Stoppen met roken
Richtlijnen beleid
Naar Volledige tekst ›Algemeen beleid
Naar Volledige tekst ›- Breng de rookstatus van alle patiënten in kaart. Herhaal dit periodiek.
- Besteed in het bijzonder aandacht aan risicogroepen.
Stoppen-met-rokenadvies
Naar Volledige tekst ›- Geef rokers een stopadvies, vooral als ze tot een risicogroep behoren (zie Algemeen beleid).
- Sluit daarbij aan bij de beleving en de mogelijke klachten en vragen van de patiënt, en bij aandoeningen in de familie.
- Exploreer de motivatie om te stoppen met roken (zie NHG-Praktijkhandleiding Leefstijlbegeleiding in de huisartsenpraktijk).
Kort stopadvies
Overweeg rokers een kort stopadvies te geven tijdens een reguliere behandelafspraak. Dit kost minder tijd dan bovenstaand stoppen-met-rokenadvies.
Motivatieverhoging
Bied personen die overwegen te stoppen en daarvoor openstaan 1 of meer gesprekken aan, met als doel de motivatie om te stoppen te verhogen.
Begeleiding bij stoppen met roken
Naar Volledige tekst ›- Bied rokers die willen stoppen begeleiding aan. Bied dit aan als extra aanbod in de eigen praktijk of verwijs ervoor.
- Bespreek de hieronder genoemde vormen van ondersteuning en maak samen met de patiënt een keuze:
- op basis van effectiviteit gaat de voorkeur uit naar intensieve gedragsmatige begeleiding, op indicatie aangevuld met medicatie
- bespreek andere stopmethoden als de patiënt hiervoor een duidelijke voorkeur heeft (zie Niet-medicamenteuze behandeling en Medicamenteuze behandeling)
- Gebruik eventueel de Keuzekaart Stoppen met roken op Thuisarts.nl.
Niet-medicamenteuze behandeling (extra aanbod in huisartsenpraktijk)
Naar Volledige tekst ›Intensieve gedragsmatige ondersteuning
- Bied rokers bij voorkeur individuele intensieve gedragsmatige ondersteuning aan.
- De ondersteuning bestaat uit ≥ 4 consulten gedurende enkele maanden.
- De roker stopt in 1 keer.
- Voor meer informatie, zie NHG-Praktijkhandleiding Leefstijlbegeleiding in de huisartsenpraktijk.
Niet-intensieve gedragsmatige ondersteuning
Wees terughoudend met adviezen om deel te nemen aan niet-intensieve gedragsmatige ondersteuning.
E-health (digitale zelfhulp) en digitale zorg
- Overweeg digitale interventies wanneer de patiënt hieraan de voorkeur geeft en over voldoende vaardigheden beschikt.
- Bespreek met de patiënt of digitale interventies ingezet gaan worden als zelfhulp of ter ondersteuning van begeleiding in de huisartsenpraktijk (digitale zorg).
Minderen als opmaat naar stoppen met roken
Overweeg minderen als opmaat tot stoppen alleen voor rokers die hier zelf de voorkeur aan geven en die voldoende geïnformeerd zijn over bijkomende risico’s.
De e-sigaret als hulpmiddel bij stoppen met roken
- We bevelen een e-sigaret als hulpmiddel bij stoppen met roken niet aan.
- Bespreek de nadelen van de e-sigaret met rokers die toch een poging willen doen.
- Adviseer patiënten die toch kiezen voor een stoppoging met e-sigaret dit te combineren met intensieve gedragsmatige begeleiding.
Beweeg- en trainingsprogramma’s
Overweeg een beweegprogramma als aanvulling op de stoppen-met-rokenbegeleiding.
Medicamenteuze behandeling
Naar Volledige tekst ›- Overweeg medicamenteuze ondersteuning als aanvulling op intensieve gedragsmatige ondersteuning bij patiënten die:
- ≥ 10 sigaretten per dag roken;
- eerdere, mislukte stoppogingen gedaan hebben;
- zelf een sterke voorkeur hebben voor medicamenteuze ondersteuning of
- gelijktijdig andere verslavende middelen gebruiken (of overweeg verwijzing)
- Pas geen medicamenteuze ondersteuning toe zonder gedragsmatige ondersteuning.
- Kies het middel in overleg met de patiënt en houd daarbij rekening met (relatieve) contra-indicaties, eerdere ervaringen en de kosten.
- eerste keus zijn nicotinevervangende middelen
- tweede keus zijn bupropion, nortriptyline (off-label) of varenicline
- derde keus is cytisinicline
- Voor doseringen, contra-indicaties en behandelduur zie tabel h1.
Medicamenteus beleid bij zwangerschap en borstvoeding
- Adviseer zwangere vrouwen bij voorkeur zonder medicatie te stoppen met roken.
- Ervaring met en bewijs voor de effectiviteit van nicotinevervangende middelen tijdens de zwangerschap is beperkt, maar het gebruik van nicotinevervangende middelen is waarschijnlijk veiliger dan doorroken.
- Voor overwegingen voor het gebruik en praktische toepassing van nicotinevervangende middelen in de zwangerschap zie Nicotinevervangende middelen bij zwangeren.
Stoppen met de e-sigaret
Naar Volledige tekst ›- Overweeg intensieve gedragsmatige ondersteuning bij rokers die willen stoppen met de e-sigaret. Ondersteun waar nodig en/of wenselijk met nicotinevervangende middelen.
- Voor adviezen op basis van (beperkte) praktijkervaring zie volledige tekst.
Controles
Naar Volledige tekst ›- Herhaal het stopadvies regelmatig.
- Bij medicamenteuze ondersteuning:
- beoordeel het effect na 2-4 weken
- besteed bij controles aandacht aan stoppen met de medicatie
- Voor meer informatie over de benodigde monitoring zie NHG-Praktijkhandleiding Leefstijlbegeleiding in de huisartsenpraktijk.
Consultatie en verwijzing
Naar Volledige tekst ›- Wanneer stoppen-met-rokenzorg buiten het aanbod van de praktijk valt: verwijs naar een gespecialiseerde hulpverlener, zoals een stoppen-met-rokencoach.
- Bij zeer ernstige verslaving of gelijktijdig gebruik van andere verslavende middelen: overweeg verwijzing naar een instelling voor verslavingszorg of een stoppen-met-rokenpoli.
- Bij gelijktijdige behandeling in de ggz: overleg met de psychiater over de benodigde begeleiding en/of medicamenteuze ondersteuning.
Belangrijkste wijzigingen
Naar Samenvatting ›- De scope is uitgebreid naar stoppen van het gebruik van de e-sigaret.
- Aan de behandelrichtlijn is een kort stopadvies toegevoegd als methode om stoppen met roken bespreekbaar te maken.
- Cytisinicline is toegevoegd ter ondersteuning bij het stoppen met roken. De plaats van dit middel is beperkt.
- De plaats van nicotinevervangende middelen in de zwangerschap is aangepast.
Kernboodschappen
Naar Samenvatting ›- Geef rokers een stopadvies. Herhaal dit advies regelmatig, bijvoorbeeld bij elk contact vanwege klachten of aandoeningen die aan roken gerelateerd zijn.
- Bied patiënten die overwegen te stoppen motivatieverhogende ondersteuning aan.
- Begeleid patiënten die gemotiveerd zijn om te stoppen. De slagingskans is het hoogst bij intensieve gedragsmatige begeleiding, op indicatie gecombineerd met medicamenteuze ondersteuning. Bied deze begeleiding als extra aanbod in de huisartsenpraktijk of verwijs ervoor.
- Bij een indicatie voor medicamenteuze ondersteuning zijn nicotinevervangende middelen eerste keus.
- Raad de e-sigaret niet aan ter vervanging van tabakssigaretten of als middel om het stoppen met roken te ondersteunen.
Inleiding
Naar Samenvatting ›Scope
Naar Samenvatting ›Richtlijnen voor het beleid om rokers te identificeren, te adviseren en te begeleiden bij het stoppen met roken van nicotinehoudende tabaksproducten en/of e-sigaretten.
Buiten de scope
Naar Samenvatting ›- Voor handvatten voor de praktische toepassing van diagnostiek en niet-medicamenteuze behandeling zie NHG-Praktijkhandleiding Leefstijlbegeleiding in de huisartsenpraktijk.
- Ondersteuning bij het stoppen met producten zoals de sisha-pen, nicotinezakjes en snus, waterpijp, kruidensigaret, pruim- en snuiftabak, joints en producten met verhitte tabak (heat not burn).
- Universele of collectieve preventie van roken (voorkomen dat mensen starten met roken).
Samenwerking en afstemming
Naar Samenvatting ›Deze behandelrichtlijn sluit aan bij de volgende richtlijnen:
- Multidisciplinaire richtlijn Tabaks- en nicotineverslaving (Trimbos-instituut 2024), inclusief het Addendum Behandeling van tabaksverslaving en stoppen-met-roken ondersteuning bij zwangere vrouwen (Trimbos-instituut 2017)
- Zorgstandaard Tabaksverslaving (Trimbos-instituut 2022)
- NHG-Praktijkhandleiding Leefstijlbegeleiding (NHG 2024)
- Richtlijnmodule Tabaksontmoediging in het ziekenhuis (NVALT 2023)
Achtergronden
Naar Samenvatting ›Epidemiologie
Naar Samenvatting ›- Ongeveer 19% van de volwassen Nederlanders rookt. De meeste rokers zijn te vinden in de leeftijdsgroep 18-29 jaar: in 2022 rookte 23-29% van deze groep. Beduidend minder ouderen roken; van de 75-plussers rookte in 2022 slechts 6,5%.
- Het aantal rokers in Nederland neemt af, in 2014 rookte nog zo’n 26% van de volwassen bevolking.
- Het aantal gebruikers van de e-sigaret neemt echter wel toe. Ongeveer 3% van de Nederlandse volwassenen gebruikt regelmatig een e-sigaret. Van hen gebruikt een derde de e-sigaret dagelijks.
- Gebruik van de e-sigaret onder jongeren (12-18 jaar) lijkt aanzienlijk hoger dan onder volwassenen. Schatting van het aantal gebruikers onder jongeren loopt uiteen van 14-36%
- Circa 9% van de Nederlanders die niet roken wordt wel regelmatig blootgesteld aan sigarettenrook
- Bijna 8% van de moeders heeft op enig moment tijdens de zwangerschap gerookt. Circa 5% rookte gedurende de hele zwangerschap.
Rokers in Nederland
- In 2022 rookte 18,9% van de bevolking van ≥ 18 jaar. Mensen van 18-29 jaar roken relatief het vaakst, 65 plussers roken het minst.
- Van de Nederlandse bevolking is 2,4% een zware roker: zij roken ≥ 20 sigaretten of shag per dag.
- In 2022 heeft ruim een derde (35,9%) van de rokers in de 12 voorafgaande maanden een serieuze stoppoging ondernomen.
- Van de volwassen bevolking rookte 3% in 2022 regelmatig een elektronische sigaret. Mensen die wel eens of elke dag tabakssigaretten roken, gebruiken vaker (wel eens) een e-sigaret dan mensen die nooit of in het verleden hebben gerookt.
- 10,3% van de jongeren van 12-25 jaar gebruikte in 2023 maandelijks een e-sigaret.
- Mannen roken vaker dan vrouwen, zowel incidenteel als dagelijks.
- Theoretisch opgeleiden roken minder vaak dan praktisch opgeleiden.
- Van de mensen zonder migratieachtergrond rookt een significant kleiner deel dan van de mensen met een migratieachtergrond.
- Ook mensen met (ernstige) psychische aandoeningen roken vaker dan gemiddeld.
- Iets minder dan 9% van de Nederlanders die niet rookten werd in 2021 nog regelmatig blootgesteld aan sigarettenrook. Ruim 3% werd elke dag blootgesteld.
- Van de Nederlandse vrouwen rookte 14% in de 4 weken vóór de zwangerschap. Tijdens de zwangerschap daalde dit percentage: van de moeders heeft 7,7% op enig moment tijdens de zwangerschap gerookt en rookte 4,8% gedurende de hele zwangerschap. Na de zwangerschap stijgt het aantal moeders dat rookt weer tot 9,6%. Het percentage rokende vrouwen met een praktische opleiding ligt hoger dan dat bij vrouwen met een theoretische opleiding.
Rokers van e-sigaretten in Nederland
De elektronische sigaret (‘e-sigaret’) is in 2006 op de Nederlandse markt geïntroduceerd en wordt in verschillende vormen en varianten verkocht. Een e-sigaret verdampt een vloeistof die een mengsel van smaakstoffen en andere stoffen bevat. Deze zogeheten e-liquid wordt verhit zodat er damp ontstaat die de gebruiker kan inhaleren (ook wel ‘dampen’ of ‘vapen’ genoemd). De vloeistof bevat geen tabak zoals een gewone sigaret, maar vaak wel nicotine en andere dragerstoffen en additieven (zie VZinfo.nl). Er zijn geen duidelijke cijfers over de verhouding waarin e-liquids met of zonder nicotine worden gebruikt. Wel is bekend dat het aanbod van e-liquids met nicotine vele malen hoger is dan zonder. Uit de praktijk blijkt dat het overgrote aantal gebruikers e-sigaretten met nicotine gebruiken. Overigens zijn ook e-sigaretten zonder nicotine schadelijk voor de gezondheid vanwege de andere dragerstoffen en additieven die worden verhit en geïnhaleerd.
Het begrip ‘vapen’ is vooral gangbaar onder jongeren. Het is een term die door de tabaksindustrie is geïntroduceerd om het roken van een e-sigaret (vape) een trendy en relatief ‘gezond’ imago mee te geven, vergeleken met (het roken van) een tabakssigaret. Zorgverleners zouden daarom bij voorkeur moeten spreken van ‘gebruiken van de e-sigaret’ en bij jongeren aangeven dat ze daarmee ‘vapen’ bedoelen en dat ook vapen schadelijk en verslavend is.
Gebruikers van e-sigaretten zijn, naast jongeren, voornamelijk volwassenen die roken, gerookt hebben en/of willen stoppen.
Van de Nederlandse volwassenen zei 2,8% in 2022 regelmatig een e-sigaret te hebben gebruikt: 1,0% elke dag en 1,8% niet elke dag.
Volwassenen gebruiken de e-sigaret relatief vaak als hulpmiddel bij het stoppen met roken, om daarna al dan niet ook met de e-sigaret te (willen) stoppen.
Niettemin gebruiken volwassenen de e-sigaret relatief vaak naast de tabakssigaret.
Er zijn steeds meer aanwijzingen dat dit bijzonder schadelijk is – dat wil zeggen: schadelijker dan het exclusieve gebruik van 1 product.
Het gebruik van e-sigaretten lijkt onder jongeren aanzienlijk hoger dan onder volwassenen, al zijn exacte cijfers lastig te geven. Een peiling in 2021 onder leerlingen van het voortgezet onderwijs (12-16 jaar) liet zien dat 14% wel eens een e-sigaret had gebruikt – in 2019 was dit nog 25%.
Het gebruik van e-sigaretten is hoger onder oudere leerlingen: van de 12-jarige leerlingen gebruikt 5% versus 25% van de 16-jarigen een e-sigaret. Van de mbo- en hbo-studenten (16-18 jaar) gaf 36% in 2021 aan wel eens een e-sigaret te hebben gebruikt; 9% gebruikte deze ten tijde van de peiling nog steeds. De jongerenmonitor tabaks- en nicotineproducten stelt dat in 2023 10,3% van de jongeren in 2023 maandelijks een e-sigaret gebruikte. Bijna 70% van de jongeren die in 2023 maandelijks een e-sigaret gebruikte, gebruikte ook elke maand een sigaret.
Waarschijnlijk ligt het werkelijke percentage hoger, omdat de vraagstelling uitging van een e-sigaret, en het gebruik van (populaire) ‘vapes’ door jongeren mogelijk niet wordt gezien als een e-sigaret.
In tegenstelling tot volwassenen gebruiken kinderen en jongeren e-sigaretten vaker (en eerder) dan tabakssigaretten. Zij worden hiertoe onder meer aangezet door influencers die op sociale media ‘vapend’ te zien zijn en zo (onbewust) reclame maken. Hierdoor normaliseren en stimuleren ze het gebruik van e-sigaretten onder hun veelal jonge volgers. Er zijn aanwijzingen dat de e-sigaret kan fungeren als opstap naar de tabakssigaret.
Genoemde cijfers zijn ontleend aan de volgende websites en publicaties van het Trimbos-instituut: Gezondheidsenquête 2022, Kerncijfers Roken 2021, Monitor middelengebruik en zwangerschap 2021 en Jongerenmonitor Tabaks- en nicotineproducten.
Stoppen met roken
In 2023 heeft Patiëntenfederatie Nederland een peiling uitgevoerd binnen hun Zorgpanel, gericht op rokers met een recente (≤ 3 jaar geleden) al dan niet succesvolle stoppoging.
