NHG-Behandelrichtlijn

Hyperhidrose

Auteur(s):
De Jongh E, Verduijn MM

Kernboodschappen

Naar Samenvatting ›
  • Voorlichting en niet-medicamenteuze adviezen vormen een belangrijk onderdeel van de behandeling.
  • Adviseer als behandeling van eerste keus een aluminiumchlorideoplossing of aluminiumhydroxychlorideoplossing of -crème. 
  • Instrueer de patiënt aluminium(hydroxy)chloride aan te brengen voor de nacht en op een droge huid (minder kans op lokale irritatie). 
  • Overweeg oraal oxybutynine bij ernstige klachten indien aluminiumchloride niet effectief is. 

Inleiding

Naar Samenvatting ›

Scope

Naar Samenvatting ›
  • Diagnostiek en beleid bij primaire hyperhidrose 
  • Diagnostiek van secundaire hyperhidrose om primaire hyperhidrose te kunnen afbakenen 
  • Enkele oorzaken van secundaire hyperhidrose die de huisarts zelf kan behandelen

Buiten de scope

Naar Samenvatting ›

Het beleid bij secundaire hyperhidrose hangt af van de onderliggende aandoening en wordt meestal in de 2e lijn bepaald.

Ingangsklachten

Naar Samenvatting ›
  • Primaire hyperhidrose uit zich meestal als lokaal transpireren. 
  • Bij gegeneraliseerd transpireren is er vermoedelijk een onderliggende oorzaak.

Achtergronden

Naar Samenvatting ›

Hyperhidrose

Naar Samenvatting ›

Overmatig transpireren dat als onaangenaam wordt ervaren, hetzij door abnormale hoeveelheid vocht, hetzij door onwelriekende geur

Primaire hyperhidrose

Naar Samenvatting ›

Hyperhidrose zonder onderliggende aandoening

Secundaire hyperhidrose

Naar Samenvatting ›

Hyperhidrose als gevolg van een onderliggende aandoening

Lokale hyperhidrose

Naar Samenvatting ›

Plaatselijke hyperhidrose, vaak oksels, handen, voeten, soms liezen of gelaat

Gegeneraliseerde hyperhidrose

Naar Samenvatting ›

Hyperhidrose over het hele lichaam

Epidemiologie

Naar Samenvatting ›
  • In de huisartsenpraktijk is de incidentie en prevalentie van ‘transpiratieproblemen’ (ICPC-code A09) respectievelijk 2,7 en 4,2 per 1000 patiëntjaren. 
  • Vrouwen melden zich iets vaker dan mannen. 
  • De prevalentie in de algemene bevolking is ongeveer 3% (zie Details).
Details
Epidemiologie

De incidentie van transpiratieproblemen in de Nederlandse huisartsenpraktijk in 2013 (per 1000 patiëntjaren) bedraagt voor mannen 2,5 en voor vrouwen 2,9 (totaal 2,7). De prevalentie bedraagt voor mannen 3,9 en voor vrouwen 4,6 (totaal 4,2). 1 In een nationaal Amerikaans onderzoek onder 150.000 representatieve huishoudens was de prevalentie van hyperhidrose 2,9% (n = 6800). Van hen had 38% daarover een arts geraadpleegd. 2 In een Duits huidkankerscreeningsprogramma bij werknemers in grote bedrijven (n = 14.336) was de prevalentie van hyperhidrose 16,3%. Hyperhidrose was aanwezig als het antwoord op de vraag ‘zweet u overmatig?’ geen ‘nee’ luidde, maar ‘soms’, ‘frequent’ of ‘constant’. De prevalentie van frequent of constant zweten was 6,1%. Van de patiënten met lokale hyperhidrose (28%) had 27% een arts bezocht. 3

Conclusie

Er zijn geen gegevens bekend over de prevalentie onder de Nederlandse bevolking. Het Duitse onderzoek is niet in de algemene bevolking uitgevoerd en kan daardoor beïnvloed zijn. Voor de hoofdtekst is de prevalentie uit Engels en Amerikaans onderzoek aangehouden en afgerond naar 3%.

Etiologie en pathofysiologie

Naar Samenvatting ›

Zweetklieren worden onderscheiden in apocriene en eccriene klieren. 

Apocriene zweetklieren

Naar Samenvatting ›
  • Apocriene zweetklieren ontwikkelen zich in de puberteit en bevinden zich in oksels, lippenrood, rond de tepels en genitalia, en soms in het gelaat. 
  • Apocriene zweetklieren produceren geurstoffen en feromonen (signaalgeurstoffen) en spelen een rol bij iemands persoonlijke geur.

Eccriene zweetklieren

Naar Samenvatting ›
  • Eccriene zweetklieren produceren zweet; men onderscheidt sympathisch en cholinerg geïnnerveerde klieren. 
  • Sympathisch geïnnerveerde zweetklieren zijn aanwezig in de handpalmen, voetzolen en oksels; deze zweetklieren worden gestimuleerd door stress en emoties. 
  • Cholinerg geïnnerveerde zweetklieren bevinden zich in de rest van de huid; deze zweetklieren zorgen voor de thermoregulatie (zie Details). 
Details
Etiologie

De beschrijving van het onderscheid tussen apocriene en eccriene klieren is overgenomen uit de landelijke richtlijn Zweten van het IKNL en aangevuld met informatie uit een overzichtsartikel. 4 5 De oorzaken van overmatig zweten uit de oude Farmacotherapeutische Richtlijn Hyperhidrosis zijn aangevuld met informatie uit de Engelse richtlijn. 6 Deze Engelse richtlijn noemt ook nog het syndroom van Riley-Day (familiaire dysautonomie) als oorzaak; vanwege de zeldzaamheid wordt dit niet in de hoofdtekst vermeld. Daarnaast is in de KNMP kennisbank gezocht op overmatige transpiratie als bijwerking en zijn medicijnen met deze bijwerking die relatief vaak in de eerste lijn kunnen worden aangetroffen, benoemd in de hoofdtekst. Hoewel van TCA’s op grond van hun anticholinerge bijwerking geen hyperhidrose als bijwerking wordt verwacht, geven de registratieteksten van zowel amitriptyline als nortriptyline aan dat overmatige transpiratie ≥ 10% voorkomt.

Primaire hyperhidrose

Naar Samenvatting ›
  • Bij primaire hyperhidrose speelt genetische aanleg vermoedelijk een rol; de aandoening komt vaak familiair voor. 
  • Soms zijn uitlokkende factoren aanwijsbaar, zoals: 
    • heet of gekruid voedsel 
    • koffie 
    • alcohol 
    • erg zure of zoete dranken
    • (sociale) situaties die spanning oproepen

Secundaire hyperhidrose

Naar Samenvatting ›

Secundaire hyperhidrose kan zowel gegeneraliseerd als lokaal voorkomen en kan verschillende oorzaken hebben.

Mogelijke oorzaken van gegeneraliseerd transpireren
Naar Samenvatting ›
  • Medicatie (SSRI’s, TCA’s, opiaten, cholinesteraseremmers, levodopa, anti-oestrogenen zoals tamoxifen) 
  • Endocriene oorzaken (hyperthyreoïdie, diabetes mellitus, jicht, zwangerschap, overgang, feochromocytoom, carcinoïdsyndroom, hyperpituïtarisme) 
  • Neurologische aandoeningen (ziekte van Parkinson) 
  • Infecties (hiv, tuberculose, malaria, endocarditis) 
  • Obesitas 
  • Paraneoplastische aandoeningen 
  • Cardiovasculaire (chronische) ziekten 
  • Respiratoire insufficiëntie 
  • Angststoornissen 
  • Drugs- of alcoholgebruik of onttrekkingsverschijnselen daarvan (zie Epidemiologie): 
Mogelijke oorzaken van lokaal transpireren
Naar Samenvatting ›
  • Lokale secundaire hyperhidrose is zeldzaam 
  • Lokale secundaire hyperhidrose kan optreden als gevolg van: 
    • neurologische ziekte (beschadiging ruggenmerg of perifere zenuwen door trauma of nieuwvorming) 
    • compensatoir na een chirurgische ingreep wegens hyperhidrose 

