dan de steriele handschoenen, maar dat deze contaminatie onvoldoende was (erg zwak) om van wondinfectiegevaar te kunnen spreken.58
  • In de Glove Pyramid van de Wereldgezondheidsorganisatie (2009, zie Glove use information leaflet) staat ‘contact met bloed en niet intacte huid’ in het luik van ‘gewone’ handschoenen en dus niet bij de steriele handschoenen.
  • De SRI-richtlijn Persoonlijke beschermingsmiddelen adviseert om niet-steriele handschoenen te dragen bij handelingen waarbij kans is op contact met lichaamsvloeistoffen en/of niet-intacte huid.10

Haalbaarheid

De werkgroep is van oordeel dat in de dagelijkse praktijk vooral wordt gewerkt met schone niet-steriele handschoenen voor het inspecteren van het vaginaal bloedverlies waarbij de labia gespreid moeten worden.

Samenvatting van bewijs

Uitgangsvraag

Zijn steriele handschoenen vergeleken met niet-steriele handschoenen aan te bevelen bij het inspecteren van vaginaal bloedverlies waarbij de labia gespreid moeten worden?

PICO
PatiëntenGezonde zwangeren (laag risico) 
InterventieGebruik van steriele handschoenen bij het inspecteren van vaginaal bloedverlies waarbij de labia gespreid moeten worden
VergelijkingGebruik van niet-steriele handschoenen bij het inspecteren van vaginaal bloedverlies waarbij de labia gespreid moeten worden
Uitkomstmaten

Cruciaal:

  • Risico voor zorgverlener:*
    • prik-, snij- of spataccident
  • Risico op infectie,* onder andere:
    • groep B-streptokokken (foetaal)
    • groep A-streptokokken (maternaal)
    • bacteriële vaginose (maternaal)
    • endometritis (maternaal)

Belangrijk:

  • Maternaal
  • Foetaal
* Een relatief risico (RR of OR) van 1,25 of 0,75 wordt door de werkgroep gezien als klinisch relevant.

Achtergrond

Het achterliggende doel van deze vraag is tweeledig: enerzijds het minimaliseren van het risico op zorginfecties. Anderzijds het beschermen van de medewerker tegen biologische agentia.

Methode

Er is een systematische literatuurzoekactie naar SR’s en RCT’s uitgevoerd in PubMed, Embase, Cinahl en Cochrane in december 2023.

Resultaten

Resultaat zoekactie

De zoekactie leverde geen relevante onderzoeken op die een rechtstreeks antwoord gaven op de uitgangsvraag.

 

Conclusie

In de search naar een antwoord op de vraag welke handschoenen (steriel versus niet-steriel) moeten worden gehanteerd bij het plaatsen van een episiotomie tijdens de partus, vonden we geen directe antwoorden in de literatuur.

Detail nr. 49 (Ont)hechten van een ruptuur of episiotomie

Waarom deze aanbeveling?

  • Op basis van de overwegingen en de momenteel dubieuze handeling van hechten met steriele handschoenen die al in de praktijk werden bevuild, besluit de werkgroep tot deze aanbevelingen.
  • De werkgroep benadrukt echter expliciet dat wisselen van handschoenen wel op zijn plaats is om schoon te kunnen werken.

Van bewijs naar aanbeveling

Gewenste en ongewenste effecten

  • Deze richtlijn betreft over het algemeen gezonde zwangeren en laat immuungecompromitteerde zwangeren buiten beschouwing. Bij die laatste groep is meer steriliteit mogelijk wel noodzakelijk.
  • Deze richtlijn spreekt zich ook niet uit over erg complexe hechtgraden, waarvoor een chirurgische ingreep noodzakelijk is.
  • Van belang is wel om niet-steriele handschoenen ‘schoon’ te bewaren alvorens ze te gebruiken.

Kwaliteit van bewijs

Zowel Perelman 2004 als Zwaans 2022 vergelijkt het hechten van wonden met steriele versus niet-steriele handschoenen.27 61  Het betreft echter in beide gevallen patiënten met ‘traumatische’ wonden die binnenkomen op een spoedafdeling. De wonden zelf worden niet in detail beschreven, maar het is discutabel of dit type wonden vergelijkbaar is met een ruptuur of episiotomie tijdens een partus. Alle wonden worden grondig gereinigd en gedesinfecteerd alvorens ze gehecht worden (met steriele versus niet-steriele handschoenen en kompressen). De combinatie van wonddesinfectie en handschoenen is belangrijk om rekening mee te houden in de overwegingen.

Waarden en voorkeuren van patiënten

De auteurs van Zwaans 2022 schrijven in de discussie dat het sommige patiënten het mogelijk als geruststellender ervaren wanneer zorgverleners een laesie hechten met steriele handschoenen.61  Er werd geen specifieke literatuur gevonden die beschrijft welke voorkeur patiënten hebben naar het type handschoen bij het inspecteren van het vaginaal bloedverlies. Het valt te verwachten dat patiënten erop vertrouwen dat je als zorgverlener steeds correcte handhygiëne toepast alvorens je handschoenen aantrekt.

Kosten en organisatie van zorg

Steriele handschoenen zijn kostbaarder en geven een zwaardere belasting op het milieu. In de praktijk vraagt het gebruik van steriele handschoenen een minimale extra tijdsinvestering van zorgverleners in verband met de verpakkingswijze. Vanuit het oogpunt van organisatie van zorg, kosten en milieu zijn steriele handschoenen dus nadeliger in gebruik dan niet-steriele handschoenen.
Steriele handschoenen hebben een betere pasvorm en komen in meerdere goed aansluitende maten. Niet-steriele handschoenen komen slechts in S, M en L.

Aanvaardbaarheid

Om de aanvaardbaarheid van de aanbevelingen meer kracht te geven, doorzocht de werkgroep in de gevonden literatuur (geen RCT’s of SR’s) nog extra aanvullend materiaal ter onderbouwing.