- Van de 445 deelnemers had 75% in de voorgaande 3 jaar wel eens sigaretten, shag, pijp of cigarillo’s gerookt. Binnen deze groep had 86% van de deelnemers (n = 285) ≥ 1 stoppoging gedaan of was succesvol gestopt. 22% van de deelnemers gaf aan dit direct met professionele hulp te hebben aangepakt, 19% zocht in tweede instantie hulp en 59% stopte zelf of had (nog) geen professionele hulp gezocht. Van de 285 geïncludeerde respondenten was 50% op het moment van de peiling blijvend gestopt met roken.
- Meer dan de helft (55%) van de deelnemers heeft 1 of meerdere keren een stopadvies gekregen in de afgelopen 3 jaar. Daarnaast heeft ruim een kwart (26%) geen stopadvies gekregen terwijl ze wel bij een zorgverlener zijn geweest. Binnen de deelnemers die een stopadvies kregen, ontvingen zij dat in 62% van de gevallen door de huisarts.
- Aan de mensen die wel naar een zorgverlener zijn geweest maar geen stopadvies hebben gekregen (26%) is gevraagd of ze wel behoefte aan hadden aan zo’n advies. Meer dan de helft van de respondenten (61%) had er geen behoefte aan, maar 19% wel. Deze respondenten – die geen stopadvies hadden ontvangen - hadden het stopadvies vooral graag van hun huisarts willen krijgen: 86% ontvangt dit advies bij voorkeur van de huisarts.
- Van de patiënten die bij het stoppen met roken door de huisarts of POH ondersteund zijn, gaf circa 60% aan dat dit een beetje tot goed geholpen had.
Een kanttekening bij deze cijfers is dat het Zorgpanel van de Patiëntenfederatie niet volledig representatief is voor de Nederlandse bevolking. Jonge mensen zijn ondervertegenwoordigd en deelnemers zijn iets vaker hoog opgeleid. Daarnaast hebben relatief veel panelleden een chronische aandoening.
Stoppen met e-sigaret
Uit de hierboven genoemde peiling bleek tevens dat van de 149 e-sigaretgebruikers binnen het Zorgpanel 77% in de voorgaande 3 jaar ≥ 1 poging had ondernomen om hiermee te stoppen. Van de respondenten die de e-sigaret gebruikten om te stoppen met tabakssigaretten slaagde 72% erin om vervolgens ook te stoppen met de e-sigaret. Van de respondenten die de e-sigaret niet gebruikten om te stoppen met tabakssigaretten slaagde 52% erin om te stoppen.
Etiologie en pathofysiologie
Naar Samenvatting ›Nicotineafhankelijkheid
Naar Samenvatting ›- Nicotine stimuleert het centrale zenuwstelsel, waarbij onder andere dopamine en adrenaline vrijkomen. De kans op verslaving is groot door desensitisatie en toename van het aantal nicotinereceptoren in de hersenen.
- Roken leidt snel tot lichamelijke afhankelijkheid (van nicotine) en gedragsmatige afhankelijkheid (van de gewoonte van de handeling).
- Stoppen met roken is moeilijk door ontwenningsverschijnselen en door psychische afhankelijkheid.
- Ontwenningsverschijnselen ontstaan meestal 2-12 uur na het roken van de laatste sigaret, bereiken een piek na 1-3 dagen en duren meestal 3-4 weken. De symptomen zijn prikkelbaarheid, ongeduld, rusteloosheid, slechte concentratie, slapeloosheid, hoofdpijn en toename van eetlust en gewicht.
- De psychische afhankelijkheid van nicotine (craving), die gepaard gaat met sterke verlangens naar het roken, houdt veel langer aan en is moeilijker te doorbreken. Dit gevoel is vaak gekoppeld aan specifieke situaties en momenten die herinneren aan de gewoonte om te roken.
- Ook sociale factoren kunnen het rookgedrag in stand houden.
- De mate van nicotineafhankelijkheid wordt onder meer bepaald door het aantal sigaretten dat iemand per dag rookt en hoe snel iemand na het ontwaken een sigaret opsteekt.
Effecten van nicotine
Nicotine stimuleert de acetylcholinereceptoren in het centrale en perifere zenuwstelsel. Dit leidt tot een verhoging van de afgifte van neurotransmitters zoals acetylcholine, (nor)adrenaline, dopamine en serotonine. In lagere doses is nicotine opwekkend, een hoge dosis geeft versuffing. Rokers geven zelf aan dat een hogere dosis nicotine spanning wegneemt.
De gevoeligheid van de nicotinereceptor kan snel afnemen (desensitisatie). Er zijn aanwijzingen dat dit reeds na het roken van 1 sigaret het geval is.
Bovendien neemt het aantal nicotinereceptoren in de hersenen snel toe bij toediening van nicotine. De behoefte om een gewenst niveau van nicotine-inname in stand te houden als reactie op verlaagde nicotinerendementen verklaart voor een groot deel het rookgedrag van volwassenen. Dit leidt tot compenserend roken om ontwenningsverschijnselen tegen te gaan.
Roken leidt hierdoor al snel tot lichamelijke en psychische afhankelijkheid.
Nicotine heeft dezelfde effecten op het dopaminesysteem in de hersenen als andere psychoactieve middelen. De kans op verslaving is bij nicotine groter dan bij cocaïne, amfetamine en alcohol, mogelijk door de snelle desensitisatie en toename van het aantal nicotinereceptoren in de hersenen.
Ontwenningsverschijnselen bij stoppen met roken
Genoemde gegevens over aard en beloop van ontwenningsverschijnselen zijn ontleend aan een publicatie van Knol.
Nicotineafhankelijkheid en tabaksverslaving
Tabaksverslaving bestaat uit 2 componenten: lichamelijke afhankelijkheid (van nicotine) en gedragsmatige afhankelijkheid (aan de gewoonte van de handeling). Hoewel de gezondheidsschade vooral veroorzaakt wordt door andere componenten van de sigaret (teer, koolmonoxide, additieven), is het met name de nicotine die de tabaksverslaving veroorzaakt.
Tabaksverslaving is opgenomen in de International Classification of Diseases (ICD-10) en in de International Classification of Primary Care (ICPC-10). Daarnaast is tabaksverlaving als ‘Stoornis in het gebruik van tabak’ geregistreerd in het psychiatrische classificatiesysteem Diagnostic and Statistical Manual of mental disorders (DSM-V). Volgens de DSM 5 kent de diagnose tabaksverslaving of stoornis in tabaksgebruik (tobacco use disorder) elf criteria, waaronder bijvoorbeeld het optreden van tolerantie, regelmatig meer gebruiken dan gepland, mislukte stoppogingen en een sterk verlangen naar tabak (craving). Voor een diagnose moet worden voldaan aan het algemene criterium van een duidelijke beperking of lijden als gevolg van gebruik plus twee criteria uit de lijst. Bij het stoppen met roken zijn de onthoudingsverschijnselen meestal binnen een paar weken tot een maand voorbij, maar de gewoontevorming kan nog jaren, soms levenslang, bijdragen aan terugval. Hetzelfde geldt voor trek (craving).
Een aantal factoren bepaalt de mate van nicotineafhankelijkheid. De belangrijkste zijn de hoeveelheid sigaretten die iemand rookt en de tijdsduur waarbinnen iemand na het ontwaken een sigaret opsteekt. Als maat voor nicotineafhankelijkheid wordt aangehouden ≥ 10 sigaretten per dag of de eerste sigaret < 30 minuten na het opstaan.
Gevolgen van roken
Naar Samenvatting ›- Roken is de belangrijkste oorzaak van ziekte en sterfte. Zware rokers (dagelijks ≥ 20 sigaretten) verliezen gemiddeld 13 levensjaren ten opzichte van niet-rokers, matige rokers (dagelijks < 20 sigaretten) verliezen 9 en lichte rokers (niet dagelijks) 5 levensjaren.
- De belangrijkste ziekten en aandoeningen die door roken worden veroorzaakt, zijn luchtwegaandoeningen zoals COPD, hart- en vaatziekten, diverse soorten kanker (waaronder long- en slokdarmkanker, zie detail), diabetes mellitus type 2, erectiele disfunctie en verminderde vruchtbaarheid. Daarnaast wordt roken in verband gebracht met vertraagde wondgenezing en risico op infecties na een operatie.
- De schade die roken veroorzaakt, is gerelateerd aan het aantal pakjaren: het aantal pakjes sigaretten per dag maal het aantal rookjaren.
- Niet alleen actieve rokers hebben een verhoogd risico op overlijden; ook passief roken leidt tot een 20-30% grotere kans op longkanker en hart- en vaatziekten. Bovendien veroorzaakt of verergert passief roken luchtwegaandoeningen, vooral bij kinderen.
- Roken tijdens de zwangerschap heeft schadelijke gevolgen voor de vrucht, zoals een lager geboortegewicht door groeivertraging, vroeggeboorte en wiegendood. Op latere leeftijd heeft het kind door inhaalgroei een grotere kans op het ontstaan van obesitas en ook een grotere kans op diabetes en luchtwegaandoeningen.
Roken is de belangrijkste oorzaak van ziekte en sterfte in Nederland. Van de totale ziektelast komt 9,4% door roken, volgens de Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2018 (geraadpleegd 1 mei 2023).
Roken hangt samen met een verminderde kwaliteit van leven. De hoeveelheid gerookte sigaretten kan deze samenhang versterken. Er zijn tevens aanwijzingen dat roken nadelige effecten heeft op de arbeidsproductiviteit (vzinfo.nl/roken), geraadpleegd 1 mei 2023).
Ziekte door roken
Rokers hebben over het algemeen een slechtere gezondheid dan niet-rokers. Het immuunsysteem kan onder andere worden verzwakt door het roken, waardoor er vaker infecties en andere ziekten optreden. De voornaamste ziekten en aandoeningen als gevolg van roken zijn (www.vzinfo.nl/roken, geraadpleegd 1 mei 2023):
- luchtwegaandoeningen (COPD, astma)
- hart- en vaatziekten (coronaire hartziekten, beroerte, hartfalen)
- verschillende soorten kanker (long, luchtpijp, bronchiën, slokdarm, mondholte, neusholte, strottenhoofd, maag, blaas, alvleesklier, nier, lever, baarmoederhals, borst, darm, leukemie)
- diabetes type 2
- verminderde vruchtbaarheid
- gezichtsstoornissen (staar, maculadegeneratie, glaucoom)
- reumatoïde artritis
Sterfte door roken
In 2020 overleden in Nederland naar schatting 17.880 mensen als gevolg van aandoeningen gerelateerd aan roken. Roken is bij volwassenen verantwoordelijk voor een groot deel van de sterfgevallen. Er zijn per ziekte duidelijke verschillen in het percentage sterfgevallen dat kan worden toegeschreven aan roken. Bij longkanker is 81% van alle sterfgevallen te wijten aan roken. Bij COPD en strottenhoofdkanker is dat respectievelijk 77% en 83% van de sterfgevallen. Daarnaast is circa 14% van de totale sterfte aan coronaire hartziekten, 9% van de sterfte aan hartfalen en 6% van de sterfte aan beroerte toe te schrijven aan roken. In 2020 werd de sterfte door roken onderschat omdat in dat jaar relatief veel rokers overleden aan COVID-19 (vzinfo.nl/roken, geraadpleegd 1 mei 2023).
In een Nederlands cohortonderzoek (n = 39.846) met 10 jaar follow-up, gebaseerd op de CBS-gezondheidsenquête 2001-2006 gekoppeld aan de sterfte- en doodsoorzakenregisters 2001-2016, werd geschat dat roken in deze periode gemiddeld 4 van de 10 voortijdige sterfgevallen veroorzaakte. Zware rokers (dagelijks ≥ 20 sigaretten) verloren gemiddeld 13 levensjaren, matige rokers (dagelijks < 20 sigaretten) 9 en lichte rokers (niet dagelijks) 5 levensjaren ten opzichte van mensen die nooit hebben gerookt. Zwaar rokende 30-jarigen hadden een kans van 23% (95%-BI 23 tot 25%) om voor de leeftijd van 65 jaar te overlijden en 79% (95%-BI 75 tot 83%) om voor de leeftijd van 85 jaar te overlijden; voor niet-rokende 30-jarigen waren deze kansen respectievelijk 7% (95%-BI 6 tot 7%) en 43% (95%-BI 39 tot 47%).
Roken tijdens de zwangerschap
Roken van de moeder tijdens de zwangerschap verhoogt het risico op vroeggeboorte, laag geboortegewicht, verminderde longfunctie en aangeboren afwijkingen aan onder meer gelaat, bewegingsapparaat, hart, ledematen, spijsverteringskanaal, schedel en ogen bij de baby. Roken tijdens de zwangerschap vergroot ook de kans op overlijden van het kind. Tevens loopt het kind risico op nadelige gevolgen op de lange termijn, zoals een verhoogde kans op astma, overgewicht, verminderde vruchtbaarheid van het kind zelf, gedragsproblemen, verhoogde diastolische bloeddruk, verminderd hersenvolume en verminderd cognitief functioneren. Ook zijn er aanwijzingen dat passief meeroken tijdens de zwangerschap gevolgen kan hebben voor het kind, zich uitend in bijvoorbeeld een laag geboortegewicht (vzinfo.nl/roken geraadpleegd 1 mei 2023).
Gevolgen van passief roken
Bij mensen die worden blootgesteld aan omgevingstabaksrook (passief roken) neemt het risico op longkanker met 20-30% toe ten opzichte van mensen die niet passief roken. Ook het risico op hart- en vaatziekten neemt door passief roken naar schatting toe met 20-30%. Passief roken veroorzaakt in Nederland jaarlijks enkele honderden sterfgevallen aan longkanker en enkele duizenden sterfgevallen aan hart- en vaatziekten. Meeroken is ook een risicofactor voor het ontwikkelen van dementie.
Passief roken vergroot bij (vooral astmatische) volwassenen de kans op chronische luchtwegklachten. Bij (astmatische) kinderen leidt passief roken tot een grotere kans op (ernstige) infecties en een hogere frequentie van luchtwegsymptomen. De verhoging van het risico varieert tussen 20-50%, afhankelijk van de klachten, de aard en mate van blootstelling en de leeftijd van het kind. Ook kan passief roken negatieve effecten hebben op de longfunctie van kinderen en kan het leiden tot middenoorontsteking of tot verergering van astma (vzinfo.nl/roken geraadpleegd 1 mei 2023).
Motivatie
Naar Samenvatting ›- Stoppen met roken verkleint het risico op voortijdige sterfte door roken en heeft een positief effect op de gezondheid (onder andere verlaging van bloeddruk en hartslag, verbetering van de longfunctie, kleiner risico op coronaire hartziekten, beroerte en longkanker).
- Stoppen met roken heeft op de lange termijn geen ongunstige effecten op het psychisch welbevinden. Dit geldt zowel voor gezonde personen als voor personen met psychische klachten.
- Circa de helft van de volwassen rokers stopt of wil stoppen omdat ze de gezondheid niet langer willen schaden. Voor 10-20% zijn gezondheidsklachten, achteruitgang in de conditie en het stoppen met roken van de partner het voornaamste motief. Voor jongeren zijn gezondheidsredenen minder van belang; zij stoppen vaker omdat ze roken niet meer lekker vinden.
- De motivatie van de roker is een belangrijke, zo niet de belangrijkste factor voor het succes van een stoppen-met-rokenbehandeling.
Effect van stoppen met roken op gezondheid en sterfte
Stoppen met roken heeft gunstige effecten voor het risico op voortijdige sterfte door roken. Hoe eerder een roker stopt met roken, hoe sterker het risico op voortijdige sterfte daalt. Uit internationale onderzoeken blijkt dat rokende jongvolwassenen gemiddeld 10 jaar korter leven dan niet-rokers. Het sterfterisico wordt ook bepaald door de duur van het roken, het aantal gerookte sigaretten en de diepte van inhaleren (vzinfo.nl/roken, geraadpleegd 1 mei 2023).
Andere gezondheidseffecten van stoppen met roken zijn verlaging van bloeddruk en hartslag, normalisatie van de koolmonoxidespiegels in het bloed en verbetering van circulatie en longfunctie, afname van hoesten en kortademigheid, en reductie van het risico op coronaire hartziekten, beroerte en longkanker (World Health Organization, geraadpleegd 1 mei 2023).
Uit een cochranereview op basis van 102 onderzoeken (RCT’s en longitudinale cohortonderzoeken) met bijna 170.000 patiënten blijkt dat stoppen met roken geen negatieve invloed heeft op het psychisch welbevinden, gemeten aan klachten van stress, angst en depressie. Er zijn aanwijzingen (kwaliteit van bewijs laag) dat het psychisch welbevinden juist verbetert. Deze bevindingen zijn zowel gedaan bij gezonde personen als bij personen met psychische klachten.
Effecten van en redenen om te stoppen met roken
Stoppen met roken reduceert het verlies van levensjaren. Dit geldt voor alle leeftijden. Hoe jonger een roker stopt, hoe groter de gezondheidswinst. Zo wordt de kans op vroegtijdig overlijden ten opzichte van niet-rokers ongeveer gehalveerd voor ex-rokers die rond hun 50e zijn gestopt, vergeleken met mensen die zijn blijven roken. Bij ex-rokers die voor de leeftijd van 35 jaar waren gestopt, was er zelfs geen verschil in vroegtijdig overlijden meer aan te tonen vergeleken met mensen die nooit hadden gerookt.
