Luierdermatitis
Inleiding
Naar Samenvatting ›Luieruitslag ook wel luiereczeem of luierdermatitis genoemd is een niet-specifieke dermatose van het luiergebied, die berust op wrijving en irritatie van de huid door het dragen van een luier. Luieruitslag wordt gekenmerkt door roodheid en schilfering, soms worden ook erosies, papels of vesiculae gezien. De uitslag kan pijnlijk zijn of jeukklachten geven.
Voor deze FTR is gebruik gemaakt van het hoofdstuk ‘Luieruitslag’ van J.A. Brienen in het boek ‘Kleine kwalen bij kinderen’
en het leerboek van Van Vloten.Achtergronden
Naar Samenvatting ›Epidemiologie
Naar Samenvatting ›De frequentie van vóórkomen van luieruitslag onder zuigelingen is niet goed bekend. Waarschijnlijk heeft een groot aantal zuigelingen een keer luieruitslag zonder dat daarvoor contact met een huisarts wordt gezocht. De incidentie van luieruitslag (ICPC-code S89) in de huisartsenpraktijk onder 0-4 jarigen bedraagt 37 per 1000 patiënten per jaar. In een observationeel onderzoek in het Verenigd Koninkrijk werd een incidentie van 25% gevonden in de eerste 4 weken na de geboorte.
De genoemde incidentiecijfers zijn gebaseerd op de CMR-Nijmegen (Van den Lisdonk 2003) en de resultaten van een retrospectief onderzoek met vragenlijsten (zie ook details Etiologie/pathogenese)).
Etiologie/pathogenese
Naar Samenvatting ›Aangenomen wordt dat luieruitslag ontstaat door een combinatie van vochtige warmte en wrijving van de huid en de aanwezigheid van ontlasting en urine in het luiergebied. Door wrijving en vocht wordt de huid beschadigd en de enzymen (proteasen en lipasen), aanwezig in de feces, tasten de beschadigde huid aan. Door de aanwezigheid van urine worden de bovengenoemde enzymen geactiveerd. De activiteit van deze enzymen in de ontlasting zou ook verhoogd zijn bij snelle passage van de darminhoud zoals bij diarree.
Sommige ouders/verzorgers gebruiken nog steeds graag katoenen luiers. Alleen het gebruik van een vochtabsorberende luier heeft (ook op pathofysiologische gronden) waarschijnlijk enige preventieve werking op het ontstaan van luieruitslag.
De precieze rol van de uit het luiergebied gekweekte schimmels, gisten en bacteriën zoals Candida albicans en Staphylococcus aureus in de pathogenese van luieruitslag is onduidelijk. Waarschijnlijk verergert de luieruitslag bij een secundaire (Candida) infectie.
In een retrospectief onderzoek waarbij 12103 ingevulde vragenlijsten over de verzorging van kinderen tot 4 weken na de geboorte werden geanalyseerd werd een zwak maar significant verband gevonden tussen het vóórkomen van luieruitslag en kinderen die frequent ziekte episoden doormaakten OR 2,46 (95% BI 1,15-5,27), graanproducten kregen(!) OR 1,65 (1,35-2,01), en die frequent (>4x/dag) een “vieze” luier hadden OR 3,43 (3,00-3,92). Er werd geen significant verschil in de kans op luieruitslag gevonden bij het dragen van katoenen of disposable luiers.
In een ouder observationeel onderzoek bij een groep van 1089 kinderen was de kans op luieruitslag kleiner bij het gebruik van disposable luiers.In twee prospectieve studies waarbij kinderen met vochtabsorberende wegwerpluiers werden vergeleken met kinderen die katoenen luiers droegen, bleek de score voor de mate van luieruitslag na 6-8 weken follow-up in de eerstgenoemde groep significant lager uit te vallen.
Opgemerkt dient te worden dat in de studies blindering niet mogelijk was en dat één studie door de fabrikant van de onderzochte wegwerpluier was uitgevoerd.In een tweedelijns onderzoek waarin kweken werden afgenomen bij gezonde kinderen (n=48) en kinderen met luieruitslag (n=28) werd bij de laatste groep significant vaker Candida species gekweekt. Er werd een positief verband gevonden tussen de ernst van de luieruitslag en de aanwezigheid van Candida species. In de kweken werd geen significant verschil in het vóórkomen van Staphylococcus aureus gevonden.