Nachtzweten

Naar Samenvatting ›
  • Nachtelijke transpiratie is een symptoom dat van oudsher geassocieerd wordt met specifieke ziekten (zoals tuberculose of de ziekte van Hodgkin). 
  • Nachtzweten kan voorkomen in de overgang. 
  • Nachtzweten kan ook optreden zonder onderliggende oorzaak (zie Details).
Details
Nachtzweten

Een literatuuroverzicht beschrijft dat de definitie van nachtzweten erg wisselend is en vermeldt de frequentie van nachtzweten in tien verschillende populaties. 7 In drie grote eerstelijnspopulaties uit dat overzicht is de prevalentie van nachtzweten 5% en 10% (bij twee groepen van 795 Amerikaanse patiënten ouder dan 65 jaar in de eerste lijn die gerekruteerd waren uit een dataset met financiële vergoedingsgegevens) en 23% (bij 2267 opeenvolgende volwassen Amerikaanse eerstelijns patiënten). In het laatste onderzoek kwam nachtzweten het meest voor in de leeftijdsgroep 41 tot 55 jaar. De levensverwachting lijkt niet verminderd bij nachtzweten: zo overleed 24% van 842 eerstelijnspatiënten ouder dan 65 jaar gedurende acht jaar follow-up. Nachtzweten bleef langer dan een jaar bestaan bij de helft van de overlevenden. Er werd geen significante relatie gevonden tussen de duur van overleven en de aanwezigheid van nachtzweten in de maand voor het onderzoek, nadat was gecorrigeerd voor andere voorspellers van overlijden. Het artikel beschrijft verder dat er veel oorzaken voor nachtzweten uit de literatuur bekend zijn, maar dat de meeste niet worden ondersteund door goede evidence. Tbc als oorzaak voor nachtzweten lijkt onderbouwd te zijn, maar vooral op jonge leeftijd bij extrapulmonale vormen en bij comorbiditeit hiv/aids. De associatie tussen maligniteiten (zoals lymfomen) en nachtzweten is minder duidelijk.

Conclusie 

Nachtzweten is slecht gedefinieerd en de associatie tussen nachtzweten en veel onderliggende aandoeningen is onduidelijk. Nachtzweten lijkt ook voor te komen bij gezonde mensen.

Klinisch beeld en beloop

Naar Samenvatting ›
  • Het kenmerkende beeld bij primaire hyperhidrose is lokaal, symmetrisch overmatige transpiratie 
  • Voorkeursplaatsen zijn oksels, handpalmen, voetzolen en soms liezen of gelaat. 
  • Secundaire hyperhidrose is meestal gegeneraliseerd. 
  • Primaire hyperhidrose begint meestal rond de puberteit, maar kan op elke leeftijd voorkomen. 
  • Primaire hyperhidrose is vaak chronisch, maar verbetert soms op oudere leeftijd. 

Klachten

Naar Samenvatting ›
  • De subjectieve beleving van de mate van transpiratie verschilt per individu. 
  • Mensen met een meer dan gemiddelde zweetproductie hoeven geen klachten te ervaren. 
  • Andersom heeft niet iedereen die klaagt over overmatige transpiratie een overmatige zweetproductie (zie Details). 
  • Schaamte en last van de geur kunnen per individu verschillen en zijn cultureel bepaald. 
  • Reclame voor bijvoorbeeld cosmetica kan bijdragen aan een beeld waarbij elke lichaamsgeur bestreden moet worden en daarmee mede het beeld bepalen dat (zweet)geur ongewenst is. 
Details
Subjectieve beleving hyperhidrose

Onder gezonde Poolse medische studenten (n = 253) was de prevalentie van hyperhidrose op basis van een vragenlijst 16,7% (42/253). Bij slechts 48% van deze 42 studenten kon dat worden bevestigd met gravimetrische meting in gezicht, palmen, oksels en borst/rug. Verder bleek dat van de achttien studenten die de normaalwaarden bij palmaire gravimetrie overschreden, slechts tien (56%) zich bewust waren van hun overmatig zweten. Bij de 41 studenten die de normaalwaarden bij axillaire gravimetrie overschreden, waren dat er 16 (39%). 8

Conclusie 

Dit onderzoek toont dat niet iedereen die last heeft van overmatig zweten ook overmatig zweet. Andersom is het zo dat niet iedereen die bij gravimetrie overmatig zweet, daarover klaagt. De subjectieve beleving van de mate van zweten verschilt dus per individu.

Complicaties

Naar Samenvatting ›
  • Hyperhidrose kan leiden tot angst (om geroken te worden of zweetplekken te hebben) en/of schaamte, en kan verminderd zelfvertrouwen met sociale beperking tot gevolg hebben. 
  • Soms treedt als complicatie eczeem, huidverweking of secundaire infectie op. 
  • Bij zweethanden is er soms last bij het vasthouden van voorwerpen. 

Richtlijnen diagnostiek

Naar Samenvatting ›

Anamnese

Naar Samenvatting ›

Vraag naar: 

  • duur, frequentie, moment van ontstaan en beloop 
  • plaats van de klacht (lokaal of gegeneraliseerd, uni- of bilateraal, symmetrisch of asymmetrisch) 
  • mate van transpiratie (zichtbare zweetplekken?) 
  • nachtelijke transpiratie 
  • hinder (hoeveelheid vocht, geur of stank) en invloed op functioneren 
  • schaamte, angst om geroken te worden, zelfvertrouwen 
  • uitlokkende factoren (pittig eten, alcohol, koffie, erg zoet of zuur drinken, sociale situaties) 
  • voorkomen in de familie 
  • zelf gestarte behandelingen en het effect daarvan 
  • bijkomende klachten die doen denken aan systeemziekten of onderliggende oorzaken 

Gegeneraliseerde hyperhidrose

Naar Samenvatting ›

Vraag, indien er sprake is van gegeneraliseerde hyperhidrose, tevens naar: 

  • menstruatie en/of overgang bij vrouwen 
  • mogelijke relatie met angst als oorzaak 
  • medicatiegebruik

Lichamelijk onderzoek

Naar Samenvatting ›

Beoordeel zo nodig de toestand van de huid die overmatig zweet (maceratie, infectie).

Aanvullend onderzoek

Naar Samenvatting ›

Bij het kenmerkende beeld van lokale hyperhidrose zonder aanwijzing voor een secundaire oorzaak is aanvullend onderzoek niet geïndiceerd (zie Details).

Details
Aanvullend onderzoek

In de tweede lijn wordt de jodiumzetmeeltest gedaan door jodium op de droge huid aan te brengen. Nadat de jodiumlaag is gedroogd, wordt er een laagje zetmeel op aangebracht. Zweet geeft dan een violette verkleuring. Deze test is zinvol voor het in beeld brengen van het gebied dat overmatig zweet, bijvoorbeeld ten behoeve van lokale behandeling. Ook zijn kwantitatieve metingen mogelijk (sudo- of gravimetrie). In de eerste lijn vinden deze onderzoeken niet plaats. Ook spelen ze geen rol bij het stellen van de diagnose.

Primaire lokale hyperhidrose

Naar Samenvatting ›

Stel de diagnose ‘primaire lokale hyperhidrose’ bij overmatige, zichtbare transpiratie waarbij sprake is van 3 hoofdkenmerken en minimaal 2 nevenkenmerken. 