Circa de helft van de volwassen rokers stopt of wil stoppen omdat ze de gezondheid niet langer willen schaden. In een onderzoek van TNS-NIPO uit 2006, waarin 19.344 Nederlanders ≥ 15 jaar werden ondervraagd over hun rookgedrag, meldde 10-20% gezondheidsklachten, achteruitgang van de conditie en stoppen van de partner als voornaamste motief. Voor jongeren zijn gezondheidsredenen minder van belang; zij stoppen vaker omdat ze roken niet meer lekker vinden.Patiënten met een recente diagnose gerelateerd aan rookgedrag
Een stoppen-met-rokeninterventie na een ingrijpende diagnose die duidelijk gerelateerd is aan rookgedrag blijkt effectief. Wanneer rokers aan den lijve ondervinden wat de gezondheidsconsequenties zijn, vormt dat vaak een reden om te stoppen.
In een retrospectief cohortonderzoek bleek voor een aantal aan roken gerelateerde diagnoses dat meer mensen stopten in het jaar nadat de diagnose gesteld was dan in het voorafgaande jaar. Na een myocardinfarct was het aantal gestopte rokers 11,2 maal zo groot als in het jaar ervoor (95%-BI 8,9 tot 14,0), na een CVA 7,2 maal zo groot (95%-BI 5,1 tot 11,6), na de diagnose diabetes mellitus 2,5 maal zo groot (95%- BI 1,6 tot 4,0) en na de diagnose kanker 4,8 maal zo groot (95%-BI 3,1 tot 7,4).
Ook voor rokers bij wie met behulp van spirometrie de diagnose COPD gesteld was, bleken stoppen-met-rokeninterventies effectief: in een groep van circa 4500 rokers met ≥ 10 pakjaren die allen een longfunctiemeting bij het advies kregen, leverde de diagnose luchtwegobstructie na een jaar 16,3% stoppers op versus 12% in de groep zonder luchtwegobstructie.
Richtlijnen beleid
Naar Samenvatting ›Algemeen beleid
Naar Samenvatting ›- Breng de rookstatus van alle patiënten die het spreekuur bezoeken in kaart en leg deze vast (bij gestopte rokers inclusief stopdatum). Herhaal dit periodiek, bijvoorbeeld elke 2 jaar.
- Besteed in het bijzonder aandacht aan patiënten van wie bekend is dat zij tot een risicogroep behoren of die door het roken de gezondheid van anderen beïnvloeden:
- ouders van kinderen met astma en recidiverende bovensteluchtweginfecties
- vrouwen die hormonale anticonceptie (gaan) gebruiken (zie NHG-Standaard Anticonceptie)
- zwangere vrouwen, vrouwen met een zwangerschapswens en hun partners (zie NHG-Standaard Preconceptiezorg en NHG-Standaard Zwangerschap en kraamperiode)
- patiënten met een aan roken gerelateerde klacht (zoals hoest of benauwdheid), een aan roken gerelateerde aandoening (bijvoorbeeld hart- en vaatziekten, COPD of astma) of een verhoogd risico op hart- en vaatziekten door bijvoorbeeld diabetes mellitus.
- patiënten met ernstige psychiatrische aandoeningen, (mogelijk) problematisch alcoholgebruik of drugsgebruik
- Leg de patiënt uit dat het belangrijk is om te weten of deze wel of niet rookt, omdat dit kan samenhangen met klachten of omdat dit invloed kan hebben op het te volgen beleid.
- Geef rokers een stopadvies en exploreer hun motivatie om te stoppen.
- Overweeg in plaats van het ‘reguliere’ stopadvies een kort stopadvies te geven (zie Kort stopadvies).
- Bied begeleiding aan rokers die willen stoppen of verwijs hiervoor, afhankelijk van de wensen van de patiënt en de in de praktijk aanwezige expertise.
Rookstatus in kaart brengen
Naar Samenvatting ›- Vraag aan de patiënt of deze rookt of in het verleden heeft gerookt.
- Vraag aan rokers:
- Wat rookt u (sigaretten, shag, sigaren, pijp, e-sigaret)?
- Hoeveel rookt u (aantal per dag)?
- Hoeveel jaar rookt u?
- Wanneer rookt u?
Stoppen-met-rokenadvies
Naar Samenvatting ›Geef rokers een stopadvies, vooral als ze horen tot een van de risicogroepen (zie Algemeen beleid).
- Benoem in het advies de redenen waarom het specifiek voor deze patiënt belangrijk is om te stoppen. Dit is bij circa 1 op de 40 rokers effectief.
- Benadruk het belang van niet meer roken en een rookvrije omgeving voor de gezondheid voor de patiënt en diens omgeving. Sluit daarbij aan bij de beleving en de mogelijke klachten en vragen van de patiënt, en bij aandoeningen in de familie, zoals een kind met astma of een familiair verhoogd risico op hart- en vaatziekten.
- Besteed bij zwangerschap of kinderwens (ook bij mannen) aandacht aan de gevolgen van (mee)roken voor de zwangerschap en voor de gezondheid van het kind (groeivertraging, lager geboortegewicht, grotere kans op placenta praevia, doodgeboren kind, wiegendood en door inhaalgroei op latere leeftijd grotere kans op het ontstaan van obesitas en diabetes).
- Leg kort uit op welke manier de patiënt zou kunnen stoppen, vertel dat desgewenst een vervolgafspraak mogelijk is of verwijs.
- Exploreer de motivatie om te stoppen met roken (zie NHG-Praktijkhandleiding Leefstijlbegeleiding).
De effectiviteit van een eenmalig advies van een arts om te stoppen met roken, ongeacht de motivatie van de patiënt, is beschreven in een cochranereview.
De onderzoekers vonden 15 RCT’s waarin een stopadvies tijdens een gesprek van maximaal 20 minuten met maximaal 1 vervolgconsult, eventueel met begeleidende folder, werden vergeleken met geen advies of standaardzorg. In de groepen die een stopadvies kregen, stopten 455 van de 7913 patiënten (5,8%), versus 216 van de 5811 patiënten (3,7%) in de controlegroepen (RR 1,66; 95%-BI 1,42 tot 1,96). Deze resultaten corresponderen met ruim 25 extra stoppers per 1000 patiënten. Ervan uitgaand dat 70% van de Nederlanders jaarlijks de huisarts bezoekt, kan een eenmalig stoppen-met-rokenadvies in de huisartsenpraktijk een belangrijke bijdrage leveren aan het landelijke aantal stoppers.
Kort stopadvies
Naar Samenvatting ›Overweeg rokers tijdens een reguliere behandelafspraak een kort stopadvies te geven.
- Doe dit ook bij contactmomenten die niet zijn gerelateerd aan (klachten als gevolg van) roken. Dit kost minder tijd dan het hierboven beschreven stopadvies en bereikt mogelijk meer mensen.
- Aanpak:
- vraag naar de rookstatus (‘Rookt u (nog)?’)
- geef een zeer korte uitleg over de wijze waarop de patiënt kan stoppen
- maak een vervolgafspraak of verwijs door
- voor meer informatie, zie NHG-Praktijkhandleiding Leefstijlbegeleiding.
De aanbeveling over een kort stopadvies is ontleend aan de gelijknamige module uit de multidisciplinaire Richtlijn Tabaks- en nicotineverslaving (2024). De NHG-werkgroep Stoppen met roken maakte in de periode 2023-2024 tijdens de herziening van deze NHG-Behandelrichtlijn deel uit van een bredere werkgroep die werkte aan de herziening van de multidisciplinaire richtlijn (zie Totstandkoming en methoden).
Waarom deze aanbeveling?
Er ontbreekt wetenschappelijk bewijs voor het kort stopadvies. Niettemin vindt de werkgroep het zwaar wegen dat naast de enorme impact van roken op de algehele gezondheid er ook een negatieve invloed is op de meeste aandoeningen waarmee de patiënt bij de huisarts komt voor een zorgvraag. Gezien de beperkte tijdsinspanning is de werkgroep van mening dat elke zorgverlener tijdens een consult kort aandacht aan het roken dient te besteden.
Voor de verdere uitwerking van de bijbehorende uitgangsvraag zie de module Kort stopadvies in de Richtlijn Tabaks- en nicotineverslaving (2024).
Motivatieverhoging
Naar Samenvatting ›Bied personen die overwegen te stoppen, als zij daarvoor openstaan, 1 of meer gesprekken aan over de voor- en nadelen van roken en stoppen met roken, met als doel meer inzicht te geven en de motivatie om te stoppen te verhogen.
- Maak hierbij gebruik van motiverende gespreksvoering, als het kan in de eigen praktijk of anders bij een stoppen-met-rokencoach (zie NHG-Praktijkhandleiding Leefstijlbegeleiding)
Begeleiding bij het stoppen met roken
Naar Samenvatting ›Algemene begeleiding
Naar Samenvatting ›- Begeleid personen die gemotiveerd zijn om te stoppen met roken binnen de eigen praktijk of verwijs hiervoor naar een andere zorgverlener (zie Consultatie en verwijzing).
- De aanbevelingen in deze behandelrichtlijn zijn vooral gebaseerd op onderzoek naar (tabaks)sigaretten, maar we gaan ervan uit dat ze ook toepasbaar zijn op andere nicotinehoudende tabaksproducten die per inhalatie worden gebruikt, zoals sigaren, cigarillo’s, pijptabak en shag.
- Voor aanbevelingen over stoppen met e-sigaretten, zie Stoppen met de e-sigaret.
Praktische toepassing
Naar Samenvatting ›- Vraag de roker die een stoppoging wil ondernemen:
- op welke termijn deze wil stoppen
- naar eerdere stoppogingen en waarom deze mislukten
- naar wensen en verwachtingen ten aanzien van de ondersteuning
- naar ervaringen met eerdere niet-medicamenteuze en medicamenteuze ondersteuning
- Bespreek de verschillende vormen van ondersteuning en maak samen met de patiënt een keuze (zie Niet-medicamenteuze behandeling en Medicamenteuze behandeling):
- Leg uit dat op basis van effectiviteit de voorkeur uitgaat naar intensieve gedragsmatige begeleiding, op indicatie aangevuld met medicatie.
- Bespreek met patiënten die zelf een duidelijke voorkeur hebben voor andere stopmethoden ook de voor- en nadelen daarvan.
Aanpassing van de dosering van gelijktijdig gebruikte geneesmiddelen
Naar Samenvatting ›- Wees alert dat bij stoppen met roken aanpassing nodig kan zijn van de dosering van gelijktijdig gebruikte geneesmiddelen, zoals imipramine, clomipramine, clozapine en ropinirol. Volg voor de benodigde aanpassingen de aanwijzingen uit het Farmacotherapeutisch Kompas; neem bij twijfel of vragen contact op met een apotheker.
- Overleg bij medicatie die is voorgeschreven in de ggz of in de tweede lijn met de initiële voorschrijver over mogelijk noodzakelijke dosisaanpassing tijdens of na de stoppoging.
- Let ook op bij gebruik van insuline: na stoppen met roken volstaat mogelijk een lagere dosis.
In tabaksrook komen polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s) voor. PAK’s kunnen de activiteit van het enzym CYP1A2 verhogen. Stoppen met roken kan daardoor het individuele effect veranderen van gelijktijdig toegediende geneesmiddelen die via CYP1A2 gemetaboliseerd worden. Dit kan aanpassing van de dosering noodzakelijk maken. Ook heeft roken invloed op de gevoeligheid voor insuline. Bij stoppen met roken kan het daarom nodig zijn de insulinedosering aan te passen, in het algemeen naar beneden.
Zie tabel d1 voor de belangrijkste voorbeelden van medicatie de gemetaboliseerd wordt door CYP1A2 en waarvan mogelijk aanpassing nodig is wanneer de patiënt stopt met roken. Volg voor de benodigde aanpassingen de aanwijzingen uit het Farmacotherapeutisch Kompas, of neem bij twijfel of vragen contact op met een apotheker, behandelend psychiater, verslavingsarts of verpleegkundig specialist GGZ (KNMP Kennisbank, geraadpleegd 12 mei 2023).
Psychofarmaca | Overige medicatie |
---|---|
Amitriptyline | Estradiol |
Clomipramine | Naproxen |
Clozapine | Nabumeton |
Diazepam | Ondansetron |
Duloxetine | Propranolol |
Fluvoxamine | Ropinirol |
Haloperidol | Theofylline |
Imipramine | Tizanidine |
Olanzapine | Verapamil |
Zolmitriptan | |
Tabel ontleend aan de Zorgstandaard Tabaksverslaving 2022 |
Thuisarts en keuzekaart
Naar Samenvatting ›- Verwijs naar de informatie over stoppen met roken op Thuisarts.nl. De informatie op Thuisarts.nl is gebaseerd op deze NHG-Behandelrichtlijn.
- Voor een overzicht van de opties ter ondersteuning bij stoppen met roken en bespreking met de patiënt, zie de Keuzekaart Stoppen met roken.
Niet-medicamenteuze behandeling (extra aanbod in huisartsenpraktijk)
Naar Samenvatting ›Intensieve gedragsmatige ondersteuning
Naar Samenvatting ›Bied rokers bij voorkeur individuele intensieve gedragsmatige ondersteuning aan, waarbij de roker in 1 keer stopt.
- Geef daarbij aan dat dit de meest effectieve niet-medicamenteuze behandeloptie is.
- De interventie is op de persoon afgestemd en bestaat uit ≥ 4 consulten in een periode van enkele maanden.
- Verleng de consultduur en/of breid het aantal follow-upconsulten uit, afhankelijk van de ernst van de verslaving en de behoefte van de patiënt.
- Combineer de intensieve gedragsmatige ondersteuning met medicamenteuze ondersteuning, afhankelijk van het aantal gerookte sigaretten, patiëntkenmerken en wensen van de patiënt.
- Voor meer informatie over intensieve gedragsmatige ondersteuning in de huisartsenpraktijk: zie NHG-Praktijkhandleiding Leefstijlbegeleiding.
De Amerikaanse richtlijn over tabaksverslaving vond in een meta-analyse van gedragsmatige individuele interventies een sterke positieve dosisresponsrelatie tussen de intensiteit, de duur en het aantal sessies van de interventie en de geschatte abstinentieratio’s. De effectiviteit van de interventie neemt toe naarmate de interventie intensiever is, langer duurt en meer contacten bevat (zie tabel d2). Aan de hand van deze uitslag komt de Amerikaanse richtlijn tot de conclusie dat intensieve interventie zou moeten bestaan uit ten minste 4 sessies van 10 minuten. Een cochranereview bevestigt deze resultaten. In deze meta-analyse is gezocht naar RCT’s die de effectiviteit van individuele gedragsmatige stoppen-met-rokeninterventies onderzochten. De cochranereviewers includeerden 49 onderzoeken. In 33 onderzoeken (n = 9587) kreeg de controlegroep een minimale interventie, variërend van standaardzorg tot maximaal 10 minuten advies, waarbij al dan niet zelfhulpmateriaal werd aangeboden. De interventies die werden aangemerkt als individuele gedragsmatige interventie besloegen ≥ 10 minuten face-to-facecontact. In 10 onderzoeken was de interventie beperkt tot 1 sessie, in de meeste gevallen aangevuld met telefonische ondersteuning. In 5 onderzoeken (n = 1897) werd de gedragsmatige interventie in 2 intensiteiten gegeven, waarbij de minst intensieve > 10 minuten face-to-facecontact besloeg. De gedragsmatige ondersteuning omvatte in de meeste gevallen minimaal de volgende elementen: bespreken van de rookgeschiedenis van de deelnemer en diens motivatie om te stoppen, hulp bij het identificeren van risicosituaties en het genereren van probleemoplossende strategieën om met deze situaties om te gaan. Daarnaast gaven de zorgverleners in veel gevallen algemene ondersteuning en aanmoediging, en boden zij in sommige onderzoeken aanvullend materiaal aan, zoals folders of video’s.
Resultaten
De resultaten van de review zijn weergegeven in tabel d2. Met individuele gedragsmatige interventies valt een stoppercentage te behalen van 11%, vergeleken met 8% in de controlegroepen. De effectiviteit van de interventie lijkt toe te nemen naarmate de interventie intensiever is, langer duurt en meer contacten bevat.
In een andere review van dezelfde auteurs blijkt dat een groepstherapieprogramma de individuele gedragsmatige interventie ook kan vervangen.