  • Jackson 2010: In een letter to the editor beschrijven deze auteurs een klein onderzoek waarbij ze een aantal niet-steriele handschoenen (n = 10) uit verschillende verloskamers testten op de aanwezigheid van pathogenen. De auteurs vonden geen virulente pathogenen, enkel veelvoorkomende omgevingsgerelateerde bacteriën.55
  • Creamer 2012: Ook dit onderzoek werden steriele versus niet-steriele handschoenen microbiologisch getest, ditmaal op aantallen kolonievormende eenheden. Er werd significant meer bacterial load gevonden op niet-steriele handschoenen dan op steriele handschoenen. In alle gevallen was er sprake van een laag aantal kolonievormende eenheden, kijkend naar het minimale inoculum nodig voor het veroorzaken van een wondinfectie. Het gevonden verschil is derhalve niet klinisch relevant. Uit dit pilotonderzoek komt naar voren dat niet-steriele handschoenen meer gecontamineerd waren dan de steriele handschoenen, maar dat deze contaminatie onvoldoende was (erg zwak) om van wondinfectiegevaar te kunnen spreken.58
  • In de Glove Pyramid van de Wereldgezondheidsorganisatie (2009, zie Glove use information leaflet) staat ‘contact met bloed en niet intacte huid’ in het luik van ‘gewone’ handschoenen en dus niet bij de steriele handschoenen. Daarnaast staat hier ook ‘any surgical procedure’ in het luik van de steriele handschoenen. Het is onduidelijk of ‘hechten’ hier ook onder valt.
  • De SRI-richtlijn Persoonlijke beschermingsmiddelen adviseert om niet-steriele handschoenen te dragen bij handelingen waarbij kans is op contact met lichaamsvloeistoffen en/of niet-intacte huid.10

Haalbaarheid

  • In de praktijk wordt hechten nog vaak gedaan met steriele handschoenen, maar meestal zijn dit de handschoenen die reeds aangedaan werden voor het uitvoeren van de partus. De opzet is wel dat er zo schoon mogelijk wordt gewerkt, dus een wisselmoment voorzien van nieuwe handschoenen alvorens te gaan hechten, is wel opportuun.
  • Gezien wel met steriel hechtmateriaal (draad, naald, naaldvoerder, kocher) wordt gewerkt, is het wel belangrijk aandacht te hebben om schoon te werken met het steriel materiaal (Zie Schoon en steriel werken).

Samenvatting van bewijs

Uitgangsvraag

Zijn steriele handschoenen vergeleken met niet-steriele handschoenen aan te bevelen bij het (ont)hechten van een ruptuur of episiotomie?

PICO
PatiëntenGezonde zwangeren (laag risico) 
InterventieGebruik van steriele handschoenen bij het (ont)hechten van een ruptuur of episiotomie
VergelijkingGebruik van niet-steriele handschoenen bij (ont)hechten van een ruptuur of episiotomie
Uitkomstmaten

Cruciaal:

  • Risico voor zorgverlener:*
  • prik-, snij- of spataccident
  • Risico op infectie,* onder andere:
  • groep B-streptokokken (foetaal)
  • groep A-streptokokken (maternaal)
  • bacteriële vaginose (maternaal)
  • endometritis (maternaal)

Belangrijk:

  • Maternaal
  • Foetaal
* Een relatief risico (RR of OR) van 1,25 of 0,75 wordt door de werkgroep gezien als klinisch relevant.

Achtergrond

Het achterliggende doel van deze vraag is tweeledig: enerzijds het minimaliseren van het risico op zorginfecties. Anderzijds het beschermen van de medewerker tegen biologische agentia.

Methode

Er is een systematische literatuurzoekactie naar SR’s en RCT’s uitgevoerd in PubMed, Embase, Cinahl en Cochrane in december 2023.

Resultaten

Resultaat zoekactie

De zoekactie leverde 2 RCT’s op naar het aantal infecties bij het hechten van een ruptuur of episiotomie. De literatuur beschreef andere laesies dan ruptuur of episiotomie, maar wel vergelijkbare situaties. De werkgroep was van mening dat deze literatuur voldeed om te beschrijven.27 61

Onderzoekskarakteristieken

  • Perelman 2004: Deze multicentrische RCT vergeleek in 3 Canadese spoedafdelingen het aantal infecties bij het hechten van een traumatische laesie met steriele handschoenen (n = 408) versus niet-steriele handschoenen (n = 408). Het aantal wondinfecties was 6,1% (95%-BI 3,8 tot 8,4) in de steriele groep versus 4,4% (95%-BI 2,4 tot 6,4) in de niet-steriele groep. Het relatieve risico op een infectie was 1,37 (95%-BI 0,75 tot 2,52). De auteurs vonden geen klinisch relevant verschil in het aantal infecties bij gebruik van steriele versus niet-steriele handschoenen.27
  • Zwaans 2022: Deze multicentrische RCT in 3 Nederlandse spoedafdelingen vergeleek het aantal infecties bij het hechten van een traumatische laesie met steriele handschoenen (en kompressen) (n = 747) versus niet-steriele handschoenen (en kompressen) (n = 733). Het aantal wondinfecties in de steriele groep was 6,8% (95%-BI 4,0 tot 7,5) versus 5,7% (95%-BI 5,1 tot 8,8) in de niet-steriele groep. Het standaard gemiddelde verschil (SMD) voor het aantal infecties −1,1% (95%-BI −3,7 tot 1,5).61  Zie Totstandkoming, bijlage 6.

Conclusie

Enkel de globale uitkomstmaat risk for infection werd meegenomen in beide geïncludeerde RCT’s. De onderzoeken hadden een lage power en waren indirect gerelateerd aan het thema, wat zorgt voor een zeer lage bewijskracht van de conclusies.

  • Het is erg onzeker of er een verschil is in infectierisico tussen het gebruik van niet-steriele handschoenen en steriele handschoenen bij het hechten van een ruptuur of een episiotomie.
  • Er is geen bewijs gevonden over het risico op prik- of spatincidenten bij de zorgverlener.
  • Er is geen bewijs gevonden over het risico op een streptokokkeninfectie bij zowel moeder als kind.

Detail nr. 50 Desinfectie bij het (ont)hechten van een ruptuur of episiotomie

Waarom deze aanbeveling?

Op basis van de overwegingen en de reeds wijdverspreide toepassing in de praktijk besluit de werkgroep tot deze aanbevelingen.