  • Hoofdkenmerken: 
    • treedt lokaal en bilateraal (min of meer symmetrisch) op in oksels, handpalmen, voetzolen of gelaat 
    • duurt minstens 6 maanden 
    • zonder aanwijzingen voor een oorzaak (zie Details) 
  • Nevenkenmerken: 
    • begint rond de puberteit 
    • positieve familieanamnese 
    • beperkt dagelijkse activiteiten 
    • treedt minstens 1 × per week op 
    • is afwezig tijdens de slaap 
Details
Diagnostische criteria

De definitie van primaire lokale hyperhidrose van een Amerikaans expert consensus statement 9  luidt: excessief, bilateraal en relatief symmetrische transpiratie op een van de volgende plaatsen: oksels, handpalmen, voetzolen of de craniofaciale regio. Hetzelfde statement raadt voor het stellen van de diagnose primaire lokale hyperhidrose de volgende criteria aan: lokaal, zichtbaar, excessief transpireren dat minstens zes maanden duurt en geen oorzaak lijkt te hebben met ten minste twee van de volgende criteria:

  • bilateraal en relatief symmetrisch;
  • beperkt de dagelijkse activiteiten;
  • minstens eenmaal per week;
  • begin voor het 25e jaar;
  • positieve familiegeschiedenis;
  • ophouden van lokaal zweten tijdens slapen.

Opvallend is dat in de definitie bilateraliteit obligaat is, terwijl bij de criteria voor diagnose bilateraliteit niet obligaat is. De criteria voor diagnose worden ook gehanteerd in de Engelse Prodigy-richtlijn Hyperhidrose en volgens deze richtlijn in de literatuur breed gedragen. 6 Deze criteria worden overgenomen, waarbij bilateraliteit echter wordt opgenomen als obligaat criterium. Dat is in overeenstemming met een waarschuwing uit het Amerikaanse statement dat bij een unilaterale of asymmetrische presentatie neurologische of kwaadaardige aandoeningen moeten worden uitgesloten.

Secundaire hyperhidrose

Naar Samenvatting ›

Overweeg secundaire hyperhidrose bij: 

  • lokale zweetklachten die niet aan bovenstaande criteria voldoen 
  • gegeneraliseerde transpiratie 
  • nachtelijke transpiratie

Richtlijnen beleid bij vermoeden van secundaire hyperhidrose

Naar Samenvatting ›
  • Geef uitleg over de onderliggende oorzaak en behandel deze zo mogelijk, wanneer de meest waarschijnlijke onderliggende oorzaak één van de volgende is: 
  • Symptomatische behandeling van secundaire hyperhidrose wordt niet aanbevolen. 
  • Beoordeel, zo nodig in samenspraak met de voorschrijvend medisch specialist, of eventueel medicatiegebruik gestopt of veranderd kan worden. 
  • Verwijs naar een specialist als de meest waarschijnlijke oorzaak niet één van bovenstaande is. 

Richtlijnen beleid bij primaire lokale hyperhidrose

Naar Samenvatting ›

Voorlichting en advies

Naar Samenvatting ›
  • Leg uit dat: 
    • de hoeveelheid transpiratie per individu verschilt 
    • overmatige transpiratie geen ziekte is en geen symptoom van een ziekte 
    • het normaal is dat reukloos zweet uit eccriene klieren een geur kan krijgen doordat huidbacteriën stoffen uit zweet omzetten in ruikbare stoffen 
    • afwachtend beleid de voorkeur heeft, aangezien tegengaan van overmatige transpiratie slechts symptoombestrijding is en niet leidt tot genezing 
  • Bespreek de last of eventuele schaamte van de patiënt, omdat dit kan bijdragen aan het verminderen van de hinder of klachten. 
  • Houd daarbij rekening met individuele gevoeligheden en culturele verschillen en overweeg de rol van reclame voor cosmetica hierbij te betrekken. 

Thuisarts

Naar Samenvatting ›

Bied voorlichtingsmateriaal aan en verwijs naar de informatie op Thuisarts.nl. De informatie op Thuisarts.nl is gebaseerd op deze NHG-Behandelrichtlijn. 

Niet-medicamenteuze behandeling

Naar Samenvatting ›
  • De meeste adviezen verminderen niet de hoeveelheid transpiratie, maar beperken wel de last door overmatige transpiratie (zie Details). 
  • Hygiënemaatregelen om geuroverlast te vermijden, zoals het goed wegspoelen van zeepresten van het lichaam en goed afdrogen, lijken zinvol. 
  • Andere adviezen: 
    • draag wijde kleding 
    • wissel frequent van kleding 
    • draag wollen, katoenen of linnen kleding en sokken, gebruik zweetabsorberende onderkleding 
    • draag sandalen of goed ventilerende (leren) schoenen, of gebruik absorberende inlegzolen (frequent wisselen) 
    • houd schoenen niet de hele dag aan en loop zo vaak mogelijk op blote voeten 
    • gebruik (tafel)ventilatoren of waaiers 
    • bepaalde kledingkleuren en stoffen maskeren zweetvlekken beter dan andere 
Details
Niet-medicamenteuze behandeling

Goed onderbouwd onderzoek naar niet-medicamenteuze adviezen bij hyperhidrose is niet gevonden. 6 Op basis van consensus zijn verschillende adviezen overgenomen uit de oude Farmacotherapeutische richtlijn Hyperhidrose, die zijn aangevuld met adviezen uit de Prodigy-richtlijn Hyperhidrose. 6

Deodorants

Naar Samenvatting ›
  • Wijs patiënten die een deodorant gebruiken erop dat alleen deodorants met antitranspiratiemiddelen (waar vaak aluminiumzouten in zijn verwerkt) de zweetproductie kunnen verminderen. 
  • Er is geen relatie gevonden tussen borstkanker en het gebruik van deodorants met bestanddelen zoals parabenen en aluminiumchloorhydraat, ook niet op onthaarde oksels.

Medicamenteuze behandeling

Naar Samenvatting ›

Aluminiumzouten bij primaire lokale hyperhidrose

Naar Samenvatting ›
  • Bespreek de mogelijkheid van lokale behandeling met aluminiumzouten; deze vormen onoplosbare zouten die de uitvoergangen van de zweetklieren blokkeren en beperken daardoor de hoeveelheid transpiratie. 
  • Geef de volgende uitleg: 
    • een waterige oplossing van aluminiumzouten is sterk zuur, aluminiumzouten kunnen daarom de huid irriteren en jeuk veroorzaken, vooral bij aanbrengen op de natte huid 
    • door de behandeling kan verkleuring van kleding en metalen optreden (sieraden, bril) 
    • deze bijwerkingen kunnen vaak voorkomen worden door het middel aan te brengen op een droge huid voor het slapen gaan; in de nacht treedt minder transpiratie op en ook verkleuren van kleding is dan minder een probleem 
  • Start bij primaire lokale hyperhidrose die als storend wordt ervaren met aluminiumchlorideoplossing 20%. 
  • Een alternatief is aluminiumhydroxychlorideoplossing 15% of aluminiumhydroxychloridecrème 20% (beide werken iets minder sterk, maar geven minder irritatie) (zie Details). 
Details
Aluminiumzouten

Inleiding

Het gebruik van aluminiumzouten bij lokale primaire hyperhidrose is al zeer lang gangbaar in de eerste lijn, maar niet geregistreerd. Gezocht is naar onderbouwing voor het effect van aluminiumzouten. Voor de beantwoording van de vraag is gebruikgemaakt van een Engelse richtlijn Hyperhidrose (Prodigy-richtlijn), waarin een systematische literatuursearch is gedaan (juli 2013). 6 Een aanvullend literatuuronderzoek na de zoekdatum van de Prodigy-richtlijn leverde geen resultaten op.

Beschrijven onderzoek uit de Prodigy-richtlijn Hyperhidrose

De Prodigy-richtlijn Hyperhidrose vond geen RCT’s naar het effect van aluminiumzouten bij primaire lokale hyperhidrose, maar alleen twee kleine, niet-geblindeerde onderzoeken, 10 11 een open onderzoek 12 en vier patiëntseries (aantallen variërend van 12 tot 65 geselecteerde patiënten). 13 14 15 16 Verder waren er expert opinions, 9 17 twee richtlijnen 18 19 en een evidence based review. 20 Het aantal patiënten dat een gunstig effect door behandeling ervoer, varieerde tussen de 63 en 99% in de onderzoeken en patiëntseries; tussen de 2 en 20% stopte de behandeling vanwege lokale irritatie. In een nietgeblindeerd onderzoek (n = 38) had 63% een gunstig effect in de aluminiumgroep versus 5% in de placebogroep. In het andere (n = 12) had 92% een gunstig effect in de aluminiumgroep; gegevens over de controlegroep ontbreken. De bewijskracht van deze resultaten is zeer laag en de onderzochte populaties verschillen soms erg van de eerstelijnspopulatie.