Uitkomsten | Absolute effecten* (95%-BI) | Relatief effect (95%-BI) | Aantal deelnemers (onderzoeken) | Kwaliteit van het bewijs (GRADE) | |
---|---|---|---|---|---|
Risico met minimaal contact | Risico met individuele gedragsmatige interventie | ||||
Stoppen met roken Follow up: range 5 tot 18 maanden† | 77 per 1000 | 115 per 1000 (104 tot 127) | RR 1,48 (1,34 tot 1,64) | 13.762 (33 RCT's) | ⊕⊕⊕◯ REDELIJK‡ |
* Het risico in de interventiegroep (en het 95%-BI) is gebaseerd op het risico in de controlegroep en het relatieve effect van de interventie (en het 95%-BI) † Follow-up is in de meeste RCT's 6 of 12 maanden. ‡ Randomisatie was adequaat in 15 RCT's, inadequaat in 1 RCT en onduidelijk in 15 RCT's. Allocation concealment was adequaat in 9 RCT's, inadequaat in 3 RCT's en onduidelijk in 21 RCT's. Blindering was niet mogelijk. In 30 RCT's was adequaat omgegaan met incomplete data, in 2 RCT's niet, in 1 RCT was dit onduidelijk. |
Kenmerken | Geschatte abstinentie | (95%-BI) |
---|---|---|
Intensiteit van de interventie (43 onderzoeken) | ||
| 10,9% | |
| 13,4% | (10,9 tot 16,1) |
| 16,0% | (12,8 tot 19,2) |
| 22,1% | (19,4 tot 24,7) |
Totale contactduur (35 onderzoeken) | ||
| 11,0% | |
| 14,4% | (11,3 tot 17,5) |
| 18,8% | (15,6 tot 22,0) |
| 26,5% | (21,5 tot 31,4) |
| 28,4% | (21,3 tot 35,5) |
| 25,5% | (19,2 tot 31,7) |
Aantal sessies (45 onderzoeken) | ||
| 12,4% | |
| 16,3% | (13,7 tot 19,0) |
| 20,9% | (18,1 tot 23,6) |
| 24,7% | (21,0 tot 28,4) |
Niet-intensieve gedragsmatige ondersteuning
Naar Samenvatting ›Wees terughoudend met het adviezen om deel te nemen aan niet-intensieve gedragsmatige ondersteuning bij het stoppen met roken.
- Bespreek dat er andere vormen van ondersteuning bestaan die waarschijnlijk effectiever zijn, zoals intensieve gedragsmatige ondersteuning.
- Door het kortdurende en/of eenmalige contact en het vaak ontbreken van follow-up is niet-intensieve gedragsmatige begeleiding voor de meeste patiënten onvoldoende.
De aanbeveling over niet-intensieve gedragsmatige ondersteuning is ontleend aan de gelijknamige module uit de multidisciplinaire Richtlijn Tabaks- en nicotineverslaving (2024). De NHG-werkgroep Stoppen met roken maakte in de periode 2023-2024 tijdens de herziening van deze NHG-Behandelrichtlijn deel uit van een bredere werkgroep die werkte aan de herziening van de multidisciplinaire richtlijn (zie Totstandkoming en methoden).
Waarom deze aanbeveling?
- De kwaliteit van het bewijs voor niet-intensieve gedragsmatige interventies is laag tot zeer laag. De interventies in de geïncludeerde onderzoeken variëren sterk en ook de gebruikelijke zorg, waartegen de interventies zijn afgezet, is niet zonder meer vergelijkbaar met gebruikelijke stoppen-met-rokenzorg in Nederland.
- De werkgroep plaatst kanttekeningen bij de aanvaardbaarheid van deze interventies, omdat zij verwacht dat dit type interventie bij een groot deel van de patiënten averechts zal werken. Ervaring leert namelijk dat het kortdurende en/of eenmalige contact en het vaak ontbreken van follow-up voor de meeste patiënten onvoldoende is. Het ontbreken van follow-up betekent ook dat er bij mislukte stoppogingen geen zorgverlener is die de patiënt helpt om te leren van deze poging. Ook hanteren bekende interventies vaak methodes, of bevatten ze elementen, die niet in overeenstemming zijn met de Nederlandse kwaliteitseisen voor gedragsmatige begeleiding.
- Niet-intensieve gedragsmatige interventies zijn zeker niet aanvaardbaar voor zwangeren en voor patiënten met psychische comorbiditeit. Er zal slechts een beperkte subgroep rokers zijn voor wie in het licht van de best passende behandeling niet-intensieve gedragsmatige ondersteuning geschikt is, maar vooraf valt niet goed te omschrijven wat de kenmerken zijn van deze groep.
- Geef niettemin ruimte aan stopmethoden die minder effectief zijn dan (bewezen effectieve) intensieve gedragsmatige begeleiding of die andere nadelen hebben, met name bij rokers die al meerdere stoppogingen hebben gedaan en zelf een duidelijke voorkeur hebben voor deze begeleidingsvormen. Bespreek daarbij de nadelen van niet-intensieve vormen van gedragsmatige begeleiding.
Voor de verdere uitwerking van de bijbehorende uitgangsvraag zie de module Niet-intensieve gedragsmatige ondersteuning in de multidisciplinaire Richtlijn Tabaks- en nicotineverslaving (2024).
E-health (digitale zelfhulp) en digitale zorg
Naar Samenvatting ›Overweeg het gebruik van digitale interventies als de patiënt hier de voorkeur aan geeft en voldoende (digitale) vaardigheden heeft. Bespreek de voor- en nadelen:
- Geef aan dat er onzekerheid bestaat over de effectiviteit.
- Mogelijke redenen om voor een digitale interventie te kiezen, zijn beschikbaarheid buiten kantooruren, niet afhankelijk zijn van de agenda van een zorgverlener en een breed aanbod van digitaal ondersteunende opties.
- Bespreek met de patiënt of digitale interventies ingezet gaan worden als zelfhulp of ter ondersteuning van begeleiding in de huisartsenpraktijk (digitale zorg).
- Bij gebruik als zelfhulp: wijs patiënten op of maak gebruik van betrouwbare informatiebronnen en online zelfhulp (zie Ikstopnu.nl). Laat patiënten een digitale interventie kiezen die zo veel mogelijk past bij hun eigen behoefte.
- Bij gebruik ter ondersteuning in de huisartsenpraktijk: kies zelf welk programma hiervoor in de eigen praktijk ingezet wordt.
De aanbeveling over e-health (ditigale zelfhulp) en digitale zorg is ontleend aan de module E-health in de multidisciplinaire Richtlijn Tabaks- en nicotineverslaving (2024). De NHG-werkgroep Stoppen met roken maakte in de periode 2023-2024 tijdens de herziening van deze NHG-Behandelrichtlijn deel uit van een bredere werkgroep die werkte aan de herziening van de multidisciplinaire richtlijn (zie Totstandkoming en methoden).
Waarom deze aanbeveling?
Digitale interventies lijken een gunstig effect op het stoppen met roken te genereren, hoewel de kwaliteit van bewijs (zeer) laag is. De werkgroep is van mening dat gedragsmatige ondersteuning door een zorgverlener de voorkeur geniet omdat individuele gesprekken de succeskans vergroten, maar wanneer de patiënt om enige reden een voorkeur heeft voor e-health (al dan niet als onderdeel van de begeleiding door een zorgverlener), dan acht de werkgroep dit een te overwegen optie. Voordelen van e-health kunnen zijn: een breed aanbod van digitale ondersteunende opties , de mogelijkheid tot personaliseren, beschikbaarheid buiten kantooruren, niet afhankelijk zijn van de agenda van een zorgverlener en/of de mogelijkheid tot blended care.
Bespreek samen met de patiënt of de interventie ingezet gaat worden als zelfhulp of ter ondersteuning van begeleiding door een zorgverlener. Houd er rekening mee dat de effectiviteit van verschillende vormen van digitale interventies sterk kan verschillen. Maatwerk (personaliseren) is dan ook geboden.
Voor de verdere uitwerking van de bijbehorende uitgangsvraag zie de module E-health in de multidisciplinaire Richtlijn Tabaks- en nicotineverslaving (2024).
Minderen als opmaat naar stoppen met roken
Naar Samenvatting ›Overweeg minderen met roken als opmaat in plaats van abrupt stoppen alleen bij rokers die zelf de voorkeur geven aan deze methode en die voldoende geïnformeerd zijn over de bijkomende risico’s. Bespreek de volgende aspecten met de patiënt:
- de kans dat het lukt om op deze wijze te stoppen is vergelijkbaar met abrupt stoppen
- een risico is dat de patiënt de daadwerkelijke stopdatum blijft uitstellen
- een mogelijk nadeel is dat de patiënt compensatoir gaat roken (dieper gaat inhaleren of meer trekjes per sigaret gaat nemen)
De aanbeveling over minderen als opmaat tot stoppen is ontleend aan de gelijknamige module uit de multidisciplinaire Richtlijn Tabaks- en nicotineverslaving (2024). De NHG-werkgroep Stoppen met roken maakte in de periode 2023-2024 tijdens de herziening van deze NHG-Behandelrichtlijn deel uit van een bredere werkgroep die werkte aan de herziening van de multidisciplinaire richtlijn (zie Totstandkoming en methoden).
Waarom deze aanbeveling?
De effectiviteit van minderen als opmaat tot stoppen is per saldo niet groter, maar ook niet kleiner dan de methode van abrupt stoppen. Aan de methode van minderen kleven echter enkele potentiële risico’s, wat maakt dat er maatwerk geboden is in het adviseren én toepassen van de methode van minderen. Informeer de patiënt over de risico’s die verbonden zijn aan de methode van minderen, zoals compenserend roken of risico van uitstellen van de stoppoging.
Zie voor aanbevelingen hoe het minderen tot opmaat tot stoppen vorm te geven detail Praktische aanbevelingen bij minderen als opmaat tot stoppen. Voor de verdere uitwerking van de bijbehorende uitgangsvraag zie de module Minderen met roken als opmaat tot stoppen in de multidisciplinaire Richtlijn Tabaks- en nicotineverslaving (2024).
Praktische toepassing
Naar Samenvatting ›- Net als bij abrupt stoppen is het beter om minderen met roken als opmaat tot stoppen toe te passen in combinatie met intensieve gedragsmatige ondersteuning.
- Plan een stopdatum en minder het aantal sigaretten geleidelijk tot aan de stopdatum (voor verschillende methoden, zie details).
Wanneer gekozen wordt voor de methode van minderen, plan dan net als bij abrupt stoppen een stopdatum. Idealiter ligt deze stopdatum < 6 weken in de toekomst, maar sneller is beter.
Pas tot aan de stopdatum de methode van geleidelijke gecontroleerde reductie toe, waarbij het aantal sigaretten steeds verder wordt afgebouwd volgens een bepaalde methodiek. Het gemiddeld aantal sigaretten per dag bij aanvang van de stoppoging (baseline) vormt daarbij het uitgangspunt. In overleg met de patiënt kan gekozen worden voor verschillende methoden
:
- Werk per tijdseenheid (bijvoorbeeld per dag of per week) toe naar een vast aantal te roken sigaretten per dag, of naar een percentage van het aantal op baseline gerookte sigaretten.
- Minder gradueel het aantal sigaretten net zolang totdat algehele abstinentie is bereikt, of minder tot een bepaald aantal sigaretten per dag is bereikt (vast aantal of percentage ten opzichte van baseline – bijvoorbeeld 75%), waarna in 1 keer wordt overgegaan tot gehele abstinentie.
- Verleng de tijd tussen het wakker worden en het roken van de eerste sigaret steeds verder.
- Schrap ‘routinesigaretten’, die op vaste momenten of in bepaalde situaties worden gerookt, steeds verder. Het kan dan gaan om sigaretten die thuis, op het werk of in sociale situaties (feestjes, uitgaan) worden gerookt. Bepaal in overleg met de patiënt welke sigaretten of momenten als eerste vervallen. Op basis van persoonlijke voorkeur kan bijvoorbeeld worden gekozen voor de meest favoriete of juist de minst favoriete sigaretten of momenten.
De e-sigaret als hulpmiddel bij stoppen met roken
Naar Samenvatting ›We bevelen een e-sigaret als hulpmiddel bij het stoppen met roken niet aan, tenzij de patiënt al meerdere stoppogingen heeft gedaan en bij een volgende poging graag de e-sigaret wil gebruiken. Bespreek de nadelen:
- Er is nog veel onzekerheid over de e-sigaret als hulpmiddel bij het stoppen met roken van (andere) nicotinebevattende rookwaren. De effectiviteit en veiligheid op lange termijn zijn onbekend.
- Er zijn sterke aanwijzingen dat van de 3 mensen die de e-sigaret gebruiken om te stoppen met roken, er 1 uiteindelijk niet zal stoppen met de e-sigaret. E-sigaretten hebben schadelijke gevolgen voor de gezondheid door blootstelling aan nicotine en PAK’s.
- Wanneer de e-sigaret ingezet wordt ter ondersteuning van stoppen met roken blijft het rookgedrag in stand, waardoor er een groot risico blijft op terugval naar de tabakssigaret.
Adviseer patiënten die toch kiezen voor een stoppoging met e-sigaret dit te combineren met intensieve gedragsmatige begeleiding.
E-sigaret bij zwangerschap
We bevelen het inzetten van een e-sigaret als hulpmiddel om te stoppen met roken bij zwangeren niet aan.
E-sigaretten lijken enigszins effect te hebben ter ondersteuning bij het stoppen met roken van tabaksproducten ten opzichte van het gebruik van nicotinevervangende middelen en gebruikelijke zorg. Na een half jaar is 3-18% gestopt met roken van tabaksproducten. Maar blijvend stoppen met alle vormen van roken is verreweg het gezondst, en dat lijkt minder te gebeuren bij gebruik van e-sigaretten als hulpmiddel. Er zijn aanwijzingen dat 1 op de 3 rokers die de e-sigaret als hulpmiddel gebruikten om te stoppen met tabakssigaretten, vervolgens blijvend de e-sigaret blijven gebruiken. Hierdoor wordt de ene verslaving als het ware uitgeruild tegen de andere, met (door het in stand houden van de lichamelijke en psychische verslaving aan nicotine) het risico van gecombineerd gebruik van e-sigaret en tabakssigaret of terugval naar de tabakssigaret. De verslaving wordt zo in stand gehouden. Inhalatie van damp van de e-liquid leidt mogelijk tot gezondheidsschade.
De langetermijneffecten en bijwerkingen van e-sigaretten zijn onbekend, net als de aandoeningen en ziektes die erdoor kunnen ontstaan. De werkgroep wil daarom slechts zeer beperkt ruimte laten voor het gebruik van e-sigaretten als methode om te stoppen met roken. Wij achten deze methode alleen geschikt voor rokers die al meerdere niet-succesvolle pogingen hebben gedaan en op deze manier toch nog een poging willen ondernemen.
Zwangeren
Bij zwangerschap adviseren we uiteraard ook (en misschien wel nog meer) terughoudendheid met nicotine en e-liquid vanwege de schadelijke stoffen. Omdat het percentage stoppers met behulp van e-sigaretten niet veel verschilt met stoppen door middel van nicotinevervangende middelen en daarbij een veel groter percentage de e-sigaret aanhoudend blijft gebruiken, gevoegd bij de onzekerheid rondom korte- en langetermijnconsequenties voor de foetus, willen we ook voor zwangeren het stoppen met behulp van de e-sigaret niet aanbevelen.
Voor- en nadelen
- Voordelen: in de gevonden onderzoeken lijkt het gebruik van e-sigaretten met nicotine het stoppen met roken van tabakssigaretten beter te ondersteunen dan NVM, e-sigaretten zonder nicotine of gebruikelijke zorg, maar de absolute aantallen blijven laag. De vloeistof in e-sigaretten bevat geen tabak (zoals in een tabakssigaret) en in een e-sigaret ontbreken veel van de giftige verbrandingsproducten van tabak.
- Nadelen: e-sigaretten worden (veel) vaker aanhoudend gebruikt dan NVM. Hierdoor is het roken van tabak mogelijk gestopt, maar is dit vervangen door het inhaleren van de damp van de e-liquid. Deze damp bevat schadelijke stoffen zoals propyleenglycol en (sporen van) giftige en carcinogene stoffen. Bovendien is er bij aanhoudend gebruik van de e-sigaret sprake van verslavingsvervanging, een mechanisme dat de onderliggende verslaving in stand houdt.
Zwangeren
Het verschil in aantal zwangeren dat tijdens de zwangerschap stopt met roken met behulp van e-sigaretten of met behulp van NVM is kein. Daarnaast laat de beschikbare evidence zien dat het aandeel ‘aanhoudend gebruik van product’ bij e-sigaretten vele maler hoger ligt dan bij NVM (circa 34% versus 6%). Daardoor blijft 1 op de 3 zwangeren blootgesteld aan nicotine; de langetermijnveiligheid van e-sigaretten voor zowel de moeder als het (ongeboren) kind is onduidelijk.
Kwaliteit van bewijs
De kwaliteit van het bewijs was redelijk tot zeer laag. Er werd met name afgewaardeerd voor onnauwkeurigheid (de grens van klinische relevantie lag vaak binnen het 95%-BI) en publicatiebias (risico op belangenverstrengeling).
Waarden en voorkeuren van patiënten
Sommige patiënten kunnen een lichte voorkeur hebben voor e-sigaretten ten opzichte van NVM, omdat deze qua gebruik en beleving dicht tegen het roken van de tabakssigaret aanliggen. Sommigen zullen het een prettige en goede manier vinden om van het tabaksroken af te komen, terwijl anderen vinden dat je de ene verslaving voor de andere inruilt. Vooral jongeren vinden juist nicotinepleisters minder ‘aanvaardbaar’ dan e-sigaretten in verband met de uitstraling ervan.