Van bewijs naar aanbeveling

Gewenste en ongewenste effecten

Deze richtlijn betreft over het algemeen gezonde zwangeren/kraamvrouwen en laat immuungecompromitteerde zwangeren/kraamvrouwen buiten beschouwing. Bij die laatste groep is meer voorzichtigheid mogelijk wel noodzakelijk.

Kwaliteit van bewijs

Niet van toepassing (geen geschikte onderzoeken gevonden).

Waarden en voorkeuren van patiënten

Er werd geen specifieke literatuur gevonden die beschrijft welke voorkeur patiënten hebben naar het al dan niet desinfecteren van een ruptuur of episiotomie alvorens het hechten. Het valt te verwachten dat patiënten erop vertrouwen dat je als zorgverlener steeds een correcte inschatting maakt van het infectierisico.

Kosten en organisatie van zorg

  • In de praktijk zal desinfecteren een minimale tijdsinvestering vragen van zorgverleners. Het mogelijk negatieve effect van desinfectantia op de gezonde cellen dient ook meegenomen te worden in mogelijke vervolgletsels en zorg, die bijkomende kosten kunnen geven bij de keuze om een desinfectans te gebruiken.
  • In de dagelijkse praktijk wordt niet standaard een desinfectans gebruikt alvorens een ruptuur of episiotomie te hechten.

Aanvaardbaarheid

Om de aanvaardbaarheid van de aanbevelingen meer kracht te geven, doorzocht de werkgroep in de gevonden literatuur (geen RCT’s of SR’s) nog extra aanvullend materiaal ter onderbouwing.
Er is best wat literatuur te vinden over het verzorgen van de reeds gehechte wond in de dagen nadien (water versus andersoortige oplossingen) en/of over het voorbereiden van de huid alvorens een incisie te plaatsen.62 63  Echter, in de search naar een antwoord wat de kans is op infectie wanneer we een ruptuur of episiotomie gaan hechten zonder te desinfecteren, vonden we geen directe antwoorden in de literatuur.
Het is helder dat al het mogelijke gedaan moet worden om huidoppervlakten goed voor te bereiden teneinde de kans op infectie te minimaliseren en het herstelproces van de wond te bevorderen. Onderzoeken die het hechten van wonden beschrijven, gaan veelal over traumatische wonden die zich voordoen op een spoedafdeling. Dit varieert van bijtwonden tot wonden na een ongeval en ook open fracturen. Het is helder dat deze wonden veelal ontstaan zijn in ‘niet-schone’ omgevingen en mogelijk bevuild zijn met omgevingsstoffen. Een bijtwond van een dier bijvoorbeeld kan een groot risico op infectie geven. Daartegenover ontstaat een ruptuur of episiotomie in de veilige omgeving van een partus waar sowieso al schoon gewerkt wordt. De wond is op dat moment niet gecontamineerd door externe factoren.
Daarnaast worden ook zorgen geuit over de nadelige gevolgen van wondreinigende producten (al dan niet op basis van alcohol) bij gebruik op open laesies. Overmatig gebruik van deze middelen zou ook negatieve gevolgen kunnen hebben op het weefsel en het genezingsproces eerder vertragen.64  Vaak wordt aangeraden ‘gewoon’ met water te reinigen.63

  • De SRI-richtlijn Desinfectie huid en slijmvliezen plus puncties (2024) hanteert als uitgangspunt huid en slijmvliezen te desinfecteren bij ingrepen binnen en buiten de operatiekamer.37  Opvallend is dat dit advies met name gebaseerd is op expert opinion en eerder bedoeld is voor het plaatsen van een incisie dan voor het hechten ervan. Het is dus niet helder of het hechten van een ruptuur of episiotomie ook onder dit advies valt.
  • De NICE-guideline Intrapartum care stelt: ‘Repair perineal trauma using aseptic techniques’ .65

Het is derhalve belangrijk om een onderscheid te maken in het type laesie (graad van de ruptuur of episiotomie). Bij een ernstiger type, waarbij mogelijk ook de darmwand is geperforeerd of gescheurd, zal de hechting gebeuren in een meer specialistische omgeving (operatiekamer) en zal er wel een antisepticum gebruikt worden alvorens te starten met hechten. Dit valt echter buiten de scope van deze richtlijn.

Haalbaarheid

De werkgroep is van oordeel dat in de dagelijkse praktijk vooral wordt gewerkt met schoon water voor het reinigen van het wondoppervlak, zodat een helder beeld ontstaat om goed te kunnen hechten.

Samenvatting van bewijs

Uitgangsvraag

Wat is het infectierisico wanneer we een ruptuur of episiotomie hechten zonder eerst te desinfecteren?

PICO
PatiëntenGezonde kraamvrouwen (laag risico) met een ruptuur of episiotomie die gehecht dient te worden
InterventieDesinfectie
VergelijkingGeen desinfectie
Uitkomstmaten

Cruciaal

  • wondinfectie (infectieparameters)*
  • sepsis†

Belangrijk:

  • –

* Een relatief risico (RR of OR) van 1,25 of 0,75 wordt door de werkgroep gezien als klinisch relevant.

† Elk significant verschil wordt door de werkgroep gezien als klinisch relevant.

Achtergrond

Het achterliggende doel van deze vraag is het minimaliseren van het risico op zorginfecties.

Methode

Er is een systematische literatuurzoekactie naar SR’s en RCT’s uitgevoerd in PubMed, Embase, Cinahl en Cochrane in december 2023.

Resultaten

Resultaat zoekactie

De zoekactie leverde geen relevante onderzoeken op die een rechtstreeks antwoord gaven op de uitgangsvraag.

Conclusie

In de search naar een antwoord of een ruptuur of episiotomie eerst dient gedesinfecteerd te worden alvorens te hechten, werd geen literatuur gevonden.

Detail nr. 51 Infectiepreventie tijdens een badbevalling

Waarom deze aanbeveling?

Op basis van de overwegingen en de reeds wijdverspreide toepassing in de praktijk besluit de werkgroep tot deze aanbevelingen.

Van bewijs naar aanbeveling

Gewenste en ongewenste effecten

Deze richtlijn betreft over het algemeen gezonde zwangeren en laat immuungecompromitteerde zwangeren buiten beschouwing. Bij die laatste groep is meer voorzichtigheid mogelijk wel noodzakelijk.