Bijwerkingen

Alle publicaties beschrijven behalve lokale irritatie geen andere bijwerkingen. In de media heeft de vraag gespeeld of deodorant borstkanker kan veroorzaken door bestandsdelen zoals parabenen en aluminium chloorhydraat. Onderzoek van zowel de American Cancer Society als het Amerikaanse National Cancer Institute heeft geen relatie gevonden tussen het gebruik van deodorant en borstkanker, ook als de oksel onthaard is. 21

Overweging

Ook de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie noemt het gebruik van aluminiumzouten bij hyperhidrose. 22

Conclusie

Er is bewijs van zeer lage kwaliteit dat aluminiumzouten effectiever zijn dan placebo. Ernstige bijwerkingen zijn niet gerapporteerd. Irritatie van de huid op de plaats waar de aluminiumzouten worden aangebracht, kan voorkomen als bijwerking.

Overwegingen

Hoewel het bewijs dat aluminiumzouten werkzaam zijn van zeer lage kwaliteit is, is er veel ervaring met het gebruik van aluminiumzouten bij hyperhidrose in de eerste lijn en zijn er geen gevaarlijke bijwerkingen waargenomen. Het werkingsmechanisme maakt werkzaamheid waarschijnlijk, omdat gebruik van
aluminiumzouten leidt tot atrofie van de zweetklier. 23 Omdat aluminiumzouten lokaal op de huid worden aangebracht en goedkoop zijn, hebben aluminiumzouten de voorkeur boven orale of andere therapieën bij het starten van een behandeling tegen zweten. Aluminiumzouten zijn beschikbaar als oplossing in geketoneerde alcohol 95% v/v (aluminiumchloride 20%) en in geketoneerde alcohol met water dat tevens propyleenglycol bevat aluminiumhydroxychloride 15%), als crème (aluminiumhydroxychloride 20%) en als strooipoeder (‘aluinstrooipoeder’) in combinatie met salicylzuur
(aluminiumkaliumsulfaat/salicylzuur 18,4/60 mg/100 g). In het Farmacotherapeutisch Kompas wordt als middel van eerste keus aluminiumchloride-oplossing
geadviseerd, maar ook de aluminiumhydroxychloride als crème of vloeistof kan worden geprobeerd. Een onderbouwing voor deze voorkeur wordt niet gegeven en het strooipoeder wordt niet genoemd. 24 De KNMP kennisbank geeft aan dat een oplossing van
aluminiumchloride 20% werkzamer is dan aluminiumhydroxychloride-oplossing 15%, maar ook eerder huidirritatie veroorzaakt. Daarnaast geeft de KNMP aan dat als de oplossing de huid erg irriteert de crème 20% kan worden gebruikt, hetgeen suggereert dat de crème minder irriteert. Het lijkt waarschijnlijk dat minder sterk werkende producten ook minder irritatie geven, maar onduidelijk is of de crème minder sterk werkt en daarom minder irritatie geeft.
De meerwaarde van de combinatie van middelen in het strooipoeder is niet bekend uit gecontroleerd onderzoek. Salicylzuur is een keratolyticum dat als bijwerking ook huidirritatie kent. Er is geen reden bekend om deze combinatie te adviseren. Van beide oplossingen en de crème verschillen de middelen met de laagste kosten weinig op basis van vergelijking van 30 ml oplossing en 30 g crème (www.medicijnkosten.nl).

Aanbeveling

Geef als middel van eerste keus bij lokale primaire hyperhidrose een aluminiumzout, bij voorkeur aluminiumchloride 20% oplossing, eventueel bij optreden van irritatie aluminiumhydroxychloride-oplossing 15% of -crème 20%.

Gebruiksinstructie
Naar Samenvatting ›
  • Breng de oplossing of crème gedurende 1 week dagelijks aan op de intacte droge huid, voor het slapen gaan. 
  • Was de huid de volgende ochtend met water en zeep (zie Details). 
  • Scheer het te behandelen gebied niet vanaf 24 uur voor tot 24 uur na behandeling, om irritatie te vermijden. 
  • Blaas eventueel voor en na het aanbrengen van het aluminiumzout de huid droog met een haardroger met koude lucht om te voorkomen dat er irritatie optreedt en dat de vloeistof of crème door zweten van de huid afgaat. 
  • Verminder de behandelfrequentie enkele dagen na het bereiken van een goed effect: gebruik het middel slechts enkele dagen per week of alleen als het nodig is. 
Details
Tijdstip aanbrengen aluminiumzouten

De meest frequente bijwerking van aluminiumzouten is lokale irritatie. Irritatie van de huid kan optreden bij gebruik van aluminiumzouten, vooral bij gebruik op de vochtige huid. Verder kunnen aluminiumzouten kleding verkleuren en metalen (sieraden, bril) aantasten. 25 Omdat lokale irritatie kan leiden tot het stoppen van de therapie en mogelijk tot een te vroege keus voor meer ingrijpende of duurdere behandelingen, is het zinvol om bij het starten van de behandeling met aluminiumzouten uitleg te geven over deze mogelijke bijwerking. Daarbij is het belangrijk om aan te geven dat aluminiumzouten bij voorkeur op de droge huid dienen te worden aangebracht. Omdat ’s nachts zweten veel minder optreedt, is het voorkeurstijdstip van aanbrengen voor de nacht. Ook verkleuring van kleding en fotosensibilisatie zijn ’s nachts een minder groot probleem.

Bij lokale irritatie/branderigheid of jeuk
Naar Samenvatting ›
  • Adviseer de behandelingsfrequentie te verminderen
  • Overweeg een indifferente crème of zalf toe te voegen (’s ochtends aanbrengen) 
  • Overweeg hydrocortisoncrème 1% toe te voegen (’s ochtends aanbrengen gedurende maximaal 2 weken) als jeuk op de voorgrond staat of als een indifferente crème na 3 dagen de lokale irritatie of branderigheid niet verlicht (zie Details). 
Details
Advies bij lokale irritatie door aluminiumzouten

Het advies om hydocortisoncrème te gebruiken om irritatie als gevolg van aluminiumzouten tegen te gaan, komt uit de Engelse richtlijn. 6 Dit advies is gebaseerd op een expert opinion. De werkgroep overweegt echter dat bij branderigheid/huidirritatie door aluminiumzouten zeer goed de ‘schraalheid’ van de huid een verklaring van de klacht kan zijn, waarbij een indifferente crème of zalf deze klacht ook goed kan verlichten. Hydrocortisoncrème heeft pas een plaats als jeuk op de voorgrond staat of als een indifferent middel niet helpt tegen de huidirritatie.

Indien de klachten na 4 weken niet verbeteren
Naar Samenvatting ›
Details
Oxybutynine

Inleiding

Oxybutynine is in Nederland alleen geregistreerd voor urine-incontinentie en pollakisurie, zodat voorschrijven bij hyperhidrose off-label is. De laatste jaren is er steeds meer gepubliceerd over het effect van oxybutynine bij hyperhidrose. Een zoekstrategie naar het effect van orale medicatie bij hyperhidrose leverde 146 treffers op, waarvan twee RCT’s bij patiënten met primaire hyperhidrose die geen eerdere chirurgische behandeling hadden ondergaan.