Toch staan de meeste rokers niet onverdeeld positief tegenover e-sigaretten. Men kan vragen hebben over de gezondheidsimpact en de kwaliteit van e-sigaretten, de smaak valt vaak tegen en sommigen hebben bij e-sigaretten niet echt het gevoel dat ze stoppen met roken. Gebruik van een e-sigaret vraagt kennis en kunde, zoals onderhoud, vullen, schoonmaken, opladen, zoeken naar modellen, instellingen van bijvoorbeeld de batterij of vloeistoffen die aan de wensen voldoen. Dit vereist motivatie en inzet om de interventie te kunnen doen slagen. In 1 onderzoek gaven gebruikers van een e-sigaret zonder nicotine aan dat hun craving niet verminderde. Ondersteuning van een coach of zorgverlener helpt om het stoppen vol te houden.
Zwangeren
Sommige rokende vrouwen zullen e-sigaretten (en/of andere farmacologische ondersteuning) liever niet gebruiken vanwege het mogelijke risico voor de gezondheid van hun kind, terwijl anderen een e-sigaret als minder gevaarlijk kunnen ervaren dan tabakssigaretten en het risico accepteren om uiteindelijk tot geheelonthouding te kunnen komen.
Kosten
Er is een grote variatie in de kosten van e-sigaretten. Er bestaan wegwerp-, oplaadbare en navulbare e-sigaretten. De kosten variëren uiteraard in relatie tot de gebruiksfrequentie. Op internet circuleren prijzen van ongeveer €20-50 per maand, bij een gebruik vergelijkbaar met 20 sigaretten per dag. Dit zijn echter niet-gevalideerde bronnen. De prijs voor een pakje tabakssigaretten van 20 stuks lag op 1 april 2024 rond de €11 (Rijksoverheid, 2024)
De kosten van NVM zijn afhankelijk van de toepassingsvorm (pleister, kauwgom, kauwtablet), het aantal voorheen dagelijks gerookte sigaretten en daarmee de gebruikte hoeveelheid. Die kosten zijn bij benadering €1,40-4,70 per dag (Zorginstituut Nederland, Farmacotherapeutischkompas.nl, geraadpleegd op oktober 2023)
In de beschreven onderzoeken werden de e-sigaretten in sommige gevallen kosteloos verstrekt aan de deelnemers. Wanneer de e-sigaret in Nederland wordt ingezet bij een stoppen-met-rokeninterventie zijn de kosten voor de patiënt. Welk effect dat heeft op de uitkomstmaten ‘therapietrouw’ en ‘blijvende abstinentie’ is niet bekend. Nicotinevervangende middelen worden (in combinatie met gedragsondersteuning) anno 2024 meestal vergoed.
Aanvaardbaarheid
Het is algemeen aanvaard om een interventie te gebruiken om te stoppen met roken, maar over de e-sigaret zijn de meningen verdeeld. Gebruik van e-sigaretten is geen goed voorbeeld voor kinderen en jongeren. ‘Roken’ en nicotineverslaving in bredere zin blijven dan normaal en dat is een maatschappelijk ongewenste ontwikkeling. Het uiteindelijke doel van stoppen met roken is blijvende abstinentie: geen nicotinebevattende producten gebruiken, in wat voor vorm dan ook.
In e-sigaretten ontbreken veel van de giftige verbrandingsproducten van tabak, maar de damp bevat wel schadelijke stoffen zoals propyleenglycol en (sporen van) giftige en carcinogene stoffen, en in geval van nicotinebevattende e-liquid uiteraard ook nicotine. Bij tijdelijk of blijvend overstappen op de e-sigaret wordt de verslaving (aan nicotine) in stand gehouden, alsmede het rookgedrag (psychisch; routine/triggers). Mogelijk leidt dit bovendien tot terugval naar de tabakssigaret, maar dit is niet onderzocht. Daarnaast bestaat er kans op dual use: het roken van de e-sigaret náást de tabakssigaret. Het vermoeden bestaat dat dit per saldo schadelijker is dan het roken van de e-sigaret of tabakssigaret alleen. Inhalatie van nicotine kan leiden tot irritatie en schade aan de luchtwegen, hartkloppingen en een verhoogde kans op kanker.
Het is voor zorgverleners onnatuurlijk (en dus minder aanvaardbaar) om zo’n product in te zetten in een behandeling wanneer veiliger methoden beschikbaar zijn.
In sommige landen (zoals het Verenigd Koninkrijk) is de (gedragsmatige) ondersteuning bij stoppen met roken met behulp van de e-sigaret anders geregeld dan in Nederland. In de Nederlandse praktijk is er geen standaard ondersteuningsaanbod en geen protocol voor de behandeling met e-sigaretten. Wie een e-sigaret koopt in een e-sigarettenshop met als doel om te stoppen met roken, krijgt niet de ondersteuning zoals beschreven in sommige onderzoeken die succes uitwijzen, maar vervolgens ook een hoog blijvend gebruik van de e-sigaret laten zien.
Over the counter e-sigaretten hebben niet het effect dat e-sigaretten hebben die worden ingezet naast gedragsmatige ondersteuning. Veel van het onderzoek dat is gedaan naar de effectiviteit strookt dus niet met de dagelijkse praktijk in Nederland.
Zwangeren
Het is algemeen geaccepteerd en bekend dat stoppen met roken tijdens de zwangerschap het beste is voor de foetus en de gezondheid van moeder. De e-sigaret als methode om te stoppen met roken zal wat minder aanvaard zijn voor zwangeren omdat er nog te weinig bekend is over de veiligheid voor moeder en kind. Nicotinevervangende middelen zullen waarschijnlijk meer aanvaard zijn.
Milieu
Met het toenemende gebruik van e-sigaretten komt er ook meer aandacht voor de milieuaspecten van de e-sigaret. Er zijn nog weinig onafhankelijke gegevens die de productlevenscyclus van e-sigaretten en de bijbehorende milieu- en gezondheidsrisico’s beoordelen, maar er zijn aanwijzingen dat e-sigaretcapsules of wegwerpdevices veel als zwerfafval voorkomen.
E-sigaretten bevatten veelal plastic. E-sigaretten zijn ontworpen om handig en eenmalig te zijn, en veel populaire e-sigaretten zijn pod-gebaseerde apparaten met plastic cartridges voor eenmalig gebruik. Beide zijn (grotendeels) niet biologisch afbreekbaar en slecht recyclebaar.
Naast plastic afval zorgen e-sigaretten voor elektronisch afval. Net als sigarettenpeuken worden wegwerp-e-sigaretten vaak onzorgvuldig weggegooid in plaats van te worden gedeponeerd in speciale elektronische afvalvoorzieningen of gemeentelijke inzamelingspunten. Vapeafval levert ten minste 2 problemen op bij het weggooien, want e-sigaretten bevatten zowel printplaten als lithium-ionbatterijen. Naarmate deze batterijen verslechteren, lekken hun giftige stoffen geleidelijk uit. Bovendien zorgen batterijen in vuilnisbakken zowel voor explosie- als brandgevaar.
Haalbaarheid
Sinds 1 juli 2024 is het verboden om tabak en e-sigaretten te verkopen in supermarkten en alle horeca-inrichtingen. Sinds 1 januari 2024 is de online verkoop van e-sigaretten verboden en geldt eveneens een verbod op het verkopen van e-sigaretten met andere smaken dan tabak. Desalniettemin zijn e-sigaretten (mede door gebrek aan bredere Europese wetgeving) nog op de meeste plaatsen te koop. Vanaf 2025 zal de verkoop alleen nog plaatsvinden via speciaalzaken. E-sigaretten mogen, net als tabakssigaretten, alleen verkocht worden aan personen boven de 18 jaar.
Omdat het gebruik van een e-sigaret qua handeling lijkt op het roken van een tabakssigaret en de gebruiker tevens nicotine tot zich blijft nemen, lijkt het haalbaar om met behulp van een e-sigaret te stoppen met het roken van tabakssigaretten. Het ontbreekt in de Nederlandse zorg echter aan protocollen die stoppen met roken door middel van e-sigaretten ondersteunen. Dit beperkt de haalbaarheid van de interventie.
Uitgangsvraag
Is de e-sigaret (met nicotine) aan te bevelen ter ondersteuning bij het stoppen met roken bij personen die gemotiveerd zijn om te stoppen met roken? Zie de PICO-tabel.
Patiënten | Rokers, incl. zwangeren |
Interventie | E-sigaret (met nicotine) |
Vergelijking | E-sigaret (zonder nicotine), gebruikelijke zorg, nicotinevervangende middelen |
Uitkomstmaten | Cruciaal
Belangrijk
|
Klinisch relevant verschil voor uitkomstmaten
De werkgroep heeft bepaald dat het minimale klinisch relevante verschil voor alle uitkomstmaten 20% is, net als een standardized mean difference (SMD) > 0,50, een odds ratio (OR) dan wel relatief risico (RR) < 0,8 of > 1,25, en een verandering van 20% op de totale score van een vragenlijst.
Achtergrond
Sinds de introductie van de e-sigaret op de Nederlandse markt in 2006 wordt deze in verschillende vormen en varianten verkocht. Een e-sigaret (elektronische sigaret, ook wel vape, pod of podmod genoemd) verdampt een vloeistof die een mengsel van smaakstoffen en andere stoffen bevat. De vloeistof (e-liquid) wordt verhit, zodat er damp ontstaat die de gebruiker kan inhaleren (ook wel ‘dampen’ of ‘vapen’ genoemd). De vloeistof bevat geen tabak, maar vaak wel nicotine en andere dragerstoffen en additieven (zie www.vzinfo.nl/roken, geraadpleegd 1 mei 2023). De e-sigaret kan worden ingezet als hulpmiddel om te stoppen met roken. Uit recent Nederlands onderzoek blijkt dat van een groep rokers (n = 1973) die in het voorgaande jaar serieuze stoppoging ondernamen circa 11% ondersteuning zocht in de vorm van een e-sigaret.
Dit komt overeen met de gegevens uit een peiling onder deelnemers van het Zorgpanel van Patiëntenfederatie Nederland, waaruit bleek dat van de 285 respondenten die in de voorgaande 3 jaar een (al dan niet geslaagde) stoppoging hadden gedaan, 12% ondersteuning zocht in de vorm van de e-sigaret.
De voorgaande multidisciplinaire Richtlijn Behandeling van tabaksverslaving (2016) en de voorgaande versie van deze NHG-Behandelrichtlijn (2017) bevatten het advies om de e-sigaret (met nicotine) niet actief aan te bevelen als hulpmiddel om te stoppen met roken vanwege het ontbreken van informatie over langetermijneffecten op het gebied van de effectiviteit, veiligheid (onder andere carcinogeniteit) en verslaving. Wel werd de optie opengehouden om de e-sigaret als stopondersteuning te gebruiken indien een roker dit zelf als methode aandroeg en eerdere ervaringen met de reguliere stopmiddelen had opgedaan, zonder positief eindresultaat. Met deze uitgangsvraag willen we uitzoeken of er inmiddels meer bekend is over de e-sigaret als hulpmiddel bij het stoppen met roken en over de effecten op langere termijn. Omdat stoppen met roken van alle nicotinebevattende producten uiteindelijk veruit het gezondste voor de patiënt wordt geacht, wordt als uitkomstmaat ook ‘aanhoudend gebruik van de e-sigaret’ meegenomen. Omdat de e-sigaret ook door zwangeren gebruikt kan worden als middel om te stoppen met roken, willen we ook de veiligheid en effectiviteit in deze doelgroep uitzoeken.
Methoden
Er is een systematische literatuurzoekactie naar systematische reviews (SR’s) en gerandomiseerde onderzoeken met controlegroep (randomized controlled trials; RCT’s) uitgevoerd in PubMed en Embase in december 2022, met een update in november 2023.
Resultaten
Resultaat zoekactie
De zoekactie leverde 2 SR’s op naar de e-sigaret (met nicotine) als ondersteuning bij het stoppen met roken bij niet-zwangeren.
Een aanvullende zoekopdracht na de zoekdatum van deze SR’s (eind 2021) leverde 2 aanvullende RCT’s op bij niet-zwangeren en 1 RCT bij zwangeren. Daarnaast werd een onderzoek over patiëntervaringen gevonden. Bij het doornemen van referentielijsten werd nog een derde SR gevonden over langetermijnbijwerkingen van e-sigaretten. Bij de update werden 3 SR’s en 3 RCT’s gevonden waarvan de resultaten in lijn zijn met de eerder beschreven onderzoeken en die de aanbeveling ondersteunen.Onderzoekskarakteristieken
- Hartmann-Boyce 2022 includeerde 78 onderzoeken (59 RCT’s, 7 gerandomiseerde cross-overtrials en 12 ongecontroleerde interventieonderzoeken) waarin in ieder geval 1 onderzoeksarm zat met een nicotinehoudende e-sigaret. Belangrijkste uitkomstmaten waren het aanhoudend gestopt zijn met roken na 6 maanden en bijwerkingen. Daarnaast werd zo mogelijk de uitkomstmaat ‘blijvend gebruik studieproduct (e-sigaret of medicatie)’ beschreven. De onderzoeken werden in westerse landen uitgevoerd. Voor de vergelijking tussen nicotinehoudende e-sigaret versus e-sigaret zonder nicotine werden 9 onderzoeken gevonden. Het aantal rokers in deze onderzoeken varieerde van 24 tot 657, het aantal interventieweken was 3-24 en de hoeveelheid nicotine in de cartridges was 7,2-36 mg/ml. Voor de vergelijking nicotinehoudende e-sigaret versus nicotinevervangende middelen (NVM) werden 5 onderzoeken gevonden. 2 onderzoeken vergeleken een e-sigaret met een pleister, de overige 3 noemen NVM in het algemeen. Het aantal rokers in deze onderzoeken varieerde van 50 tot 886, het aantal interventieweken was 4-13 en de hoeveelheid nicotine in de cartridges was 4,5-18 mg/ml. Voor de vergelijking nicotinehoudende e-sigaret versus geen behandeling (gebruikelijke zorg in 10 onderzoeken, gedragsmatige behandeling in 2 onderzoeken) werden in totaal 12 onderzoeken gevonden. Het aantal rokers in deze onderzoeken varieerde van 68 tot 6006, het aantal interventieweken was 4-26 en de hoeveelheid nicotine in de cartridges 1,5-24 mg/ml. Voor meer informatie, zie de betreffende tabel in Totstandkoming en methoden.
- Hajat 2022 includeerde 36 onderzoeken (van RCT’s tot cohortonderzoeken en case reports) over de gezondheidsimpact van e-sigaretten. De verschillende uitkomstmaten hadden betrekking op luchtwegen (17 onderzoeken), cardiovasculaire ziekten (6 onderzoeken), geestelijke gezondheid (7 onderzoeken) en andere uitkomstmaten (oraal en dentaal in 3 onderzoeken; BMI, tonsillitis en dermatitis in 3 onderzoeken). Alle onderzoeken worden beschreven en Hajat geeft een narratieve conclusie.
- Szukalska 2020 includeerde onder andere 5 onderzoeken over de impact van aerosol van e-sigaretten op de gebruikers met als uitkomstmaat kanker. De onderzoeken werden uitgevoerd met speeksel en cellen uit de mondholte van de rokers. Ook Szukalska geeft alleen een narratieve conclusie.
Aanvullende RCT’s
- Lucchiari (2022, Italië) is een vervolgpublicatie op Lucchiari 2020 zoals geïncludeerd in de cochranereview van Hartmann-Boyce 2022. In deze nieuwste publicatie worden de uitkomstmaten na 12 maanden gepresenteerd (dit was 6 maanden in de cochranereview). Lucchiari includeerde 210 rokers, gerandomiseerd over 3 onderzoeksarmen: 1) e-sigaretten plus ondersteuning; 2) e-sigaretten zonder nicotine plus ondersteuning; 3) alleen ondersteuning. In de e-sigaretgroepen werd de deelnemers gevraagd om vanaf week 2-12 alléén e-sigaretten te gebruiken. De ondersteuning bestond uit 4 telefoongesprekken gedurende de eerste 12 weken. Uitkomstmaten waren onder andere ‘stoppen met roken’ en ‘bijwerkingen’.
- Klonizakis (2022, Verenigd Koninkrijk) includeerde 248 volwassen rokers die wilden stoppen met roken in een RCT en randomiseerde die over 3 onderzoeksarmen. Alle deelnemers ontvingen 3 maanden lang gedragsmatige ondersteuning en daarnaast e-sigaretten met 18 mg/ml nicotine, e-sigaretten zonder nicotine of NVM (naar eigen voorkeur). Na 3 en na 6 maanden werd onder andere gekeken wie er gestopt waren met roken en werd de kwaliteit van leven aangegeven op een VAS van 0 (slecht) tot 100 (goed). De resultaten uit Klonizakis’ RCT zijn gepoold met de gegevens uit de review van Hartmann-Boyce.
Zwangeren
Hajek (2022, Verenigd Koninkrijk) includeerde 1140 rokende zwangere vrouwen die wilden stoppen met roken en randomiseerde die over de onderzoeksarmen e-sigaretten (met nicotine) en nicotinepleisters (15 of 10 mg per 16 uur). Daarnaast werd iedereen 6 keer gebeld tijdens de studieperiode (gedragsmatige ondersteuning). In het eerste gesprek werd een stopdatum besproken. Het laatste gesprek was 4 weken na de stopdatum. De uitkomstmaat was ‘aanhoudend gestopt met roken’ van 2 weken na de stopdatum tot aan het eind van de zwangerschap, waarin tot maximaal 5 maal het roken een enkele/incidentele sigaret roken geaccepteerd werd (russellcriteria, zie West 2005.