Diagnostiek
Naar Samenvatting ›Lichamelijk onderzoek/aanvullend onderzoek
Naar Samenvatting ›De diagnose luieruitslag wordt gesteld op basis van de bevindingen bij inspectie van de huid en het luiergebied. Aanvullend onderzoek zoals het afnemen van een kweek is voor de diagnostiek en de keuze van behandeling niet zinvol.
Differentiaal diagnose
Naar Samenvatting ›Een Candida-infectie in het luier- of lies gebied is waarschijnlijk bij de aanwezigheid van scherp begrensd erytheem met satellietlesies en een schilferkraag.
Andere aandoeningen die ook uitslag in het luiergebied kunnen geven zijn onder andere juveniele seborroïsche dermatitis, scabies en impetigo bullosa neonatorum. Vaak zijn deze aandoeningen op grond van het klinisch beeld (let ook op huiduitslag op andere plaatsen) te herkennen.
Beleid
Naar Samenvatting ›Preventie en niet-medicamenteuze adviezen
Naar Samenvatting ›- Op grond van pathofysiologische overwegingen lijkt het zinvol om bij frequente ontlasting of diarree de luier regelmatig te verwisselen en het gebruik van irriterende stoffen zoals zeep en geparfumeerde doekjes te vermijden.
- Indien de ouders graag katoenen luiers willen gebruiken, kan het zinvol zijn om bij aanwijzingen voor een gist- of schimmelinfectie deze op 90°C te wassen. Als luieruitslag dan toch frequent recidiveert kan het gebruik van vochtabsorberende wegwerpluiers worden aanbevolen.
Medicamenteuze therapie
Naar Samenvatting ›Zie voor de onderbouwing van de medicamenteuze mogelijkheden de details.
- Na reinigen met water en drogen van de billen heeft ter voorkoming van wrijving en bescherming van de huid het aanbrengen van een vette crème of een zalf (bijvoorbeeld zinkoxidevaselinecrème 10% FNA of zinkoxidesmeersel (zinkolie) FNA) waarschijnlijk een gunstig (preventief) effect. De zinkoxidevaselinecrème of zinkolie kan met arachidisolie worden verwijderd.
- Bij luieruitslag en het vermoeden van een secundaire candida-infectie wordt behandeling met miconazolcrème (2%) 2 dd gedurende 1 tot 2 weken aanbevolen.
- Bij hevige klachten en jeuk kan hydrocortisoncrème (1%) aan de behandeling met miconazolcrème worden toegevoegd (2 dd dun aanbrengen gedurende een week). Hiervoor kan het beschikbare combinatiepreparaat met miconazol 2% en hydrocortison 1% crème (2 dd dun aanbrengen gedurende een week) worden voorgeschreven.
Indifferente middelen (zinkoxidevaselinecrème, zinkoxidesmeersel(zinkolie))
Goed onderzoek naar de effectiviteit van indifferente huidmiddelen is niet gevonden. Op grond van klinische ervaring wordt bij luieruitslag vaak zinkolie of -crème geadviseerd. Mogelijk heeft het een beschermende en indrogende werking.
Lokale imidazolderivaten (miconazolcrème)
In een gerandomiseerde dubbelblinde studie werden 202 kinderen met luieruitslag behandeld met miconazol (0,25%) in zinkzalf of met zinkzalf alleen na iedere luierwisseling. In de interventie (miconazol) groep bleek na 7 dagen behandeling de ernst en mate van uitbreiding van de uitslag significant verminderd. De verbetering trad met name op bij kinderen met matig ernstige uitslag (gemiddelde “uitslagscore “: 2,28 versus 6,69, p<0,001) en bij aanwezigheid van Candida species. In de interventiegroep genazen 58% van de kinderen versus 33% in de controlegroep (p<0,001). Er werden geen ernstige bijwerkingen gerapporteerd; opgemerkt dient te worden dat het onderzochte preparaat een lage concentratie miconazol bevatte.
Een dubbelblinde gerandomiseerde studie (n=62) in de huisartsenpraktijk vergeleek twee combinatiecrèmes met miconazol 2% of nystatine (100.000 i.u/g) in respectievelijk 1 en 0,5% hydrocortison. Na 7 dagen en 3 dd gebruik was de genezing van de luieruitslag in beide groepen kinderen ruim 80%.