Beschrijving RCT’s

Een Franse RCT vergeleek het effect van oxybutynine met placebo bij 62 volwassen patiënten met primaire hyperhidrose uit privé-dermatologiepraktijken en een polikliniek. 26 Van de patiënten had 83% gegeneraliseerde hyperhidrose, die werd gedefinieerd door twee of meer locaties (handpalm, voetzool, oksel, gezicht of romp) en 17% lokale hyperhidrose (op één locatie). De Hyperhidrose Disease Severity Scale (HDSS) betreft het antwoord op de vraag ‘Hoe schat u de ernst van uw zweten’ op een vierpuntsschaal (uiteenlopend van 1: nooit merkbaar, geen invloed op mijn dagelijkse activiteit tot 4: onacceptabele last, altijd invloed op mijn dagelijks leven). Alle patiënten hadden een score ≥ 2. Men gaf de oxybutynine in stijgende dosering totdat voldoende effect werd bereikt volgens het schema: 2,5 mg op dag een tot vier, eventueel te verhogen naar 5 mg op dag vijf tot zeven, eventueel te verhogen naar het maximum van 7,5 mg vanaf dag acht. Het primaire eindpunt was een verbetering op de HDSS van een punt of meer na een follow-up van zes weken. De secundaire eindpunten waren verbetering op de Dermatology Life Quality Index (DLQI) en bijwerkingen. De DLQI is een gevalideerde lijst met tien vragen die alle van 0 tot 3 worden gescoord, leidend tot een score 0 (geen last) tot 30 (extreme last).

Resultaat

In de oxybutyninegroep verbeterde 60% versus 27% in de placebogroep (p = 0,009). Van deze 60% was er op de HDSS bij 11% een driepuntsverbetering, bij 61% een tweepuntsverbetering en bij 28% een verbetering van één punt. Op basis hiervan is een NNT berekend van drie voor (elke) verbetering van hyperhidrose. In de oxybutyninegroep trad een gemiddelde DLQI-verbetering op van 6,9 versus 2,3 in de placebogroep (p < 0,01). Een bijwerking was een droge mond (43% in de oxybutyninegroep versus 11% in de placebogroep (p < 0,01), waarvan 15% ernstig en 38% matig ernstig). Een Braziliaanse RCT vergeleek het effect van oxybutynine met placebo bij vijftig volwassen patiënten met palmaire of axillaire primaire hyperhidrose die op een chirurgische afdeling kwamen en medicatie kregen aangeboden. 27 Men gaf oxybutynine in stijgende dosering volgens een vast schema: eerste week: 1 dd 2,5 mg (’s avonds), dag 8 tot 21: 2 dd 2,5 mg, dag 22 tot 6 weken: 2 dd 5 mg. Patiënten werden geïnstrueerd over een droge mond als te verwachten bijwerking. Alle patiënten scoorden voordat behandeling werd gestart hun kwaliteit van leven als erg slecht of slecht (de laagste twee categorieën op een vijfpuntsschaal).
Na een follow-up van zes weken werd gevraagd naar verbetering van de symptomen (die werd weergegeven in drie categorieën: geen of enigszins, matig en groot) en naar verbetering van de kwaliteit van leven. Ook werd droge mond aan het eind als bijwerking gescoord op een vierpuntsschaal (geen, mild, matige en ernstige klachten).

Resultaat

Op de vragenlijst met verbetering van symptomen had in de oxybutyninegroep 70% een matige of grote verbetering versus 27,3% in de placebogroep (p < 0,001). Hieruit is een NNT te berekenen van 2,3 voor een matige tot grote verbetering van symptomen van hyperhidrose. Een beetje of een veel betere kwaliteit van leven kwam in de oxybutyninegroep voor bij 73,9% versus 13,6% in de placebogroep (p < 0,001). Hieruit is een NNT te berekenen van 1,7 voor de verbetering van de kwaliteit van leven. De enige bijwerking die werd gezien was droge mond, die na drie weken in beide groepen in 30% voorkwam,
maar na zes weken (bij hogere doses oxybutynine) bij 34,8% in de oxybutyninegroep versus 9,1% in de placebogroep. Een droge mond was geen reden om de therapie te stoppen.

Kwaliteit van de beide RCT’s

In de Franse RCT 26 zouden de frequente bijwerkingen van oxybutynine de blindering kunnen hinderen. In dit onderzoek waren vier uitvallers (twee in de oxybutyninegroep en twee in de placebogroep). In de intention-to-treatanalyse (n = 60) zijn de twee uitvallers na randomisatie in de
oxybutyninegroep om onduidelijke reden niet meegenomen. In de Braziliaanse RCT 27 was er onduidelijkheid over randomisatie en dubbelblindering. Ook zijn de resultaten niet generaliseerbaar naar de eerste lijn, omdat patiënten pas voor medicamenteuze behandeling in aanmerking kwamen nadat ze naar een tweede- of derdelijns chirurg waren verwezen. De uitval was 10%. In zowel de Franse als de Braziliaanse RCT’s is er indirectheid van bewijs, omdat onduidelijk is of de onderzochte populatie overeenkomt met de Nederlandse eerstelijnspopulatie. 26 27 Vanwege deze factoren wordt de mate van bewijskracht verlaagd tot laag.

Overig onderzoek

Er werden achttien niet-gecontroleerde, niet-gerandomiseerde onderzoeken gevonden met de zoekstrategie en één door het checken van referenties. 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 Dertien onderzoeken hadden een follow-up gelijk aan die in beide RCT’s. Daarvan betroffen er vijf subgroepanalyses (van niet gecontroleerd onderzoek) en twee casusbeschrijvingen, en van beide typen onderzoek is de bewijskracht veel lager dan van prospectief niet-gecontroleerd, niet-gerandomiseerd onderzoek, zodat het resultaat niet wordt beschreven. De overige zes onderzoeken worden niet besproken, omdat de RCT’s daarover met meer bewijskracht informeren. Zes onderzoeken hadden een langere follow-up (≥ twaalf weken) en beschreven gunstige resultaten op de lange termijn op de kwaliteit van leven en de mate van zweten. Alle zes onderzoeken kennen factoren die de lage bewijskracht van niet-gecontroleerd, niet-gerandomiseerd onderzoek verder verlagen, zoals een klein aantal patiënten (een onderzoek), retrospectieve opzet (een ander onderzoek) en hoge uitvalpercentages (de overige vijf onderzoeken), waardoor het resultaat niet leidt tot een verandering van de sterkte van de aanbeveling op basis van de twee RCT’s.

Conclusie

Er is bewijs van lage kwaliteit (uit beide RCT’s) dat oxybutynine klinisch relevant (en significant) effectiever is dan placebo. De NNT in beide onderzoeken voor verbetering van symptomen is ongeveer drie. De followuptermijn is echter kort. Ernstige bijwerkingen zijn niet gerapporteerd, maar een droge mond is een zeer frequente bijwerking.

Overwegingen

De doseringen die in de RCT’s en de niet-gecontroleerde onderzoeken worden gehanteerd betreffen bijna altijd een opbouwschema van 1 dd 2,5 mg naar 3 dd 2,5 mg, waarbij de dosis per vier tot zeven dagen wordt verhoogd. Bij uitzondering wordt 3 dd 5 mg gegeven. Omdat oxybutynine oraal snel werkt, lijkt een dosisverhogingsinterval van vijf dagen adequaat. Zeer frequent wordt bij deze doseringen als bijwerking een droge mond gerapporteerd (in beide RCT’s 35 tot
43% in de oxybutyninegroep; in de niet-gecontroleerde onderzoeken 70 tot 80%). Soms werden andere bijwerkingen gerapporteerd, zoals hoofdpijn, urineretentie, palpitaties, sufheid en obstipatie. Deze bijwerkingen komen overeen met de bijwerkingen van oxybutynine, zoals beschreven in het Farmacotherapeutisch Kompas. 24 Ze zijn lastig, maar niet gevaarlijk. Eenmaal werd epistaxis als bijwerking gerapporteerd bij een kind. 28 Er is veel ervaring met oxybutynine in de eerste lijn bij mictiestoornissen en de bijwerkingen van het middel zijn daarom bekend. Ook dermatologen passen behandeling met oxybutynine toe en noemen anticholinergica bij hyperhidrose als behandelingsmogelijkheid. 22 Deze beide overwegingen, gecombineerd met het bewijs uit beide RCT’s, wordt voldoende geacht om een behandeling met oxybutynine off-label te overwegen in de eerste lijn, indien lokale therapie geen effect heeft en er ernstige klachten van primaire lokale hyperhidrose zijn. De voorkeur van de patiënt ten aanzien van andere in de tweede lijn aangeboden therapieën moet daarbij worden besproken.