Kwaliteit van bewijs

Niet van toepassing (geen geschikte onderzoeken gevonden).

Waarden en voorkeuren van patiënten

Het valt te verwachten dat patiënten erop vertrouwen dat je als zorgverlener steeds een correcte inschatting maakt van het infectierisico.

Kosten en organisatie van zorg

In een klinische setting wordt een bevalbad mee opgenomen in de dagelijkse reinigingsprocedures die worden opgesteld door de deskundigen infectiepreventie van de betreffende instelling. Ook kan hier een voor-en-na-gebruik reinigingsprocedure gevolgd worden met de beschikbare en aangeduide middelen. Module 2a van de SRI-richtlijn Reiniging en desinfectie van ruimten geeft meer toelichting.23
In de thuissituatie zal veelal gebruik gemaakt worden van een opblaasbaar bevalbad dat de patiënt zelf aanschaft of geleend heeft. Verloskundigen zullen hierbij gebruik maken van een hoes of liner die na gebruik weggegooid wordt. Dit kan op zichzelf gezien worden als een behoorlijke belasting voor het milieu, maar anderzijds wordt het desinfecteren van een plastic bevalbad als erg onpraktisch en onhandig ervaren.
Een schoon, niet gecontamineerd bad is met name belangrijk om een veilige omgeving te bieden aan zowel moeder als kind.
De populatie die in aanmerking komt voor een badbevalling bestaat uit veelal gezonde vrouwen zonder bekende risicofactoren. De voorafkans op een infectie is sowieso al laag. Het dragen van oogbescherming bij laagrisicobaringen lijkt overkill. Patiënten met een bloedoverdraagbare infectieziekte zal het ontraden worden om in een bad te bevallen. Het valt te overwegen een plastic schort aan te doen ter bescherming van de eigen kledij, maar dit is eerder voor comfort dan ter preventie van infectietransmissie. Niet-steriele handschoenen zijn aan te raden en vragen een minimale tijdsinvestering van de verloskundige. Indien handschoenen met lange manchetten voorradig zijn, kun je deze aandoen. Dis is echter eerder ter bescherming van je kledij dan dat het preventief werkt tegen infectie, aangezien in de dagelijkse praktijk ook deze handschoenen zullen vollopen met water. Bij wondjes aan de handen is ook het toepassen van waterbestendige pleisters aan te raden.
Tegenover dit alles staat dat er vaak maar 1 set handschoenen met lange manchetten aanwezig is en dat korte handschoenen meteen vol water lopen. Steeds snel wisselen van handschoenen is niet altijd handig met natte of vochtige handen, en daarbij is het vaak ook niet haalbaar om de handen steeds na het uittrekken van de handschoenen te wassen of te desinfecteren.

Aanvaardbaarheid

In de search naar een antwoord op de uitgangsvragen werd breed gezocht (zie zoekverantwoording), maar we vonden geen directe antwoorden in de literatuur. Wel stuitten we op relevante onderzoeken die nauw aansluiten bij de verschillende deelvragen.

Is het water gecontamineerd?
  • Forde 1999: Een klein Brits onderzoek uit 1999 (n = 49) onderzocht het badwater bij een badbevalling zowel voorafgaand aan het gebruik als nadien. Er werd een staal van het water genomen alvorens de zwangere in het bad ging, en een kleine staal nadat de kraamvrouw het bad had verlaten. Daarnaast werden ook stalen genomen van de directe omgeving van de afvoerdop, zowel voor als na het betreden van het bad. In dit onderzoek werd het bad gereinigd met 10.000 ppm hypochloride oplossing, die gedurende 15 minuten werd aangebracht en daarna afgespoeld. In 1 postpartum-waterstaal werd Staphylococcus aureus vastgesteld. Coliforme bacteriën werden in sommige (ongespecificeerd aantal) prepartum-waterstalen gedetecteerd, wat suggereert dat de reiniging niet altijd naar behoren werd uitgevoerd. Het onderzoek geeft verder geen aantallen of colonie-tellingen van de gevonden bacteriën. Vrouwen met hiv, HBV of HCV waren geëxcludeerd in dit onderzoek.66
  • Colombo 2000: Een Duits onderzoek onderzocht de viral load van hiv-RNA in het water van een bevalbad waarin zwangeren met een bloedoverdraagbare soa (HBV, HCV of hiv) waren bevallen. Het gemiddelde bloedverlies werd in dit onderzoek berekend op 300 mL in een bad met 633 liter water. Door het verdunnende effect van het badwater werd het risico op bloedoverdraagbare infectieziekten als minimaal ingeschat. De auteurs raadden handschoenen met lange manchetten aan ter bescherming van de medewerker tijdens het begeleiden van een badbevalling.67
  • Thoeni 2005: De auteurs onderzochten over de periode 1997-2004 alle waterbevallingen in hun unit in Bolzano. Naast meerdere parameters die buiten de scope van deze richtlijn vallen, namen ze in 2001 bij 250 waterbevallingen een waterstaal net nadat het bad met water was gevuld en een waterstaal na de bevalling. De stalen na de bevalling hadden een hoge contaminatiegraad (tot 105 CFU/100 mL) aan voor coliformen (82%) en Escherichia coli (64%). Pseudomonas aeruginosa, gisten en Staphylococcus aureus werden minder frequent gevonden. De onderzoekers namen echter niet meer neonatale infecties waar dan bij partussen buiten het water. In de stalen die werden genomen bij het net vullen van het bad, werden ook Legionella spp. (12%), Pseudomonas aeruginosa (11%), Enterococcus spp. (19%), coliformen (21%) en E. coli (10%) gevonden. Op basis van deze resultaten heeft het ziekenhuis besloten een bacterieel filter te plaatsen, wat resulteerde in minder contaminaties met Pseudomonas en Legionella in de waterstalen die bij het vullen van het bad werden genomen.68

Onderzoeken in de search die het badwater onderzocht hebben voor en na de bevalling vinden een toename van met name fecale flora. Dit is inherent aan de procedure, badwater moet beschouwd worden als per definitie gecontamineerd.