Verder werden bijwerkingen bij moeder en kind bijgehouden.Effectiviteit en bijwerkingen van de e-sigaret
In SoF-tabel (e-sigaret vs nicotinevervange middelen), SoF-tabel (e-sigaret vs e-sigaret zonder nicotine) en SoF-tabel (e-sigaret vs gebruikelijke zorg) wordt de evidence samengevat voor de e-sigaret (met nicotine) vergeleken met nicotinevervangende middelen, e-sigaret zonder nicotine en gebruikelijke zorg. De SoF-tabel (e-sigaret vs nicotinevervangende middelen bij zwangeren) en tabel d4 gaan specifiek over zwangeren.
Veiligheid
In Hajat 2022 is te lezen dat 1 van de 6 onderzoeken met betrekking tot cardiovasculaire ziekten een negatief effect van e-sigaretten vond: vaker een cardiovasculaire aandoening bij gebruik van e-sigaretten dan bij geen gebruik van e-sigaretten. In 3 onderzoeken werd geen (significant) verschil gevonden tussen deze groepen en in 2 onderzoeken werd een verlaging van de bloeddruk gevonden na de overstap van tabakssigaretten op e-sigaretten.
Szukalska 2020 beschrijft het risico op hoofd- en halskanker als gevolg van het gebruik van e-sigaretten, maar geeft aan dat de meeste beschikbare onderzoeken laboratoriumexperimenten beschrijven (met bijvoorbeeld wangslijmvlies of sputum) van kleine aantallen patiënten. Het ontwerp en de methodologie van de onderzoeken zijn matig en de blootstellingstijd is zeer kort. Het risico op kanker bij gebruik van e-sigaretten met nicotine kan op basis van deze onderzoeken niet bewezen of ontkend worden.
Moeder | Kind | ||||
---|---|---|---|---|---|
Bijwerkingen | e-sigaretten (n = 546) | NVM (n = 549) | Complicaties | e-sigaretten (n = 546) | NVM (n = 549) |
Pre-eclampsie | 3 (0,6%) | 3 (0,6%) | Miskraam | 2 (0,4%) | 3 (0,6%) |
Zwangerschapsdiabetes | 6 (1,1%) | 11 (2,0%) | Doodgeboorte | 2 (0,4%) | 0 (0,0%) |
Perinatale depressie | 4 (0,7%) | 2 (0,4%) | Neonatale sterfte | 2 (0,4%) | 3 (0,6%) |
Lageluchtweginfectie | 15 (2,7%) | 9 (1,6%) | Vroeggeboorte | 46 (8,4%) | 63 (12%) |
Misselijkheid | 17 (3,1%) | 36 (6,6%) | Laag geboortegewicht* | 52 (9,6%) | 80 (15%) |
Hoesten | 42 (7,7%) | 0 (0%) | NICU | 51 (9,3%) | 46 (8,4%) |
Duizeligheid | 1 (0,2%) | 8 (1,5%) | Aangeboren afwijkingen | 25 (4,6%) | 15 (2,7%) |
Hoofdpijn | 4 (0,7%) | 9 (1,6%) | Keizersnede | 131 (24%) | 148(27%) |
Bron: Hajek 2022. *Significant verschil in laag geboortegewicht (< 2500 g): RR 0,65 (95%-BI 0,47 tot 0,90). Het gemiddelde geboortegewicht verschilde niet tussen de groepen (in beide groepen gemiddeld 3100 g.) Geen van de andere uitkomsten met betrekking tot geboorte en kind was significant verschillend. Voor de uitkomstmaten met betrekking tot de moeder beschreef de review geen gegevens over eventuele significantie en verschillen. |
Conclusies
- Waarschijnlijk stoppen (iets) meer mensen, inclusief zwangeren, aanhoudend met roken van tabakssigaretten bij gebruik van nicotinehoudende e-sigaretten (meestal zonder verdere gedragsondersteuning) dan met NVM, e-sigaretten zonder nicotine of gebruikelijke zorg (kwaliteit van bewijs redelijk en laag).
- Er is mogelijk geen verschil in kwaliteit van leven, gemeten met een VAS, bij gebruik van e-sigaretten met of zonder nicotine, of van NVM (kwaliteit van bewijs laag).
- Er werden geen onderzoeken gevonden met de uitkomstmaten ‘veiligheid’, ‘vermindering van onthoudingsverschijnselen’, ‘vermindering van craving’ en ‘terugval in gebruik van tabakssigaret na bevalling’.
Bijwerkingen
- Er is waarschijnlijk geen verschil in zelfgerapporteerde bijwerkingen bij gebruik van e-sigaretten met nicotine en NVM of e-sigaretten zonder nicotine (kwaliteit van bewijs redelijk).
- We zijn onzeker over het verschil in (ernstige) bijwerkingen bij gebruik van e-sigaretten ten opzichte van gebruikelijke zorg (kwaliteit van bewijs zeer laag).
- Er is mogelijk geen verschil in ernstige bijwerkingen bij gebruik van e-sigaretten met versus zonder nicotine (kwaliteit van bewijs laag).
- Er komen mogelijk iets meer ernstige bijwerkingen voor bij gebruik van e-sigaretten dan bij NVM (kwaliteit van bewijs laag).
- Er is mogelijk geen verschil in bijwerkingen bij moeder en kind bij gebruik van e-sigaretten versus NVM (kwaliteit van bewijs laag).
- We zijn onzeker over de langetermijnbijwerkingen van e-sigaretten in vergelijking met tabakssigaretten.
Blijvend gebruik van e-sigaretten
- E-sigaretten worden mogelijk vaker blijvend gebruikt dan NVM (kwaliteit van bewijs laag).
- E-sigaretten worden door zwangeren waarschijnlijk vaker blijvend gebruikt dan NVM (kwaliteit van bewijs redelijk).
- Er is mogelijk geen groot verschil in het blijvend gebruik van e-sigaretten met of zonder nicotine (kwaliteit van bewijs laag).
Beweeg- en trainingsprogramma’s
Naar Samenvatting ›Overweeg een beweegprogramma ter ondersteuning van de stoppen-met-rokenbegeleiding.
- Er zijn beperkte aanwijzingen dat een beweegprogramma een positief effect heeft op het stoppen. De resultaten op langere termijn zijn minder zeker.
- Een beweegprogramma lijkt duidelijkere effecten te hebben op het verminderen van de onthoudingsverschijnselen, het verlagen van het risico op terugval en het voorkomen van gewichtstoename.
Ussher en collega’s hebben in een cochranereview de effecten van beweeg- en trainingsprogramma’s op het stoppen met roken beschreven.
Zij includeerden 20 RCT’s die onderzochten of trainingsprogramma’s (in de meeste gevallen gesuperviseerde groepsprogramma’s) in combinatie met een stoppen-met-rokenprogramma effectiever waren dan alleen een stoppen-met-rokenprogramma. Van deze RCT’s lieten er 4 in de trainingsarm aan het einde van de interventie een significante afname zien ten opzichte van de controlearm. Bij 2 onderzoeken was het effect nog significant na 3 maanden follow-up en bij 1 onderzoek ook na 12 maanden. Veel onderzoeken waren erg klein (8 hadden < 30 deelnemers per arm), hadden methodologische beperkingen of ontbeerden een voldoende intensief trainingsprogramma.Conclusie
Er zijn beperkte aanwijzingen dat een beweegprogramma een positief effect heeft op stoppen tot 3 maanden na de interventie. De resultaten op langere termijn zijn minder zeker. De effecten op het verminderen van de onthoudingsverschijnselen, het verlagen van het risico op terugval in rookgedrag en het voorkomen van gewichtstoename lijken duidelijker.
Medicamenteuze behandeling
Naar Samenvatting ›- Overweeg medicamenteuze ondersteuning als aanvulling op intensieve gedragsmatige ondersteuning om de kans op stoppen te vergroten bij patiënten die:
- ≥ 10 sigaretten per dag roken;
- eerdere, mislukte stoppogingen gedaan hebben;
- zelf een sterke voorkeur hebben voor medicamenteuze ondersteuning of
- gelijktijdig andere verslavende middelen gebruiken (of overweeg verwijzing, zie Consultatie en verwijzing)
- Stem medicamenteuze ondersteuning af met de behandelaar die (indien van toepassing) intensieve gedragsmatige ondersteuning geeft.
- Pas geen medicamenteuze ondersteuning toe zonder gedragsmatige ondersteuning; medicatie als individuele interventie is weinig effectief.
Voorkeursmiddelen
Naar Samenvatting ›- eerste keus zijn nicotinevervangende middelen (op grond van het gunstige bijwerkingenprofiel en kosten)
- tweede keus zijn bupropion, nortriptyline (off-label) of varenicline (varenicline is waarschijnlijk net iets effectiever, maar wisselend beschikbaar)
- derde keus is cytisinicline (weinig bekend over bijwerkingen en veiligheid)
Inleiding
Een cochranereview beschrijft de effectiviteit en veiligheid van nicotinevervangende middelen (NVM) ter ondersteuning van pogingen om te stoppen met roken op basis van 117 RCT’s met in totaal ruim 51.000 deelnemers die een vorm van NVM (kauwgom, pleister, nasale of orale spray, inhalatie of tabletten) vergeleken met placebo of geen medicamenteuze behandeling. Enkele RCT’s vergeleken de combinatie van een pleister met een andere vorm van NVM met 1 vorm van NVM. De meeste trials includeerden volwassen rokers met een gemiddelde leeftijd van 40-50 jaar. Het gemiddelde aantal sigaretten per dag was in de meeste trials > 20; veel trials hanteerden ≥ 15 sigaretten per dag als inclusiecriterium. De duur van de behandeling varieerde van 3 weken tot 3 maanden. Belangrijkste uitkomstmaat was het percentage gestopte rokers na ≥ 6 maanden.
Aanvulling 2024
In 2018 heeft dezelfde onderzoeksgroep de in dit detail beschreven cochranereview geüpdatet. De werkgroep heeft kennis genomen van de update uit 2018 en geconcludeerd dat de uitkomsten hiervan in lijn zijn met de in dit detail beschreven versie.
Daarom is dit detail niet herzien.Kwaliteit van het bewijs
De kwaliteit van het bewijs voor alle NVM samen werd beoordeeld als hoog (zie tabel d5 en tabel d6). De kwaliteit van het bewijs voor een combinatie van 2 NVM vergeleken met een NVM werd beoordeeld als redelijk. Er werd afgewaardeerd vanwege onnauwkeurige resultaten, omdat het betrouwbaarheidsinterval binnen de marges van het niet-klinisch relevante effect valt.
Effectiviteit
De effecten van NVM vergeleken met placebo of geen NVM zijn weergegeven in tabel d5 en tabel d6. Het percentage stoppers na ≥ 6 maanden in alle trials tezamen is ongeveer 17% in de groepen die NVM gebruikten en ongeveer 10% in de groepen die geen NVM gebruikten. Het RR is 1,60 (95%-BI 1,53 tot 1,68), het NNT 16 (95%-BI 14 tot 19). Genoemde getallen liggen lager als alleen naar de trials wordt gekeken die zijn verricht in de eerste lijn: circa 11% stoppers in de NVM-groep versus 7% in de controlegroep; RR 1,52 (95%-BI 1,34 tot 1,71) De onderzoeken lieten geen duidelijke verschillen zien tussen de diverse beschikbare toedieningsvormen van NVM. Het relatieve effect van NVM was niet afhankelijk van de begeleiding bij het stoppen, maar omdat er in de intensief ondersteunde controlegroepen meer mensen stopten (ongeveer 15%) dan in de marginaal ondersteunde controlegroepen (ongeveer 4%) was het absolute effect van NVM groter in de intensief ondersteunde groepen. De effecten van het gebruik van een combinatie van een pleister en een andere vorm van NVM vergeleken met 1 vorm NVM zijn ook weergegeven. Het percentage stoppers is ongeveer 21% in de groepen die een combinatie gebruiken en 16% in de groepen die 1 middel gebruiken. Het RR is 1,34 (95%-BI 1,18 tot 1,51), het NNT 19 (95%-BI 13 tot 36).
Bijwerkingen
De meeste bijwerkingen zijn niet kwantitatief onderzocht vanwege grote verschillen in de gerapporteerde aard, timing en duur van de symptomen. Van kauwgom werden als bijwerkingen hikken, gastro-intestinale klachten, pijn in de kaak en orodentale problemen gemeld. De enige specifieke bijwerking die van pleisters werd gemeld, is gevoeligheid en irritatie van de huid; deze trad op bij meer dan de helft van de gebruikers, maar was meestal licht en leidde zelden tot stoppen. De meest gemelde bijwerkingen van de mondspray waren lokale irritatie op de plaats van aanbrengen, zoals keelirritatie, hoesten, loopneus en een branderig gevoel. Sublinguale tabletten gaven bijwerkingen als hikken, brandend gevoel in de mond, keelpijn, hoesten, droge lippen en ulcera in de mond. Geen van de gerapporteerde bijwerkingen tijdens de behandeling met NVM werd als ernstig beschouwd. Percentages werden niet gerapporteerd. In de cochranereview is gekeken naar klachten van pijn op de borst en palpitaties in 15 RCT’s met in totaal 11.074 deelnemers; deze traden op bij 2,5% van de NVM-gebruikers en 1,4% van de controlegroepen (OR 1,88; 95%-BI 1,37 tot 2,57). Andere meta-analyses geven aan dat NVM-gebruikers weliswaar meer risico hebben op palpitaties, maar zelden op een ernstige cardiovasculaire gebeurtenis, ook niet bij NVM-gebruikers met een hartziekte.
Conclusie
NVM leiden, in vergelijking met placebo, tot een (klinisch relevant) groter percentage rokers dat stopt. Het absolute effect is groter als gelijktijdig intensieve ondersteuning wordt geboden. De effectiviteit neemt verder toe bij gelijktijdig gebruik van 2 soorten NVM.
Overwegingen
Met NVM is veel ervaring en ze hebben weinig bijwerkingen.
Aanbeveling
Als een patiënt voor medicamenteuze ondersteuning kiest, zijn NVM eerste keus.
Uitkomsten | Absolute effecten* (95%-BI) | Relatief effect (95%-BI) | Aantal deelnemers (onderzoeken) | Kwaliteit van het bewijs (GRADE) | |
---|---|---|---|---|---|
Risico met placebo of geen NVM | Risico met NVM | ||||
Stoppen met roken gedurende ≥ 6 maanden | 103 per 1000 | 164 per 1000 (157 tot 173) | RR 1,60 (1,53 tot 1,68) | 51.265 (117 RCT's) | ⊕⊕⊕⊕ HOOG |
Stoppen met roken gedurende ≥ 6 maanden – eerste lijn | 68 per 1000 | 104 per 1000 (92 tot 117) | RR 1,52 (1,34 tot 1,71) | 11.705 (23 RCT's) | ⊕⊕⊕⊕ HOOG |
Stoppen met roken gedurende ≥ 6 maanden – kauwgom | 100 per 1000 | 149 per 1000 (140 tot 160) | RR 1,49 (1,40 tot 1,60) | 22.581 (56 RCT’s) | ⊕⊕⊕⊕ HOOG |
Stoppen met roken gedurende ≥ 6 maanden – pleister | 98 per 1000 | 160 per 1000 (149 tot 174) | RR 1,64 (1,52 tot 1,78) | 19.586 (43 RCT’s) | ⊕⊕⊕⊕ HOOG |
Stoppen met roken gedurende ≥ 6 maanden – inhalator | 91 per 1000 | 172 per 1000 (123 tot 242) | RR 1,90 (1,36 tot 2,67) | 976 (4 RCT’s) | ⊕⊕⊕⊕ HOOG |
Stoppen met roken gedurende ≥ 6 maanden - intranasale spray | 118 per 1000 | 239 per 1000 (176 tot 323) | RR 2,02 (1,49 tot 2,73) | 887 (4 RCT’s) | ⊕⊕⊕◯ REDELIJKa |
Stoppen met roken gedurende ≥ 6 maanden – tabletten | 84 per 1000 | 164 per 1000 (135 tot 198) | RR 1,95 (1,61 tot 2,36) | 3405 (6 RCT’s) | ⊕⊕⊕◯ REDELIJKb |
Stoppen met roken gedurende ≥ 6 maanden – orale spray | 56 per 1000 | 139 per 1000 (69 tot 276) | RR 2,48 (1,24 tot 4,94) | 479 (1 RCT) | ⊕⊕⊕◯ REDELIJKc |
Stoppen met roken gedurende ≥ 6 maanden, NVM naar keuze | 179 per 1000 | 286 per 1000 (248 tot 329) | RR 1,60 (1,39 tot 1,84) | 2798 (5 RCT’s) | ⊕⊕⊕◯ REDELIJKd |
Pijn op de borst/palpitaties | 14 per 1000 | 26 per 1000 (19 tot 36) | RR 1,88 (1,37 tot 2,57) | 11.074 (15 RCT’s) | ⊕⊕⊕◯ REDELIJKe |
Niet alle in de tabel vermelde NVM zijn op de Nederlandse markt verkrijgbaar. * Het risico in de interventiegroep (en het 95%-BI) is gebaseerd op het risico in de controlegroep en het relatieve effect van de interventie (en het 95%-BI). a. Randomisatie was adequaat in 1 onderzoek en onduidelijk in 3 onderzoeken. Allocation concealment was onduidelijk in alle 4 de onderzoeken. Blindering was adequaat in 3 onderzoeken en onduidelijk in 1 onderzoek. b. Randomisatie was adequaat in 3 onderzoeken en onduidelijk in 3 onderzoeken. Allocation concealment en blindering waren adequaat in 2 onderzoeken en onduidelijk in 4 onderzoeken. c. Er waren slechts 53 gebeurtenissen. Het 95%-BI bevatte de grens van een klinisch relevant voordeel. d. Randomisatie was adequaat in 2 onderzoeken en onduidelijk in 3 onderzoeken. Allocation concealment was adequaat in 1 onderzoek, inadequaat in 1 onderzoek en onduidelijk in 3 trials. Blindering was inadequaat in 3 onderzoeken en onduidelijk in 2 onderzoeken. e. Het 95%-BI lag geheel boven de grens van een klinisch relevant voordeel. Er waren echter slechts 227 gebeurtenissen (bij 11.074 deelnemers). |
Uitkomsten | Absolute effecten* (95%-BI) | Relatief effect (95%-BI) | Aantal deelnemers (onderzoeken) | Kwaliteit van bewijs (GRADE) | |
---|---|---|---|---|---|
Risico met 1 soort NVM | Risico met een combinatie van 2 soorten NVM | ||||
Langdurig stoppen met roken | 156 per 1000 | 209 per 1000 (184 tot 235) | RR 1,34 (1,18 tot 1,51) | 4664 (9 RCT’s) | ⊕⊕⊕◯ REDELIJKa |
* Het risico in de interventiegroep (en het 95%-BI) is gebaseerd op het risico in de controlegroep en het relatieve effect van de interventie (en het 95%-BI). a. Het 95%-BI bevatte de grens van een klinisch relevant voordeel. Er waren 816 gebeurtenissen. |
Inleiding
De effectiviteit van nortriptyline is in 2014 beschreven in een cochranereview.