Wanneer bij luieruitslag een infectie met een mycose wordt vermoed, wordt een imidazol aanbevolen. (zie ook de NHG-Standaard Dermatomycosen).
Lokale corticosteroïden (hydrocortisoncrème)
Van lokale corticosteroïden voor de behandeling van luieruitslag, ontbreekt goed opgezet onderzoek. In het hierboven beschreven onderzoek bleek het gebruik van hydrocortison in combinatie met een antimycoticum een gunstig effect te hebben.
Aandachtspunten: Bij langdurig en frequent gebruik van lokale corticosteroïden onder occlusie (of een luier) bij kinderen is de kans op lokale bijwerkingen zoals huidatrofie, teleangiectasieën, ecchymosen en systemische bijwerkingen verhoogd.
Overige middelen
In een dubbelblind gerandomiseerde studie (n=114) bleek vitamine A toegevoegd aan een zink bevattende crème geen toegevoegde waarde te hebben.
Een gerandomiseerde studie (n=54) liet, na 5 dagen behandeling, enig gunstig effect van eosine 2% zien in vergelijking met behandeling met zinkoxide (en levertraan bevattende)crème of clobetasonbutyraatcrème. Omdat eosine een rode verkleuring geeft was blindering niet mogelijk en werd beoordeling van de mate van luieruitslag bemoeilijkt.
Een RCT waarin de effectiviteit van verschillende OTC (vrij verkrijgbare) crèmes werd onderzocht liet een gunstig effect van oxyquinoline zien (in combinatie met het gebruik van alcohol en parfumvrije schoonmaakdoekjes).
De bovengenoemde producten zijn voor zover bekend niet in Nederland verkrijgbaar en niet voor de indicatie luieruitslag geregistreerd. Het gebruik van deze middelen wordt niet aanbevolen.
Referenties
- Eekhof JAH, Knuistingh Neven A, Verheij TJM. Kleine kwalen bij kinderen. Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg, 2005.
- Van Vloten WA, Degreef HJ, Stolz E, Vermeer BJ, Willemze R. Dermatologie en venereologie. Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg, 2000.
- Philipp R, Hughes A, Golding J. Getting to the bottom of nappy rash. ALSPAC Survey Team. Avon Longitudinal Study of Pregnancy and Childhood. Br J Gen Pract 1997;47:493-7.
- Jordan WE, Lawson KD, Berg RW, Franxman JJ, Marrer AM. Diaper dermatitis: frequency and severity among a general infant population. Pediatr Dermatol 1986;3:198-207.
- Campbell RL, Seymour JL, Stone LC, Milligan MC. Clinical studies with disposable diapers containing absorbent gelling materials: evaluation of effects on infant skin condition. J Am Acad Dermatol 1987;17:978-87.
- Tio TT, de Waard-van der Spek FB, Oranje AP, Bilo RA, Stolz E, Voorhoeve HW. Preventie van luierdermatitis en de invloed van de gebruikte luier. Ned Tijdschr Geneeskd 1988;132:960-3.
- Ferrazzini G, Kaiser RR, Hirsig Cheng SK, Wehrli M, Della C, V, Pohlig G et al. Microbiological aspects of diaper dermatitis. Dermatology 2003;206:136-41.
- Concannon P, Gisoldi E, Phillips S, Grossman R. Diaper dermatitis: a therapeutic dilemma. Results of a double-blind placebo controlled trial of miconazole nitrate 0.25%. Pediatr Dermatol 2001;18:149-55.
- Bowring AR, Mackay D, Taylor FR. The treatment of napkin dermatitis: a double-blind comparison of two steroid-antibiotic combinations. Pharmatherapeutica 1984;3:613-7.
- Bosch-Banyeras JM, Catala M, Mas P, Simon JL, Puig A. Diaper dermatitis. Value of vitamin A topically applied. Clin Pediatr (Phila) 1988;27:448-50.
- Arad A, Mimouni D, Ben-Amitai D, Zeharia A, Mimouni M. Efficacy of topical application of eosin compared with zinc oxide paste and corticosteroid cream for diaper dermatitis. Dermatology 1999;199:319-22.
- Minnich SM, Moeschberger M, Anderson J. Effect of oxyquinoline ointment on diaper dermatitis. Dermatol Nurs 1991;3:25-8, 40.