Hoe bescherm je jezelf als zorgverlener?
  • In deze richtlijn worden niet-steriele handschoenen aanbevolen wanneer de handen in contact (kunnen) komen met niet-intacte huid, slijmvliezen of lichaamsvloeistoffen conform de SRI-richtlijn Persoonlijke beschermingsmiddelen (zie Detail Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM)).10  De SRI-richtlijn geeft instructies over het al dan niet dragen van een (over)schort. De richtlijn stelt dat door gebrek aan goede onderzoeken niet kan worden geconcludeerd dat het dragen van een schort bijdraagt aan vermindering van transmissie van micro-organismen. Wanneer een schort gedragen wordt ter bescherming van de verloskundige, raden de auteurs een plastic schort met lange mouwen aan. Hun advies is echter voornamelijk gericht op klinische situaties en niet specifiek geschreven met het oog op badbevallingen. De SRI-richtlijn raadt ook het dragen van oogbeschermingsmiddelen aan om transmissie via spatten te vermijden (zie Detail Gezichtsbeschermers tijdens de partus in de eerste lijn).
  • In de Glove Pyramid van de Wereldgezondheidsorganisatie (2009, zie Glove use information leaflet) wordt aangeraden om in het geval van ‘contact met bloed, lichaamsvloeistoffen, secreties en excreties’ gewone handschoenen te dragen.
  • De richtlijn van de Schotse NHS geeft de volgende adviezen bij thuisbaringen in het water69 :
    • voorzie een wegwerpbare hoes voor een bad dat niet eigen is aan de patiënt (dat dus ook door anderen wordt gebruikt of uitgeleend)
    • vul het bad niet te vroeg op voorhand om het risico op Legionella te verminderen
    • voorzie in de aanschaf van een nieuwe spiegel, thermometer en zeef (om vuil op te vangen tijdens de arbeid, maar ook bij het laten leeglopen van het bad zodat het vuil de leidingen niet blokkeert) zodat de verloskundige deze kan gebruiken onder water
    • verwijder fecale uitwerpselen tijdens de baring steeds met de nieuwe zeef
    • verwijder na gebruik de wegwerpbare hoes en reinig het bad met een standaard reinigingsmiddel;
    • patiënten met een positieve hepatitis A-, B- of C-status, met hiv en/of met herpes wordt het afgeraden in bad te bevallen, dit ter bescherming van de zorgverlener
  • De NHS in Engeland geeft een soortgelijk protocol als de Schotse NHS.70
  • Er is geen literatuur gevonden die specifiek heeft gekeken naar risico’s voor de zorgverlener. Daarom verwijzen we naar de SRI-richtlijn voor wat betreft beschermingsmiddelen bij contact met lichaamsvloeistoffen, slijmvliezen of niet intacte huid (zie ook Detail Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM)).
  • Er is geen aanwijzing dat het dragen van handschoenen met lange manchetten toevoegde waarde heeft voor het voorkomen van infectietransmissie. Wel kunnen handschoenen met lange manchetten gebruikt worden voor comfort.
     

Samenvatting van bewijs

Uitgangsvraag

Welke aanvullende hygiënemaatregelen moet je als verloskundige treffen tijdens het begeleiden van een badbevalling? Voor deze vraag werd geen PICO opgesteld, maar breed gezocht door de documentalist.

Achtergrond

Het achterliggende doel van deze vraag is het minimaliseren van het risico op zorginfecties.

Methode

Er is een literatuurzoekactie naar SR’s en RCT’s uitgevoerd in PubMed, Embase, Cinahl en Cochrane in december 2023.
 

Resultaten

Resultaat zoekactie

De zoekactie leverde geen relevante onderzoeken op die een rechtstreeks antwoord gaven op de uitgangsvraag.

Conclusie

In de search naar een antwoord welke aanvullende hygiënemaatregelen je als verloskundige moet treffen tijdens het begeleiden van een badbevalling, werd geen literatuur gevonden.

Detail nr. 52 Gezichtsbeschermers tijdens een partus in de eerste lijn

Gezichtsbeschermers tijdens de partus in de eerste lijn

Achtergrond

  • Rondom de partus geven met name de volgende handelingen een risico op spatten:
    • actief breken van de vliezen
    • zetten van een episiotomie
    • geven van fundusexpressie
    • de geboorte van het kind
    • de geboorte van de placenta
    • hechten
    • assisteren bij een onderwaterbevalling
  • In de KNOV-richtlijn Hygiëne en infectiepreventie in de eerstelijns verloskundige praktijk uit 2004 werden de volgende conclusies getrokken [KNOV 2004]
    • Uit diverse onderzoeken blijkt dat verloskundige zorgverleners een hoog risico hebben op spetters in het gezicht.
    • De kans om geïnfecteerd te raken met hiv door spetters besmet bloed die op slijmvliezen terechtkomen, is zeer klein (< 0,09%).
    • Er is geen eenduidigheid in de literatuur over het nut van chirurgische maskers om de patiënt te beschermen tegen micro-organismen van de zorgverlener.
    • Er is geen onderzoek voorhanden dat aantoont dat het dragen van chirurgische maskers de zorgverlener beschermt tegen infecties door micro-organismen van de patiënt.

Overwegingen

  • De SRI-richtlijn Persoonlijke beschermingsmiddelen adviseert het gebruik van zowel een beschermende bril als een mond-neusmasker bij handelingen waarbij de kans op spatten en spuiten aanwezig is, zoals tijdens de partus.
  • Verloskundige zorgverleners ervaren gezichtsbeschermers als een belemmering voor de (non)verbale communicatie tijdens de partus.
  • De hiv- en HbsAg-status van vrijwel alle zwangeren is bekend door de routinematige screening bij 12 weken zwangerschap.
  • Vrijwel alle eerstelijns (verloskundige) zorgverleners zijn geïmmuniseerd tegen HBV.
  • Zwangeren die tot de risicogroep voor HCV behoren (intraveneuze druggebruikers, dialysepatiënten, vrouwen met frequente bloedtransfusies in de voorgeschiedenis) behoren in principe niet tot de eerstelijnspopulatie, maar dit is geen garantie dat een verloskundig zorgverlener niet toch een patiënt met HCV treft.
  • Er is een kleine kans dat er naast (hepatitis of hiv) onbekende en nog niet onderkende bloedoverdraagbare aandoeningen zijn (denk ook aan de ‘window-fase’).