Aanbeveling

Indien primaire hyperhidrose na een maand niet reageert op lokale behandeling met aluminiumzouten, kan de huisarts bij patiënten die ernstig worden gehinderd door hyperhidrose oraal oxybutynine (off-label) voorschrijven. Start dan met 1 dd 2,5 mg en verhoog de dosis elke vijf dagen met 2,5 mg per dag totdat de klachten van hyperhidrose reageren. Bij een dosering van 7,5-10 mg/dag komt de bijwerking droge mond voor bij ruim een derde van de patiënten.

Oxybutinine bij primaire lokale hyperhidrose

Naar Samenvatting ›
  • Start met oxybutynine 1 dd 2,5 mg oraal (zie Details) 
  • Bij onvoldoende effect: verhoog de dosis elke 5 dagen met 2,5 mg tot voldoende effect bereikt wordt en de bijwerkingen acceptabel blijven: 
    • verhoog in eerste instantie naar 2 dd 2,5 mg 
    • verhoog vervolgens naar 3 dd 2,5 mg (dit is meestal voldoende) 
    • verhoog zo nodig de dosis per keer tot de maximale orale dagdosis van 20 mg/dag 
  • Bij uitblijven van effect: stop de behandeling. 
  • Bij voldoende effect : controleer bijwerkingen en effect 2 weken nadat de dosis niet meer is opgehoogd. 
  • Bouw de behandeling na 3 maanden af; adviseer indien stoppen niet lukt een hernieuwde stoppoging elke 6 maanden.
  • Instrueer de patiënt over mogelijke bijwerkingen.
Details
Toedieningsvorm oxybutynine

Het gebruik van oxybutynine bij de indicatie hyperhidrose is off-label. De vraag is of bij deze indicatie de oxybutyninepleister een alternatief voor de tablet is (vanuit een verondersteld voordeel, namelijk het optreden van minder anticholinerge bijwerkingen). Alle onderzoeken naar het effect van oxybutynine zijn gedaan met de tablet, zodat het off-labelgebruik van de pleister niet wordt onderbouwd door enig onderzoek. Het theoretisch voordeel van de oxybutyninepleister (minder anticholinerge bijwerkingen) wordt vermeld bij de indicatie urine-incontinentie Farmacotherapeutisch Kompas. 24 Bij de indicatie hyperhidrose
wordt juist een anticholinerge (bij)werking gezocht, zodat men kan veronderstellen dat het farmacologisch effect van de pleister op transpiratie minder groot is dan van een tablet. Bij de pleister is maar één dosering mogelijk, zodat er geen opbouw in dosering mogelijk is, zoals met de tabletten. Ook om die reden is wisselen met de pleister geen optie.

Conclusie 

De oxybutyninepleister wordt niet geadviseerd bij hyperhidrose.

Bijwerkingen
Naar Samenvatting ›
  • Bij een dosering van 7,5-10 mg/dag heeft ruim 1/3 van de patiënten last van een droge mond 
  • Andere veelvoorkomende (anticholinerge) bijwerkingen zijn: 
    • obstipatie 
    • misselijkheid 
    • duizeligheid 
    • slaperigheid 
    • hoofdpijn 
    • droge huid 
    • verwardheid 
    • rood gezicht 
    • diarree 
    • braken 
    • urineretentie 
    • droge ogen 
Contra-indicaties
Naar Samenvatting ›
  • Obstructieve mictiestoornissen 
  • Pollakisurie en nycturie door hartfalen of nierziekte 
  • Stenose of obstructie van het maag-darmkanaal 
  • Tachyaritmie 
  • Glaucoom 
  • Ondiepe voorste oogkamer 
Voorzorgen
Naar Samenvatting ›
  • Instrueer de patiënt dat oxybutynine kan leiden tot hyperthermie in situaties waarbij transpiratie functioneel is (lichamelijke inspanning, warm weer). In die situaties is stoppen van de oxybutynine gewenst. 
  • Ontraad verkeersdeelname in de eerste dagen: oxybutynine kan bij starten een negatieve invloed op de rijvaardigheid hebben. 

Controles

Naar Samenvatting ›
  • Instrueer de patiënt contact op te nemen als: 
    • het karakter van de transpiratie verandert 
    • als er nieuwe klachten ontstaan die op secundaire hyperhidrose kunnen wijzen 
    • de behandeling onvoldoende effect heeft 
  • Wees alert op een eventueel onderliggende oorzaak (zie Details) en spreek controles af met patiënten bij wie: 
    • lokale hyperhidrose na het 25e levensjaar ontstaan is 
    • lokale hyperhidrose nog geen 6 maanden bestaat 
Details
Controle bij lokale hyperhidrose

In de Prodigy-richtlijn Hyperhidrose 6 wordt op basis van consensus beschreven dat als de lokale zweetklachten pas kort bestaan of pas na het 25e jaar zijn ontstaan, de diagnose primaire lokale hyperhidrose nog steeds waarschijnlijk is, maar dat extra zorg nodig is om een onderliggende oorzaak uit te sluiten. Hoe deze ‘extra zorg in de eerste lijn eruitziet, wordt niet beschreven. Deze behandelrichtlijn formuleert als beleid dat dan extra controle nodig is en de patiënt geïnstrueerd wordt om bij nieuwe klachten of een verandering van klachten zich te melden. Als arbitraire controletermijn wordt twee maanden genoemd. Het medisch handelen bij de controles is niet uitgeschreven, omdat dit buiten de scope van deze behandelrichtlijn valt en vanwege de vele mogelijke oorzaken te uitgebreid is. In plaats daarvan wordt benoemd dat extra alertheid op een secundaire oorzaak nodig is.

Consultatie en verwijzing

Naar Samenvatting ›
  • Verwijs naar de dermatoloog indien de klachten na behandeling niet voldoende verbeteren. 
  • Bespreek de behandelingsmogelijkheden in de 2e lijn met de patiënt bij verwijzing naar de dermatoloog (zie Kader Overige behandelingen). 
  • Verwijs naar een medisch specialist bij een vermoeden van secundaire hyperhidrose, tenzij angst, opvliegers of medicatiegebruik de onderliggende oorzaak is (zie Richtlijnen beleid bij vermoeden van secundaire hyperhidrose). 

Kader Overige behandelingen

Naar Samenvatting ›

Bij onvoldoende effect of onacceptabele bijwerkingen van aluminiumzouten of oxybutynine zijn meerdere behandelingen mogelijk in de 2e lijn. Over de effectiviteit en veiligheid van deze behandelingen is weinig bekend en de kosten verschillen, evenals de vergoeding vanuit basis- en aanvullende verzekeringen. Adviseer de patiënt informatie in te winnen bij de specialist en de zorgverzekeraar. 

  • Injectie met botulinetoxine is bij dermatologen algemeen beschikbaar. 
  • De beschikbaarheid van iontoforese en microgolftherapie verschilt per regio. 

Injectie met botulinetoxine A 

  • Botulinetoxine A verlamt de innervatie van de eccriene zweetklieren. 
  • Het effect houdt 3-9 maanden aan, voor een langduriger effect is herhaling nodig. 
  • Gerapporteerde bijwerkingen zijn: pijn, blauwe plek of irritatie op de injectieplaats, toename van overmatige transpiratie op andere plaatsen. 

Iontoforese 

  • De handen of voeten worden in een bakje met water of vochtige sponzen gezet waardoorheen een zwakke stroom wordt geleid die vooral door de zweetkliertjes loopt en de activiteit daarvan remt. 
  • Voor de oksels is de behandeling minder geschikt, hoewel er speciale sponzen voor bestaan. 
  • Het effect houdt 2-4 dagen aan, maar wordt langduriger na herhaaldelijk gebruik. 
  • De behandeling duurt in het begin 30-60 min en moet een aantal keren per week worden uitgevoerd. 
  • Na verloop van tijd volstaat een behandeling van 15 min 1-2 × per week. 
  • Bijwerking: lokale irritatie. 
  • Contra-indicaties: zwangerschap, pacemakers en metalen implantaten. 