De onderzoekers vonden 10 placebogecontroleerde RCT’s met een follow-upduur van ≥ 6 maanden; 6 daarvan (n = 975) evalueerden nortriptyline als monotherapie, 4 (n = 1644) evalueerden nortriptyline als toevoeging aan nicotinevervangende middelen. In de meeste trials waren patiënten met een depressie uitgesloten, maar patiënten met een depressie in het verleden meestal niet. De gemiddelde leeftijd van de deelnemers was 34-47 jaar, het gemiddelde aantal sigaretten per dag was ruim 20. De gebruikte dosering nortriptyline was 75-100 mg per dag of, gedurende de week voorafgaand aan de stopdatum, titratie tot bloedspiegels die voor depressie worden aanbevolen. De duur van de behandeling was 6-14 weken voor nortriptyline en 8-10 weken voor nicotinevervangende middelen.Aanvulling 2024
In 2023 heeft dezelfde onderzoeksgroep de cochranereview van Hughes (2014) geüpdatet. KNMP Kennisbank (geraadpleegd 15 augustus 2023).
De werkgroep heeft na kennisname van deze update geconcludeerd dat de uitkomsten hiervan in lijn zijn met de eerdere versie en daarom is dit detail niet herzien. Wel is informatie over bijwerkingen en veiligheid toegevoegd op basis van deKwaliteit van bewijs
De kwaliteit van het bewijs van nortriptyline versus placebo en van nortriptyline toegevoegd aan nicotinevervangende middelen was redelijk (door onnauwkeurigheid van de resultaten).
Effectiviteit
De effecten van nortriptyline op stoppen met roken zijn weergegeven in tabel d7 en tabel d8. Het percentage stoppers na ≥ 6 maanden is ongeveer 20% in de groepen die nortriptyline gebruikten versus ongeveer 10% in de groepen die geen nortriptyline gebruikten (RR 2,03 (95%-BI 1,48 tot 2,78); NNT 10 (95%-BI 6 tot 21)). Het is onduidelijk of het toevoegen van nortriptyline aan nicotinevervangende middelen effectief is (RR 1,21; 95%-BI 0,94 tot 1,55).
Bijwerkingen
Patiënten noemen een droge mond, slaperigheid, lichtheid in het hoofd en obstipatie als bijwerkingen. Het uitvalpercentage in de RCT’s was 4-12%, ernstige bijwerkingen werden niet gerapporteerd. De KNMP Kennisbank vermeldt als veelvoorkomende bijwerkingen onder andere droge mond, obstipatie, misselijkheid, hartkloppingen en zweten. Zeldzame maar ernstige bijwerkingen zijn vooral hartritmestoornissen, zoals AV-blok, bundeltalblok en verlengd QT-interval. Ook psychiatrische problemen worden gemeld, waaronder zelfmoordgedachten en agressie (KNMP Kennisbank, geraadpleegd 15 augustus 2023)
Conclusie
Het is aangetoond dat het gebruik van nortriptyline, in vergelijking met placebo, leidt tot een klinisch relevant groter stoppercentage. Onduidelijk is of het toevoegen van nortriptyline aan nicotinevervangende middelen effectief is. De risico’s van nortriptyline zijn groter dan die van nicotinevervangende middelen.
Overwegingen
Nortriptyline is goedkoop en het gebruik gaat niet gepaard met ernstige bijwerkingen. Het middel is niet geregistreerd voor stoppen met roken (gebruik is off-label).
Aanbeveling
Nortriptyline is na nicotinevervangende middelen een middel van tweede keus indien medicamenteuze behandeling gewenst is.
Uitkomsten | Absolute effecten* (95%-BI) | Relatief effect (95%-BI) | Aantal deelnemers (onderzoeken) | Kwaliteit van het bewijs (GRADE) | |
---|---|---|---|---|---|
Risico met placebo | Risico met nortriptyline | ||||
Stoppen met roken gedurende ≥ 6 maanden | 99 per 1000 | 201 per 1000 (147 tot 275) | RR 2,03 (1,48 tot 2,78) | 975 (6 RCT's) | ⊕⊕⊕⊕ HOOG |
* Het risico in de interventiegroep (en het 95%-BI) is gebaseerd op het risico in de controlegroep en het relatieve effect van de interventie (en het 95%-BI). |
Uitkomsten | Absolute effecten* (95%-BI) | Relatief effect (95%-BI) | Aantal deelnemers (onderzoeken) | Kwaliteit van het bewijs (GRADE) | |
---|---|---|---|---|---|
Risico met alleen NVM | Risico met nortriptyline plus NVM | ||||
Stoppen met roken gedurende ≥ 6 maanden | 116 per 1000 | 141 per 1000 (109 tot 180) | RR 1,21 (0,94 tot 1,55) | 1644 (4 RCT's) | ⊕⊕⊕◯ REDELIJKa |
* Het risico in de interventiegroep (en het 95%-BI) is gebaseerd op het risico in de controlegroep en het relatieve effect van de interventie (en het 95%-BI). a. Het 95%-BI bevatte de grens van een klinisch relevant voordeel. Er waren 211 gebeurtenissen. |
Inleiding
De effectiviteit van bupropion is beschreven in dezelfde cochranereview als die over nortriptyline.
De reviewers beschrijven ook 3 RCT’s (n = 417) die bupropion met nortriptyline vergelijken. De gemiddelde leeftijd van de deelnemers was 37-51 jaar en het gemiddeld aantal gerookte sigaretten per dag was 20-23. De behandeling duurde 8-12 weken, met bupropion 300 mg/dag dan wel nortriptyline 75 mg/dag.
Aanvulling 2024
In 2023 heeft dezelfde onderzoeksgroep de cochranereview van Hughes (2014) geüpdatet.
De werkgroep heeft na kennisname van de update uit 2023 geconcludeerd dat de uitkomsten in lijn zijn met de eerder beschreven versie. Daarom is dit detail niet herzien.Kwaliteit van bewijs
De kwaliteit van bewijs voor bupropion versus placebo was hoog, die voor bupropion toegevoegd aan nicotinevervangende middelen was zeer laag (kans op vertekening, heterogeniteit en onnauwkeurigheid van de resultaten). De kwaliteit van bewijs voor de vergelijking van bupropion met nortriptyline was laag (zeer ernstige onnauwkeurigheid).
Effectiviteit
De effecten van bupropion zijn weergegeven in tabel d9, tabel d10, tabel d11 en tabel d12. Het percentage stoppers na ≥ 6 maanden was ongeveer 20% in de groepen die bupropion gebruikten en ongeveer 12% in de groepen die geen bupropion gebruikten (RR 1,62 (95%-BI 1,49 tot 1,76); NNT 14 (95%-BI 11 tot 18)). In 3 onderzoeken werden verschillende doseringen vergeleken. Hieruit bleek dat een dosering van 100 mg/dag minder effectief was dan een dosering ≥ 150 mg/dag (resultaten niet getoond), maar dat er geen significant of klinisch relevant verschil was tussen 150 en 300 mg/dag. Het is onduidelijk of het toevoegen van bupropion aan nicotinevervangende middelen effectief is (RR 1,19; 95%-BI 0,94 tot 1,51). Met betrekking tot stoppen is er geen significant verschil tussen bupropion en nortriptyline bij een follow-upduur ≥ 6 maanden.
Bijwerkingen
Gebruikers van bupropion melden als bijwerkingen slapeloosheid (30-40% van de gebruikers), droge mond (10%) en misselijkheid. Ook allergische reacties zoals jeuk, netelroos, angio-oedeem en benauwdheid zijn gerapporteerd; in klinische trials hadden 1-3 op de 1000 gebruikers medische behandeling hiervoor nodig. In de meeste onderzoeken waren de uitvalpercentages door bijwerkingen 7-12%, maar in enkele onderzoeken op tot 33% (versus 11% in de placebogroep). In een meta-analyse van 33 RCT’s traden ernstige bijwerkingen, gedefinieerd als gebeurtenissen die levensbedreigend waren, die leidden tot ziekenhuisopname, sterfte, invaliditeit of permanente schade, of die om deze redenen een interventie vereisten, op bij 2,1% in de bupropionarm versus 1,9% in de placebogroep (RR 1,3 (95%-BI 1,00 tot 1,69); NNH 167 (95%-BI 76 tot ∞)).
Conclusie
Het gebruik van bupropion leidt, in vergelijking met placebo, tot een klinisch relevant groter percentage dat stopt met roken. Toevoegen van bupropion aan een nicotinevervangende middelen lijkt niet zinvol. De effectiviteit van bupropion is vergelijkbaar met die van nortriptyline. De risico’s van bupropion zijn groter dan die van nicotinevervangende middelen.
Aanbeveling
Bupropion is na nicotinevervangende middelen een middel van tweede keus indien medicamenteuze behandeling gewenst is.
Uitkomsten | Absolute effecten* (95%-BI) | Relatief effect (95%-BI) | Aantal deelnemers (onderzoeken) | Kwaliteit van het bewijs (GRADE) | |
---|---|---|---|---|---|
Risico met placebo | Risico met bupropion | ||||
Stoppen met roken gedurende ≥ 6 maanden | 115 per 1000 | 187 per 1000 (172 tot 203) | RR 1,62 (1,49 tot 1,76) | 13.728 (44 RCT’s) | ⊕⊕⊕⊕ HOOG |
Ernstige bijwerkingen | 19 per 1000 | 24 per 1000 (19 tot 31) | RR 1,30 (1,00 tot 1,69) | 9631 (33 RCT’s) | ⊕⊕◯◯ LAAGa,b |
* Het risico in de interventiegroep (en het 95%-BI) is gebaseerd op het risico in de controlegroep en het relatieve effect van de interventie (en het 95%-BI). a. De grenswaarde van klinisch relevant nadeel viel binnen het 95%-BI. b. Veel onderzoeken rapporteerden niet over ernstige bijwerkingen. |
Uitkomsten | Absolute effecten* (95%-BI) | Relatief effect (95%-BI) | Aantal deelnemers (onderzoeken) | Kwaliteit van het bewijs (GRADE) | |
---|---|---|---|---|---|
Risico met bupropion 300 mg/dag | Risico met bupropion 150 mg/dag | ||||
Stoppen met roken gedurende ≥ 6 maanden | 230 per 1000 | 249 per 1000 (214 tot 290) | RR 1,08 (0,93 tot 1,26) | 2042 (3 RCT's) | ⊕⊕⊕◯ REDELIJKa |
* Het risico in de interventiegroep (en het 95%-BI) is gebaseerd op het risico in de controlegroep en het relatieve effect van de interventie (en het 95%-BI). a. De grenswaarde van klinisch relevant voordeel viel binnen het 95%-BI. Er waren 479 gebeurtenissen. |
Uitkomsten | Absolute effecten* (95%-BI) | Relatief effect (95%-BI) | Aantal deelnemers (onderzoeken) | Kwaliteit van het bewijs (GRADE) | |
---|---|---|---|---|---|
Risico met alleen NVM | Risico met bupropion plus NVM | ||||
Stoppen met roken gedurende ≥ 6 maanden | 186 per 1000 | 221 per 1000 (175 tot 281) | RR 1,19 (0,94 tot 1,51) | 3487 (12 RCT’s) | ⊕◯◯◯ ZEER LAAGa,b,c |
* Het risico in de interventiegroep (en het 95%-BI) is gebaseerd op het risico in de controlegroep en het relatieve effect van de interventie (en het 95%-BI). a. Alle onderzoeken op 1 na hadden een onduidelijk of hoog risico op selectiebias. b. I2 52%. c. De grenswaarde van klinisch relevant voordeel viel binnen het 95%-BI. Er waren 702 gebeurtenissen. |
Uitkomsten | Absolute effecten* (95%-BI) | Relatief effect (95%-BI) | Aantal deelnemers (onderzoeken) | Kwaliteit van het bewijs (GRADE) | |
---|---|---|---|---|---|
Risico met nortriptyline | Risico met bupropion | ||||
Stoppen met roken gedurende ≥ 6 maanden | 210 per 1000 | 273 per 1000 (195 tot 382) | RR 1,30 (0,93 tot 1,82) | 417 (3 RCT’s) | ⊕⊕◯◯ LAAGa |
* Het risico in de interventiegroep (en het 95%-BI) is gebaseerd op het risico in de controlegroep en het relatieve effect van de interventie (en het 95%-BI). a. De grenswaarde van klinisch relevant voordeel viel binnen het 95%-BI. Er waren slechts 101 gebeurtenissen. |
Inleiding
Varenicline wordt gerekend tot de partiële nicotinereceptoragonisten. De effectiviteit van deze middelen zou berusten op een combinatie van het handhaven van matige dopamineniveaus om onthoudingsverschijnselen tegen te gaan (als agonist) en het reduceren van de bevrediging door het roken (als antagonist). De effectiviteit van varenicline is beschreven in een cochranereview.
Voor de effectiviteit van cytisinicline, ook een partiële nicotinereceptoragonist, zie detail Cytisinicline.
Aanvulling 2024
In 2023 heeft dezelfde onderzoeksgroep de in dit detail beschreven cochranereview van Cahill (2012) geüpdatet.
De werkgroep heeft na kennisname van de update geconcludeerd dat de uitkomsten in lijn zijn met de eerder beschreven versie. Daarom is dit detail niet herzien. Met het beschikbaar komen van cytisinicline voor de Nederlanse markt is er behoefte aan de positionering van dit middel in deze behandelrichtlijn (zie detail Cytisinicline).Kwaliteit van bewijs
De kwaliteit van het bewijs was over het algemeen hoog. Alleen voor de uitkomstmaten hoofdpijn en ernstige bijwerkingen was kwaliteit van bewijs redelijk (vanwege onnauwkeurige resultaten). Voor de vergelijking met bupropion was de kwaliteit van bewijs redelijk (vanwege mogelijke publicatiebias).
Effectiviteit
Voor de effecten van varenicline op stoppen met roken, zie tabel d13 en tabel d14.
Varenicline versus placebo
Het percentage stoppers na ≥ 6 maanden was ongeveer 28% in de groepen die varenicline 2 dd 1 mg gebruikten en ongeveer 12% in de groepen die geen varenicline gebruikten (RR 2,24 (95%-BI 2,06 tot 2,43); NNT 7 (95%-BI 6 tot 8)). In 4 onderzoeken die een lagere dosering (1 mg/dag) onderzochten bleek de kans op stoppen eveneens groter dan bij placebo (RR 2,08 (95%-BI 1,56 tot 2,78); NNT 9 (95%-BI 5 tot 18)). Effecten op onthoudingsverschijnselen en craving werden in de meeste RCT’s niet onderzocht en zijn ook niet gepoold. De trials die dit wel rapporteerden, lieten voor varenicline een vermindering zien van onthoudingsverschijnselen, craving en plezier in het roken vergeleken met placebo (geen getallen gerapporteerd).