Conclusie

  • Gezichtsbeschermers worden idealiter gedragen in iedere situatie waarbij er een risico is op spatincidenten en in ieder geval bij een patiënt met een hoog risico op een ernstige infectieuze aandoening.
  • Het lijkt verdedigbaar dat de verloskundige zorgverlener in de eerste lijn tijdens de partus zelf een risico-inschatting maakt om al dan niet gezichtsbescherming te gebruiken, mede gezien de bekende hiv- en HbsAg status van zwangeren.

Detail nr. 53 Placenta-afvoerbeleid

Placenta-afvoerbeleid

Wat is het correcte afvoerbeleid van een placenta geboren in de thuissituatie? Dit detail bevat een samenvatting van de relevante beleidsdocumenten.

  • Volgens het Ministerie van Infrastructuur en Milieu valt een placenta onder Euralcode 180102 (‘niet-infectieuze lichaamsdelen en organen’). Het landelijk afvalbeheerplan 2017-2029 stelt dat stoffen die onder deze code vallen om ethische redenen niet mogen worden gedecontamineerd, maar voor verbranding moeten worden afgevoerd naar een speciaal daarvoor vergunde installatie (specifiek vergund om ziekenhuisafval te verbranden) [Rijkswaterstaat 2017].
  • In het huidige beleid valt een placenta in de thuissituatie onder huishoudelijk afval. In de polikliniek moeten de regels van het de kliniek gevolgd worden. Overigens vallen lichaamsdelen en organen die vloeibaar bloed of excreet bevatten dat tijdens transport zou kunnen vrijkomen wél onder afval met infectierisico. Deze lichaamsdelen en organen moeten wél gescheiden van het overige afval worden aangeleverd aan de afvalverwerker.
  • Bij navraag bevestigde Rijkswaterstaat dat bovenstaande handelwijze nog steeds geldig is voor de thuissituatie. Het afval ontstaat in het huishouden en is daarmee huishoudelijk afval; je zou de handelwijze ook niet hoeven toetsen aan het afvalbeheerplan van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Het afval zal, ook als het wordt nagescheiden, alsnog worden gesorteerd naar restafval en daarmee worden verbrand. Met ‘speciaal daarvoor vergunde installatie’ wordt in dit geval een reguliere afvalverbrandingsinstallatie bedoeld die een vergunning voor het verbranden van afvalstoffen heeft.
  • In de literatuur worden rituelen beschreven voor het omgaan met de placenta. Deze variëren van rituele verbranding en begraven in de tuin tot placentofagie [Baergen 2013; Burns 2014]. Zo zal het ook voorkomen dat patiënten die in een ziekenhuissetting bevallen, de placenta willen meenemen om deze rituelen te kunnen uitvoeren. Het is van belang hierbij te handelen met respect voor culturele wensen en opvattingen hieromtrent [Moeti 2023].