Microgolven 

  • Een microgolfapparaat vernietigt de zweetklieren door middel van thermolyse. 
  • Geclaimd wordt dat deze behandeling blijvende resultaten geeft. 
  • Bijwerkingen: hematoomvorming, zwelling, lokale gevoelsstoornissen. 

Chirurgische opties 

Liposuctie of excisie 
  • Met liposuctie of excisie van de huid kunnen zweetklieren worden verwijderd. 
  • Bij excisie is er kans op grote littekens. 
  • Vaak groeien na de operatie nieuwe zweetklieren uit, zodat het effect tegenvalt. 
Sympathectomie 
  • Bij sympathectomie worden de autonome zenuwen naar de zweetklieren doorgesneden, waardoor deze niet meer worden aangestuurd. 
  • Afhankelijk van de plaats van de hyperhidrose is de ingreep thoracaal of lumbaal. 
  • Het effect is redelijk, maar vaak treedt compensatoire hyperhidrose op andere plaatsen op, waardoor het resultaat tegenvalt. 
  • Complicaties: hemothorax, lymfelekkage, zenuwmisidentificatie en seksuele disfunctie. 
Details
Overige behandelingen

Behandeling met botulinetoxine is bijna 25 jaar geleden in Nederland geïntroduceerd en wordt algemeen door dermatologen toegepast. De beschikbaarheid van iontoforese en microgolftherapie is echter verschillend per regio.

Botulinetoxine

Is beschikbaar van twee serotypen (A of B). Botulinetoxine B is alleen geregistreerd voor behandeling in het ziekenhuis van torticollis bij volwassenen. Informatie over botulinetoxine A is beschreven in de Idiopathische (ofwel primaire) hyperhidrose Evidence based richtlijn van de NVDV. 47 Deze richtlijn beperkt zich tot beschrijvingen van individuele onderzoeken over botulinetoxine, zodat deze richtlijn geen informatie geeft over plaatsbepaling van botuline-injecties in relatie tot andere therapieën. De richtlijn beschrijft tien gerandomiseerde, gecontroleerde onderzoeken met in totaal 1136 patiënten. De kwaliteit van bewijs voor de uitkomstmaten is laag tot erg laag. Over de effectiviteit van botulinetoxine krijgt men het beste een indruk uit de drie onderzoeken die botulinetoxine vergeleken met placebo of alumimiumchloride. Botulinetoxine werd vergeleken met placebo in twee onderzoeken: in een onderzoek was het aantal personen met een vermindering van twee punten of meer op de HDSS (een vierpuntsscoreschaal) in de botoxgroep 75% en driemaal zo hoog als in de controlegroep. In het andere onderzoek werd een significant effect beschreven waarvan de klinische relevantie niet duidelijk is. In een klein open-labelonderzoek bleek botulinetoxine effectiever (RR 2,75) dan behandeling met 20% aluminiumchloride-oplossing. De richtlijn vermeldt echter niet de absolute aantallen.

Iontoforese

De informatie is gebaseerd op verschillende bronnen. 48 49 47 Iontoforese-apparaten worden over het algemeen niet vergoed volgens informatie op de website Geld.nl (www.geld.nl/zorgverzekering/vergoedingen/iontoforese-apparaat).

Microgolftherapie

Is in niet-gecontroleerd follow-uponderzoek effectief gebleken bij 90% van de behandelde patiënten en er werd een gemiddelde zweetvermindering van 82% bereikt. 48

Curettage

In een gerandomiseerd onderzoek met twintig deelnemers bij wie de ene oksel werd behandeld met botulinetoxine en de andere met de curettagetechniek was de zweetvermindering na drie maanden gemiddeld 72,1% in de botuline-oksel en 60,4% in de gecuretteerde oksel. 50

Sympathectomie 

De patiëntfolder van de NVDV meldt dat deze ingreep een redelijk resultaat heeft met een sterke afname van het zweten bij 60-80% van de patiënten bij thoracale sympathectomie. 47 In een retrospectief onderzoek onder 155 Amerikaanse patiënten die behandeld waren voor hyperhidrose aan handen of voeten bleek thoracale sympathectomie na een follow-up van > drie maanden (gemiddeld veertig maanden) succesvol bij 96,6% van de 148 patiënten met hyperhidrose palmaris en bij 39,8% van de patiënten met hyperhidrose plantaris. Bij 68% van de patiënten trad echter compensatoir zweten op. Bij 62% was dit mild, bij 5% matig en bij 1% ernstig. Andere complicaties waren hemothorax (twee keer). 51 Compensatoire hyperhidrose wordt ook in andere populaties gemeld. 38 Andere complicaties zijn lymfelekkage, zenuw misidentificatie en seksuele dysfunctie. 45 Het is bij thoracale sympathectomie mogelijk eerst een tijdelijke zenuwblokkade aan te brengen voordat de zenuw permanent doorgesneden wordt. 48