Referenties

  1. SRI. Richtlijn Reiniging, desinfectie en sterilisatie (herbruikbare) medische hulpmiddelen (2024f). Ga naar bron: SRI. Richtlijn Reiniging, desinfectie en sterilisatie (herbruikbare) medische hulpmiddelen (2024f).
  2. SRI. Richtlijn Handhygiëne & persoonlijke hygiëne medewerker (2024c). Ga naar bron: SRI. Richtlijn Handhygiëne & persoonlijke hygiëne medewerker (2024c).
  3. Duane B, Pilling J, Saget S, Ashley P, Pinhas AR, Lyne A. Hand hygiene with hand sanitizer versus handwashing: what are the planetary health consequences? Environ Sci Pollut Res Int 2022;29:48736-47
  4. RIVM. Beoordeling van gezondheidsrisico’s bij gebruik van ethanol bevattende handgel (2021a). RIVM-briefrapport 2021-0026.
  5. RIVM. Inventarisatie werkzame stoffen in handdesinfectiemiddelen (2021b). RIVM-briefrapport 2021-0212.
  6. Van Veen A, Waltmans-den Breejen M, Vos A, Severin J. RIVM-rapport overschat risico's van handalcohol (2023).
  7. LCI/RIVM. Richtlijn Norovirus, geraadpleegd in december 2023 (2014a). Ga naar bron: LCI/RIVM. Richtlijn Norovirus, geraadpleegd in december 2023 (2014a).
  8. LCI/RIVM. Richtlijn Clostridioides difficile, geraadpleegd in december 2023 (2014b). Ga naar bron: LCI/RIVM. Richtlijn Clostridioides difficile, geraadpleegd in december 2023 (2014b).
  9. SRI. Richtlijn Clostridioides difficile (2024b). Ga naar bron: SRI. Richtlijn Clostridioides difficile (2024b).
  10. SRI. Richtlijn Persoonlijke beschermingsmiddelen (2023). Ga naar bron: SRI. Richtlijn Persoonlijke beschermingsmiddelen (2023).
  11. WIP. Richtlijn virale hemorragische koortsen [ZKH] (2017a). Ga naar bron: WIP. Richtlijn virale hemorragische koortsen [ZKH] (2017a).
  12. LCI/RIVM. Richtlijn Virale hemorragische koorts - filovirussen, geraadpleegd in december 2024 (2024a). Ga naar bron: LCI/RIVM. Richtlijn Virale hemorragische koorts - filovirussen, geraadpleegd in december 2024 (2024a).
  13. Bousquet J, Flahault A, Vandenplas O, Ameille J, Duron JJ, Pecquet C, et al. Natural rubber latex allergy among health care workers: a systematic review of the evidence. J Allergy Clin Immunol 2006;118:447-54.
  14. Filon FL, Radman G. Latex allergy: a follow up study of 1040 healthcare workers. Occup Environ Med 2006;63:121-5.
  15. Galindo MJ, Quirce S, Garcia OL. Latex allergy in primary care providers. J Investig Allergol Clin Immunol 2011;21:459-65.
  16. Liu Q, He X, Liang K, Xie R, Fang H, Zhu K, Fan Y. Prevalence and risk factors for latex glove allergy among female clinical nurses: a multicenter questionnaire study in China. Int J Occup Environ Health 2013:29-34.
  17. Ranta PM, Ownby DR. A review of natural-rubber latex allergy in health care workers. Clin Infect Dis 2004;38:252-6.
  18. Jamal H, Lyne A, Ashley P, Duane B. Non-sterile examination gloves and sterile surgical gloves: which are more sustainable? J Hosp Infect 2021;118:87-95.
  19. SRI. Richtlijn Isolatie (2024d). Ga naar bron: SRI. Richtlijn Isolatie (2024d).
  20. LCI/RIVM. Richtlijn Bijzonder resistente micro-organismen (BRMO), in het bijzonder carbapenemaseproducerende Enterobacterales (CPE) (2023), geraadpleegd in maart 2024. Ga naar bron: LCI/RIVM. Richtlijn Bijzonder resistente micro-organismen (BRMO), in het bijzonder carbapenemaseproducerende Enterobacterales (CPE) (2023), geraadpleegd in maart 2024.
  21. SRI. Richtlijn MRSA (2024e). Ga naar bron: SRI. Richtlijn MRSA (2024e).
  22. 22. WIP. Richtlijn reiniging, desinfectie & sterilisatie van medische hulpmiddelen hergebruik [ZKH] (2017b).
  23. SRI. Richtlijn Reiniging en desinfectie van ruimten (2024g). Ga naar bron: SRI. Richtlijn Reiniging en desinfectie van ruimten (2024g).
  24. WIP. Richtlijn Microbiologische veiligheid in diagnostische laboratoria (2013). Ga naar bron: WIP. Richtlijn Microbiologische veiligheid in diagnostische laboratoria (2013).
  25. Mahraoui A, Goslings JC, Kluijfhout WP. The added value of sterility in minor surgical procedures in preventing infection: a systematic review. Healthcare (Basel) 2024;12.
  26. Heal C, Sriharan S, Buttner PG, Kimber D. Comparing non-sterile to sterile gloves for minor surgery: a prospective randomised controlled non-inferiority trial. Med J Aust 2015;202:27-31.
  27. Perelman VS, Francis GJ, Rutledge T, Foote J, Martino F, Dranitsaris G. Sterile versus nonsterile gloves for repair of uncomplicated lacerations in the emergency department: a randomized controlled trial. Ann Emerg Med 2004;43:362-70.
  28. Rhinehart MB, Murphy MM, Farley MF, Albertini JG. Sterile versus nonsterile gloves during mohs micrographic surgery: infection rate is not affected. Dermatol Surg 2006;32:170-6.
  29. Xia Y, Cho S, Greenway HT, Zelac DE, Kelley B. Infection rates of wound repairs during Mohs micrographic surgery using sterile versus nonsterile gloves: a prospective randomized pilot study. Dermatol Surg 2011;37:651-6.
  30. Adeyemo WL, Ogunlewe MO, Ladeinde AL, Bamgbose BO. Are sterile gloves necessary in nonsurgical dental extractions? J Oral Maxillofac Surg 2005;63:936-40.
  31. Chiu WK, Cheung LK, Chan HC, Chow LK. A comparison of post-operative complications following wisdom tooth surgery performed with sterile or clean gloves. Int J Oral Maxillofac Surg 2006;35:174-9.
  32. WIP. Richtlijn veilig werken in de dermato-venereologie(2005). Ga naar bron: WIP. Richtlijn veilig werken in de dermato-venereologie(2005).
  33. Heal C, Buettner PG, Drobetz H. Risk factors for surgical site infection after dermatological surgery. Int J Dermatol 2012;51:796-803.
  34. Heal C, Buettner P, Browning S. Risk factors for wound infection after minor surgery in general practice. Med J Aust 2006;185:255-8.
  35. Van den Baar MT, Van der Palen J, Vroon MI, Bertelink P, Hendrix R. Is time to closure a factor in the occurrence of infection in traumatic wounds? A prospective cohort study in a Dutch level 1 trauma centre. Emerg Med J 2010;27:540-3.
  36. Opstelten W, Bijlsma JW, Gelinck LB, Hielkema CM, Verheij TJ, Van Eden W. Verminderde immuniteit: risicogroepen en gevolgen voor de huisartspraktijk. Ned Tijdschr Geneeskd 2016;160:A9752.
  37. SRI. Richtlijn Desinfectie huid en slijmvliezen plus puncties (2024h). Ga naar bron: SRI. Richtlijn Desinfectie huid en slijmvliezen plus puncties (2024h).
  38. WIP. Richtlijn intraveneuze toedieningen (2009). Ga naar bron: WIP. Richtlijn intraveneuze toedieningen (2009).
  39. 39. Karsai S, Däschlein G. "Smoking guns": hazards generated by laser and electrocautery smoke. J Dtsch Dermatol Ges 2012;10:633-6.
  40. 40. Lewin JM, Brauer JA, Ostad A. Surgical smoke and the dermatologist. J Am Acad Dermatol 2011;65:636-41.
  41. 41. Sanderson C. Surgical smoke. J Perioper Pract 2012;22:122-8.
  42. Mowbray N, Ansell J, Warren N, Wall P, Torkington J. Is surgical smoke harmful to theater staff? A systematic review. Surg Endosc 2013;27:3100-7.
  43. 43. SRI. Richtlijn Accidenteel bloedcontact (2024a). Ga naar bron: 43. SRI. Richtlijn Accidenteel bloedcontact (2024a).
  44. RIVM. Landelijke richtlijn prikaccidenten (2019). Prikaccidenten | LCI richtlijnen (rivm.nl)
  45. LCI/RIVM. Richtlijn Hepatitis B (2008), geraadpleegd in mei 2024. Ga naar bron: LCI/RIVM. Richtlijn Hepatitis B (2008), geraadpleegd in mei 2024.
  46. LCI/RIVM. Praktijkrichtlijn voor bedrijfsartsen: hepatitis B-vaccinatie van risicolopend (geen risicovormend) personeel (2016), geraadpleegd in mei 2024. Ga naar bron: LCI/RIVM. Praktijkrichtlijn voor bedrijfsartsen: hepatitis B-vaccinatie van risicolopend (geen risicovormend) personeel (2016), geraadpleegd in mei 2024.
  47. LCI/RIVM. Hepatitis B - Landelijke richtlijn preventie transmissie van hepatitis B van medisch personeel naar patiënten (2021), geraadpleegd in mei 2024. Ga naar bron: LCI/RIVM. Hepatitis B - Landelijke richtlijn preventie transmissie van hepatitis B van medisch personeel naar patiënten (2021), geraadpleegd in mei 2024.
  48. LCI/RIVM. Richtlijn Kinkhoest (2018), geraadpleegd in mei 2024. Ga naar bron: LCI/RIVM. Richtlijn Kinkhoest (2018), geraadpleegd in mei 2024.
  49. LCI/RIVM. Richtlijn Herpessimplexvirusinfecties (2020), geraadpleegd in mei 2024. Ga naar bron: LCI/RIVM. Richtlijn Herpessimplexvirusinfecties (2020), geraadpleegd in mei 2024.
  50. LCI/RIVM. Richtlijn Hepatitis A (2024b), geraadpleegd in mei 2024. https://lci.rivm.nl/richtlijnen/hepatitis-a
  51. Morshedi B, Strohm S, James H, Springer C, Gould L, Thurman A, Slat S. Effect of sterile vs clean gloves for cervical checks in labor on maternal infection at term: a randomized trial. Am J Obstet Gynecol 2023;5:100931.
  52. Jung E, Romero R, Suksai M, Gotsch F, Chaemsaithong P, Erez O, et al. Clinical chorioamnionitis at term: definition, pathogenesis, microbiology, diagnosis, and treatment. Am J Obstet Gynecol 2024;230:S807-s40.
  53. Teskereci G, Yangın H, Akpınar A. Experiences of women regarding vaginal examination during labor: a qualitative study. Health Care Women Int 2020;41:75-88.
  54. De Klerk HW, Boere E, Van Lunsen RH, Bakker JJH. Women's experiences with vaginal examinations during labor in the Netherlands. J Psychosom Obstet Gynaecol 2018;39:90-5.
  55. 55. Jackson S, Morgan M, Nichols S, Shay A, Kim M. Are open box gloves clean enough to perform vaginal examinations? J Hosp Infect 2010;75:243-4.
  56. Giesbers S, Bosgraaf RP, Van de Nieuwenhof HP. Hoe steriel moet vaginaal toucheren bij bevalling? NTOG 2020:133.
  57. WHO. Glove use information leaflet. Patient safety: a work alliance for safer health care (2009).
  58. Creamer J, Davis K, Rice W. Sterile gloves: do they make a difference? Am J Surg 2012;204:976-9.
  59. KNOV. Literatuuronderbouwing bij richtlijn ‘Infectiepreventie in de huisartsen- en verloskundigenpraktijk’: Gebruik van steriele handschoenen tijdens de partus (2017).
  60. Brewer JD, Gonzalez AB, Baum CL, Arpey CJ, Roenigk RK, Otley CC, Erwin PJ. Comparison of sterile vs nonsterile gloves in cutaneous surgery and common outpatient dental procedures: a systematic review and meta-analysis. JAMA Dermatol 2016;152:1008-14.
  61. Zwaans JJM, Raven W, Rosendaal AV, Van Lieshout EMM, Van Woerden G, Patka P, et al. Non-sterile gloves and dressing versus sterile gloves, dressings and drapes for suturing of traumatic wounds in the emergency department: a non-inferiority multicentre randomised controlled trial. Emerg Med J 2022;39:650-4.
  62. Dumville JC, McFarlane E, Edwards P, Lipp A, Holmes A, Liu Z. Preoperative skin antiseptics for preventing surgical wound infections after clean surgery. Cochrane Database Syst Rev 2015:CD003949.
  63. Fernandez R, Green HL, Griffiths R, Atkinson RA, Ellwood LJ. Water for wound cleansing. Cochrane Database Syst Rev 2022:CD003861.
  64. Atiyeh BS, Dibo SA, Hayek SN. Wound cleansing, topical antiseptics and wound healing. Int Wound J 2009;6:420-30.
  65. NICE. Intrapartum care (2023). No. 235. Ga naar bron: NICE. Intrapartum care (2023). No. 235.
  66. Forde C, Creighton S, Batty A, Hawdon J, Summers-Ma S. Labour and delivery in the birthing pool. 1999;7:165-71.
  67. Colombo C, Pei P, Jost J. Water births and the exposure to HIV. Pflege 2000;13:152-9.
  68. Thoeni A, Zech N, Moroder L, Ploner F. Review of 1600 water births. Does water birth increase the risk of neonatal infection? J Matern Fetal Neonatal Med 2005;17:357-61.
  69. CIG-NHS. Use of water for labour and birth guideline. Guideline number: 639 (2022).
  70. NHS-CCG. Guideline 503: Use of water for labour and birth (2023). https://rightdecisions.scot.nhs.uk/ggc-clinical-guidelines/maternity/common-obstetric-problems-intrapartum-labour-ward/use-of-water-for-labour-and-birth-503/?searchTerm=503
  71. KNOV. Hygiëne en infectiepreventie in de eerstelijns verloskundige praktijk (2004). Ga naar bron: KNOV. Hygiëne en infectiepreventie in de eerstelijns verloskundige praktijk (2004).
  72. Rijkswaterstaat. Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Landelijk afvalbeheerplan 2017-2029: Slimmer omgaan met grondstoffen (2017). Ga naar bron: Rijkswaterstaat. Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Landelijk afvalbeheerplan 2017-2029: Slimmer omgaan met grondstoffen (2017).
  73. Baergen RN, Thaker HM, Heller DS. Placental release or disposal? Experiences of perinatal pathologists. Pediatr Dev Pathol 2013;16:327-30.
  74. Burns E. More than clinical waste? Placenta rituals among Australian home-birthing women. J Perinat Educ 2014;23:41-9.
  75. Moeti C, Mulaudzi FM, Rasweswe MM. The disposal of placenta among indigenous groups globally: an integrative literature review. Int J Reprod Med 2023;2023:6676809.
  • Contact
  • Gebruikersvoorwaarden
  • Juridische status van richtlijnen
  • Disclaimer
  • Privacy- en cookiebeleid
  • Naar NHG.org
  • Vacatures

NHG-Richtlijnen

Richtlijnen voor de diagnostiek en behandeling van veelvoorkomende aandoeningen in de huisartsenpraktijk