Referenties

  1. NIVEL. Incidentie- en prevalentiecijfers van gezondheidsproblemen in de Nederlandse huisartsenpraktijk in 2014 (2016). Ga naar bron: NIVEL. Incidentie- en prevalentiecijfers van gezondheidsproblemen in de Nederlandse huisartsenpraktijk in 2014 (2016).
  2. Strutton DR, Kowalski JW, Glaser DA, Stang PE. US prevalence of hyperhidrose and impact on individuals with axillary hyperhidrose: results from a national survey. J Am Acad Dermatol 2004;51:241-8.
  3. Augustin M, Radtke MA, Herberger K, Kornek T, Heigel H, Schaefer I. Prevalence and disease burden of hyperhidrose in the adult population. Dermatology 2013;227:10-3.
  4. IKNL. Landelijke richtlijn zweten (2008). Ga naar bron: IKNL. Landelijke richtlijn zweten (2008).
  5. Lonsdale-Eccles A, Leonard N, Lawrence C. Axillary hyperhidrose: Eccrine or apocrine? Clin Exp Dermatol 2003;28:2-7.
  6. Prodigy. Hyperhidrose (2013). Ga naar bron: Prodigy. Hyperhidrose (2013).
  7. Mold JW, Holtzclaw BJ, McCarthy L. Night sweats: a systematic review of the literature. J Am Board Fam Med 2012;25:878-93.
  8. Stefaniak T, Tomaszewski KA, Proczko-Markuszewska M, Idestal A, Royton A, Abi-Khalil C. Is subjective hyperhidrose assessment sufficient enough? Prevalence of hyperhidrose among young polish adults. J Dermatol 2013;40:819-23.
  9. Hornberger J, Grimes K, Naumann M, Glaser DA, Lowe NJ, Naver H, et al. Recognition, diagnosis, and treatment of primary focal hyperhidrose. J Am Acad Dermatol 2004;51:274-86.
  10. Rayner CR, Ritchie ID, Stark GP. Axillary hyperhidrose, 20% aluminum chloride hexahydrate, and surgery. BMJ 1980;280:1168.
  11. Goh CL. Aluminum chloride hexahydrate versus palmar hyperhidrose. Evaporimeter assessment. Int J Dermatol 1990;29:368-70.
  12. Flanagan KH, Glaser DA. An open-label trial of the efficacy of 15% aluminum chloride in 2% salicylic acid gel base in the treatment of moderate-to-severe primary axillary hyperhidrose. J Drugs Dermatol 2009;8:477-80.
  13. Scholes KT, Crow KD, Ellis JP, Harman RR, Saihan EM. Axillary hyperhidrose treated with alcoholic solution of aluminium chloride hexahydrate. BMJ 1978;2:84-5.
  14. Ellis H, Scurr JH. Axillary hyperhidrose - topical treatment with aluminium chloride hexahydrate. Postgrad Med J 1979;55:868-9.
  15. Jensen O, Karlsmark T. Palmoplantar hyperhidrose. Treatment with alcohol solution of aluminium chloride hexahydrate: a simple method of transpiration measurement. Dermatologica 1980;161:133-5.
  16. Glent-Madsen L, Dahl JC. Axillary hyperhidrose. Local treatment with aluminium-chloride hexahydrate 25% in absolute ethanol with and without supplementary treatment with triethanolamine. Acta Derm Venereol 1988;68:87-9.
  17. Solish N, Bertucci V, Dansereau A, Hong HC, Lynde C, Lupin M, et al. A comprehensive approach to the recognition, diagnosis, and severity-based treatment of focal hyperhidrose: recommendations of the canadian hyperhidrose advisory committee. Dermatol Surg 2007;33:908-23.
  18. Lowe NJ, Cliff S, Halford, J. Guidelines for the primary care treatment and referral of focal hyperhidrose. eGuidelines 2003;19:373-7.
  19. IHS. About hyperhidrose: Condition overview (2012). Ga naar bron: IHS. About hyperhidrose: Condition overview (2012).
  20. Anonymus. Treatments for excessive armpit sweating. Drug Ther Bull 2005;43:77-80.
  21. KWF. Deodorant en borstkanker (2016). http://www.kwf.nl/over-kwf/pages/standpunt-kwf-deodorant-en-borstkanker.aspx.
  22. NVDV. Patiëntenversie richtlijn hyperhidrose (2016). Ga naar bron: NVDV. Patiëntenversie richtlijn hyperhidrose (2016).
  23. Holzle E, Braun-Falco O. Structural changes in axillary eccrine glands following long-term treatment with aluminium chloride hexahydrate solution. Br J Dermatol 1984;110:399-403.
  24. Zorginstituut. Aluminiumhydroxychloride. In: Farmacotherapeutisch Kompas (2016). Ga naar bron: Zorginstituut. Aluminiumhydroxychloride. In: Farmacotherapeutisch Kompas (2016).
  25. KNMP Kennisbank. Informatorium medicamentorum (2016). Ga naar bron: KNMP Kennisbank. Informatorium medicamentorum (2016).
  26. Schollhammer M, Brenaut E, Menard-Andivot N, Pillette-Delarue M, Zagnoli A, Chassain-Le Lay M, et al. Oxybutynin as a treatment for generalized hyperhidrose: a randomized, placebo-controlled trial. Br J Dermatol 2015;173:1163-8.
  27. Wolosker N, De Campos JR, Kauffman P, Puech-Leao P. A randomized placebo-controlled trial of oxybutynin for the initial treatment of palmar and axillary hyperhidrose. J Vasc Surg 2012b;55:1696-700.
  28. Del Boz J, Millan-Cayetano JF, Blazquez-Sanchez N, De Troya M. Individualized dosing of oral oxybutynin for the treatment of primary focal hyperhidrose in children and teenagers. Pediatr Dermatol 2016;33:327-31.
  29. Maillard H, Fenot M, Bara C, Celerier P. Interet de l'oxybutynine a dose moderee dans l'hyperhidrose etendue. Ann Dermatol Venereol 2011;138:652-6.
  30. Millan-Cayetano JF, Del Boz J, Rivas-Ruiz F, Blazquez-Sanchez N, Hernandez Ibanez C, De Troya-Martin M. Oral oxybutynin for the treatment of hyperhidrose: outcomes after one-year follow-up. Australas J Dermatol 2016.
  31. Mijnhout GS, Kloosterman H, Simsek S, Strack van Schijndel RJ, Netelenbos JC. Oxybutynin: Dry days for patients with hyperhidrose. Neth J Med 2006;64:326-8.
  32. Teivelis MP, Wolosker N, Krutman M, Kauffman P, Campos JR, Puech-Leao P. Treatment of uncommon sites of focal primary hyperhidrose: experience with pharmacological therapy using oxybutynin. Clinics (Sao Paulo) 2014;69:608-14.
  33. Tupker RA, Harmsze AM, Deneer VH. Oxybutynin therapy for generalized hyperhidrose. Arch Dermatol 2006;142:1065-6.
  34. Wolosker N, De Campos JR, Kauffman P, Munia MA, Neves S, Jatene FB, et al. The use of oxybutynin for treating facial hyperhidrose. An Bras Dermatol 2011a;86:451-6.
  35. Wolosker N, De Campos JR, Kauffman P, Neves S, Munia MA, BiscegliJatene F, et al. The use of oxybutynin for treating axillary hyperhidrose. Ann Vasc Surg 2011b;25:1057-62.
  36. Wolosker N, De Campos JR, Kauffman P, Neves S, Yazbek G, Jatene FB, et al. An alternative to treat palmar hyperhidrose: use of oxybutynin. Clin Auton Res 2011c;21:389-93.
  37. Wolosker N, Krutman M, Campdell TP, Kauffman P, De Campos JR, Puech-Leao P. Oxybutynin treatment for hyperhidrose: a comparative analysis between genders. Einstein (Sao Paulo) 2012a;10:405-8.
  38. Wolosker N, De Campos JR, Kauffman P, Yazbek G, Neves S, Puech-Leao P. Use of oxybutynin for treating plantar hyperhidrose. Int J Dermatol 2013a;52:620-3.
  39. Wolosker N, Krutman M, Kauffman P, Paula RP, De Campos JR, Puech-Leao P. Effectiveness of oxybutynin for treatment of hyperhidrose in overweight and obese patients. Rev Assoc Med Bras 2013b;59:143-7.
  40. Wolosker N, Teivelis MP, Krutman M, Campbell TP, Kauffman P, De Campos JR, et al. Long-term results of oxybutynin use in treating facial hyperhidrose. An Bras Dermatol 2014a;89:912-6.
  41. Wolosker N, Teivelis MP, Krutman M, De Paula RP, Kauffman P, De Campos JR, et al. Long-term results of the use of oxybutynin for the treatment of axillary hyperhidrose. Ann Vasc Surg 2014b;28:1106-12.
  42. Wolosker N, Teivelis MP, Krutman M, De Paula RP, De Campos JR, Kauffman P, et al. Long-term results of oxybutynin treatment for palmar hyperhidrose. Clin Auton Res 2014c;24:297-303.
  43. Wolosker N, Krutman M, Teivelis MP, De Paula RP, Kauffman P, De Campos JR, et al. Analysis of oxybutynin treatment for hyperhidrose in patients aged over 40 years. Einstein (Sao Paulo) 2014d;12:42-7.
  44. Wolosker N, Schvartsman C, Krutman M, Campbell TP, Kauffman P, De Campos JR, et al. Efficacy and quality of life outcomes of oxybutynin for treating palmar hyperhidrose in children younger than 14 years old. Pediatr Dermatol 2014e;31:48-53.
  45. Wolosker N, Teivelis MP, Krutman M, De Paula RP, Kauffman P, De Campos JR, et al. Long-term results of the use of oxybutynin for the treatment of plantar hyperhidrose. Int J Dermatol 2015a;54:605-11.
  46. Wolosker N, Teivelis MP, Krutman M, De Paula RP, Schvartsman C, Kauffman P, et al. Long-term efficacy of oxybutynin for palmar and plantar hyperhidrose in children younger than 14 years. Pediatr Dermatol 2015b;32:663-7.
  47. NVDV. Patiëntenfolder Hyperhidrose (2015). Ga naar bron: NVDV. Patiëntenfolder Hyperhidrose (2015).
  48. Genders RE. ‘Dokter, ik zweet te veel’: Hyperhidrose in de praktijk. Huisarts Wet 2015;58:492-5.
  49. Murphy R, Harrington CI. Treating hyperhidrose. Iontophoresis should be tried before other treatments. BMJ 2000;321:702-3.
  50. Ibrahim O, Kakar R, Bolotin D, Nodzenski M, Disphanurat W, Pace N, et al. The comparative effectiveness of suction-curettage and onabotulinumtoxin-a injections for the treatment of primary focal axillary hyperhidrose: a randomized control trial. J Am Acad Dermatol 2013;69:88-95.
  51. Atkinson JL, Fode-Thomas NC, Fealey RD, Eisenach JH, Goerss SJ. Endoscopic transthoracic limited sympathotomy for palmar-plantar hyperhidrose: Outcomes and complications during a 10-year period. Mayo Clin Proc 2011;86:721-9.