Varenicline versus bupropion
Het percentage stoppers na ≥ 6 maanden was ongeveer 24% in de groepen die varenicline gebruikten en ongeveer 17% in de groepen die bupropion gebruikten (RR 1,39 (95%-BI 1,25 tot 1,54); NNT 15 (95%-BI 11 tot 23)). Een klein aantal trials liet vergelijkbare resultaten zien na 12 maanden follow-up.
Bijwerkingen
De meest gerapporteerde bijwerking van varenicline in de trials is milde of matige misselijkheid. Bij 17-44% van de deelnemers traden deze klachten op, maar ze leidden slechts bij uitzondering tot stoppen met varenicline. Onderzoeken waarin verschillende doseringen werden toegepast, gaven aanwijzingen voor een dosisresponsrelatie. Andere bijwerkingen die vaak werden gerapporteerd waren slapeloosheid (12,7 versus 8,5%; RR 1,49 (95%-BI 1,35 tot 1,65)) en abnormale dromen (12,5 versus 5,7%; RR 2,12 (95%-BI 1,88 tot 2,38)). Ernstige bijwerkingen (gedefinieerd als bijwerkingen die resulteerden in overlijden, die levensbedreigend waren, die leidden tot (langere) ziekenhuisopname, of die resulteerden in persisterende of ernstige beperkingen of aangeboren afwijkingen) kwamen iets vaker voor in de vareniclinegroep (3,3 versus 2,7%; RR 1,25 (95%-BI 1,04 tot 1,49)).
In postmarketingonderzoek bleek het gebruik van varenicline geassocieerd met een kleine kans op gedragsverandering (agressief gedrag), depressieve stemming, psychose, suïcidale gedachten en suïcidepogingen. Het was daarbij niet duidelijk of het hier ging om een causale relatie, een coïncidentie, een verergering van onderliggende psychiatrische aandoeningen, een gevolg van het stoppen (nicotineonttrekkingsverschijnsel) of een combinatie van deze factoren.
Vanwege de mogelijke inductie van suïcidale gedachten en gedragingen wordt varenicline (evenals bupropion) bij voorkeur niet voorgeschreven aan mensen met psychiatrische aandoeningen, zoals schizofrenie, een bipolaire stoornis of een ernstige depressie. Depressie en suïcidale gedachten en gedragingen kunnen ook optreden bij gebruikers van varenicline (of bupropion) zonder vooraf bestaande psychiatrische aandoeningen. Het advies is hier bij controles alert op te zijn en de behandeling onmiddellijk te staken zodra zich stemmingsveranderingen of suïcidaal gedrag voordoen. De Amerikaanse geneesmiddelenautoriteit FDA gaf om deze redeneen black box warning af in afwachting van verder onderzoek. In recentere publicaties is de kans op bijwerkingen van varenicline weer gerelativeerd. Een meta-analyse van gerandomiseerde trials waarin varenicline werd vergeleken met placebo rapporteerde geen toegenomen risico op suïcide, suïcidale gedachten, depressie of sterfte.
In een commentaar is gewezen op de beperkte generaliseerbaarheid van de resultaten door patiënten met psychiatrische aandoeningen uit te sluiten in 41% van de onderzoeken en de korte onderzoeksduur (27/44 onderzoeken, 12 weken).
Ook een observationeel onderzoek onder bijna 8 miljoen Zweden van ≥ 15 jaar, van wie er bijna 70.000 werden behandeld met varenicline, toont geen verband aan tussen gebruik van dit middel met suïcidaal gedrag, gewelddadigheid, verkeersongevallen en psychoses. Wel ziet men in dit onderzoek bij mensen die vooraf al bekend waren met psychiatrische problematiek, een toegenomen kans op stemmingsveranderingen en angststoornissen.
Een andere meta-analyse van clinical trials komt tot de conclusie dat er geen toegenomen kans is op cardiovasculaire aandoeningen tijdens gebruik van varenicline. Ook een groot retrospectief cohortonderzoek bij 164.766 rokers in het Verenigd Koninkrijk waarin varenicline, bupropion en nicotinevervangende middelen werden vergeleken en naar cardiovasculaire en neuropsychiatrische incidenten werd gekeken, toonden geen verhoogde risicoscores voor varenicline en bupropion vergeleken met nicotinevervangers. Varenicline was zelfs geassocieerd met een significant gereduceerd risico voor cardiovasculaire en neuropsychiatrische bijwerkingen. Om de discussie over psychiatrische bijwerkingen van varenicline afdoende te kunnen beoordelen, heeft de fabrikant (Pfizer) op instigatie van de FDA een grote prospectieve gerandomiseerde dubbelblinde tripeldummy (varenicline, bupropion, nicotinepleister) placebo en actief gecontroleerde (nicotinepeleister) multicentrische trial uitgevoerd in een psychiatrisch en een niet-psychiatrisch cohort van elk circa 4000 rokers opgezet. Dit onderzoek vond geen significante toename in neuropsychiatrische bijwerkingen toe te schrijven aan varenicline of bupropion in vergelijking met nicotinepleister of placebo. In het onderzoek was de continue abstinentie over 6 maanden voor varenicline significant beter dan voor bupropion (OR 1,45), nicotinepleister (OR 1,52) en placebo (OR 2,74).Conclusie
Het gebruik van varenicline leidt, in vergelijking tot placebo, tot een klinisch relevant groter percentage rokers dat stopt. Varenicline leidt waarschijnlijk ook tot een groter percentage dat stopt dan bupropion. Er is onvoldoende bewijs dat het combineren van varenicline met bupropion of nicotinevervanger effectief is. De risico’s van varenicline zijn mogelijk groter dan die van nicotinevervangende middelen.
Aanbeveling
Varenicline is na nicotinevervangende middelen een middel van tweede keus indien medicamenteuze ondersteuning gewenst is.
Uitkomsten | Absolute effecten* (95%-BI) | Relatief effect (95%-BI) | Aantal deelnemers (onderzoeken) | Kwaliteit van het bewijs (GRADE) | |
---|---|---|---|---|---|
Risico met placebo | Risico met varenicline | ||||
Dosering 2 dd 1 mg; stoppen met roken gedurende ≥ 6 maanden | 111 per 1000 | 250 per 1000 (230 tot 271) | RR 2,24 (2,06 tot 2,43) | 12.625 (27 RCT’s) | ⨁⨁⨁⨁ HOOG |
Dosering 1 dd 1 mg of 2 dd 0,5 mg; stoppen met roken na 52 weken follow-up | 102 per 1000 | 213 per 1000 (160 tot 285) | RR 2,08 (1,56 tot 2,78) | 1266 (4 RCT’s) | ⊕⊕⊕◯ REDELIJKa |
Misselijkheid | 85 per 1000 | 277 per 1000 (254 tot 301) | RR 3,27 (3,00 tot 3,55) | 14.963 (32 RCT’s) | ⨁⨁⨁⨁ HOOG |
Slapeloosheid | 83 per 1000 | 124 per 1000 (112 tot 137) | RR 1,49 (1,35 tot 1,65) | 14.447 (29 RCT’s) | ⨁⨁⨁⨁ HOOG |
Abnormale dromen | 57 per 1000 | 121 per 1000 (107 tot 136) | RR 2,12 (1,88 tot 2,38) | 13.682 (26 RCT’s) | ⨁⨁⨁⨁ HOOG |
Ernstige bijwerkingen | 27 per 1000 | 34 per 1000 (28 tot 40) | RR 1,25 (1,04 tot 1,49) | 15.370 (29 RCT’s) | ⊕⊕⊕◯ REDELIJKb |
* Het risico in de interventiegroep (en het 95%-BI) is gebaseerd op het risico in de controlegroep en het relatieve effect van de interventie (en het 95%-BI). a. Het 95%-BI lag in zijn geheel boven de grens van een klinisch relevant voordeel. Er waren echter slechts 199 gebeurtenissen. b. De grens van een klinisch relevant nadeel viel binnen het 95%-BI. Er waren 465 gebeurtenissen. |
Uitkomsten | Absolute effecten* (95%-BI) | Relatief effect (95%-BI) | Aantal deelnemers (onderzoeken) | Kwaliteit van het bewijs (GRADE) | |
---|---|---|---|---|---|
Risico met bupropion | Risico met varenicline | ||||
Stoppen met roken gedurende 6 of meer maanden | 171 per 1000 | 238 per 1000 (214 tot 264) | RR 1,39 (1,25 tot 1,54) | 5877 (5 RCT's) | ⊕⊕⊕◯ REDELIJKa |
Stoppen met roken na 52 weken follow-up | 139 per 1000 | 212 per 1000 (170 tot 262) | RR 1,52 (1,22 tot 1,88) | 1618 (3 RCT's) | ⊕⊕◯◯ LAAG b,c |
Het risico in de interventiegroep (en het 95%-BI) is gebaseerd op het risico in de controlegroep en het relatieve effect van de interventie (en het 95%-BI). a. De meeste trials waren gesponsord door de fabrikant van varenicline; 1 trial (EAGLES) was gesponsord door zowel de fabrikant van varenicline als die van bupropion. b. De grens van een klinisch relevant nadeel viel binnen het 95%-BI. Er waren 285 gebeurtenissen. c. De trials waren gesponsord door de fabrikant van varenicline. |
Samenvatting van bewijs
Uitgangsvraag
Is cytisinicline aan te bevelen ter ondersteuning bij het stoppen met roken? Zie de PICO-tabel.
Patiënten | Rokers |
Interventie | cytisinicline (cytisine) (volgens in Nederland gebruikelijk doseerschema) |
Vergelijking | Placebo of varenicline |
Uitkomstmaten | Cruciaal
Belangrijk
|
Klinisch relevant verschil voor uitkomstmaten
De werkgroep heeft bepaald dat het minimale klinisch relevante verschil voor alle uitkomstmaten 20% is, net als een standardized mean difference (SMD) > 0,50, een OR dan wel RR < 0,75 of > 1,25 en een verandering van 20% op de totale score van een vragenlijst.
Achtergrond
Cytisinicline (in de internationale literatuur cytisine genoemd) is sinds september 2022 in Nederland geregistreerd. Gedurende de herziening van de multidisciplinaire richtlijn uit 2016 was cytisinicline in Nederland nog niet geregistreerd als geneesmiddel en als receptmiddel derhalve (nog) niet verkrijgbaar. Met het beschikbaar komen op de Nederlandse markt willen we de evidence voor cytisinicline ter ondersteuning bij stoppen met roken opnieuw onderzoeken.
Cytisinicline is een selectieve partiële agonist van de nicotinereceptor. Dit geldt ook voor varenicline, een middel dat al enige tijd op de markt is als ondersteuning bij het stoppen met roken. Beide middelen verdringen nicotine van zijn bindingsplaats en zouden daardoor het belonende en versterkende effect van roken verminderen. Door het partiële antagonisme zouden cytisinicline en varenicline tevens de symptomen van verlangen en ontwenning verlichten.
Methoden
Er is een systematische literatuurzoekactie naar systematische reviews (SR’s) en gerandomiseerde onderzoeken met controlegroep (randomized controlled trials; RCT’s) uitgevoerd in PubMed en Embase in november 2022 (zoekperiode: 1990-2022), met een update in november 2023.
Resultaten
Resultaat zoekactie
De zoekactie leverde 1 systematische review op naar cytisinicline bij stoppen met roken.
Een aanvullende search na de zoekdatum van dit literatuuronderzoek leverde 2 aanvullende RCT’s op. Bij de update werden 2 nieuwe reviews gevonden. De resultaten van deze onderzoeken zijn in lijn met de eerder beschreven onderzoeken en ondersteunen de aanbeveling.Onderzoekskarakteristieken
Tutka (2019) includeerde 8 onderzoeken over cytisinicline in de review, waarvan er 3 voldoen aan onze PICO.
De overige 5 onderzoeken beschreven afwijkende vergelijkingen.- Scharfenberg (1971; Duitsland) includeerde 1214 rokers (leeftijd, geslacht en rookfrequentie onbekend) en randomiseerde ze over een interventiegroep waarin de rokers cytisinicline kregen en een controlegroep waarin de rokers placebo kregen. De uitkomstmaat na 6 maanden en 2 jaar was ‘gestopt met roken’.
- Vinnikov (2008; Kyrgyzstan) includeerde 171 rokers (> 20 jaar, 97% man, > 15 sigaretten/dag) en randomiseerde ze over de interventiegroep waarin de rokers cytisinicline regen en een controlegroep waarin de rokers placebo kregen. De uitkomstmaten na 6 maanden waren: ‘gestopt met roken’, kwaliteit van leven en bijwerkingen.
- West (2011; Polen) includeerde 740 rokers (> 18 jaar, 46% man, > 10 sigaretten/dag) en randomiseerde ze over de interventiegroep waarin de rokers cytisinicline kregen en een controlegroep waarin de rokers placebo kregen. De uitkomstmaten na 6 maanden en 1 jaar waren ‘gestopt met roken’ en ‘bijwerkingen’.
Aanvullende onderzoeken:
- Phusahat (2022; Thailand) includeerde 132 rokers (> 18 jaar, 95% man, > 10 sigaretten/dag) en randomiseerde ze over de interventiegroep waarin de rokers cytisinicline kregen en een controlegroep waarin de rokers placebo kregen. De uitkomstmaten na 24 en 48 weken waren:‘gestopt met roken’, ‘kwaliteit van leven’ en ‘bijwerkingen’.
- Courtney (2021; Australië) includeerde 1452 rokers (> 18 jaar, 49% man, > 15 sigaretten/dag) en randomiseerde ze over een groep waarin de rokers cytisinicline kregen en een groep waarin de rokers varenicline kregen. De uitkomstmaten na 6 maanden waren ‘gestopt met roken’ en ‘bijwerkingen’.
Voor de overige kenmerken van deze onderzoeken, zie de betreffende tabel in Totstandkoming en methoden.
Data uit de verschillende onderzoeken werden door onszelf gepoold met behulp van RevMan.
Er werden geen onderzoeken gevonden met de uitkomstmaten: vermindering van onthoudingsverschijnselen, vermindering van ‘craving’ en veiligheid.
Effectiviteit en bijwerkingen
Zie tabel d15 en tabel d16, Cytisinicline vergeleken met placebo en vergeleken met varenicline, voor de samenvatting van de resultaten.
Over bijwerkingen van cytisinicline is minder bekend dan over die van varenicline. De veelvoorkomende bijwerkingen lijken globaal overeen te komen: misselijkheid, droge mond, duizeligheid, abnormaal dromen, misselijkheid, braken, veranderde smaak, spierpijn. Van varenicline wordt genoemd dat misselijkheid voorkomt bij 29% van de gebruikers, bij cytisinicline wordt dit niet gespecificeerd en wordt misselijkheid genoemd als bijwerking bij > 10% van de gebruikers. Zo zijn er meer bijwerkingen waarvan de frequentie van voorkomen ogenschijnlijk verschilt. Het is de vraag of dit daadwerkelijke verschillen zijn of dat deze te verklaren zijn door een verschil in registratie van bijwerkingen door de fabrikanten. Er is nog weinig informatie beschikbaar over zeldzame ernstige bijwerkingen van cytisinicline. Afgaand op het gelijke werkingsmechanisme zouden deze vergelijkbaar kunnen zijn aan die van varenicline (zie detail Varenicline; zie ook KNMP Kennisbank, geraadpleegd 13 december 2022). Een rapportage van Bijwerkingencentrum Lareb uit 2020 beschrijft een aantal situaties van psychosen bij illegaal gebruik van cytisinicline 1,5 mg na aanschaf van het middel via internet.
Uitkomst (follow-up duur) | Onderzoeksresultaten en metingen | Absoluut verschil | Kwaliteit van bewijs (zekerheid van het bewijs) | Tekstuele samenvatting | |
Placebo | Cytisinicline | ||||
Aanhoudend gestopt met roken (>6 maanden) | Relatief risico: 2,07 (CI 95% 1,69 – 2,52) Gebaseerd op data van 2.257 patiënten in 4 onderzoeken Follow-upduur 6 maanden | 104 per 1000 | 215 per 1000 | Redelijk door ernstige publicatiebias1 | Bij gebruik van cytisinicline stoppen er waarschijnlijk meer mensen met roken dan bij gebruik van placebo. |
Verschil: 111 meer per 1000 (CI 95% 72 meer - 158 meer) | |||||
Aanhoudend gestopt met roken (1-2 jaar) | Relatief risico: 1,82 (CI 95% 1,44 – 2,31) Gebaseerd op data van 2.086 patiënten in 3 onderzoeken Follow-upduur 1-2 jaar | 88 per 1000 | 160 per 1000 | Redelijk door ernstige publicatiebias2 | Bij gebruik van cytisinicline stoppen er waarschijnlijk meer mensen met roken dan bij gebruik van placebo. |
Verschil: 72 meer per 1000 (CI 95% 39 meer - 115 meer) | |||||
Bijwerkingen (algemeen)5
| Relatief risico: 1,30 (CI 95% 1,03 – 1,65) Gebaseerd op data van 1.042 patiënten in 3 onderzoeken
| 171 per 1000 | 222 per 1000 | Laag door ernstige onnauwkeurigheid, door ernstige publicatiebias3 | Bij gebruik van cytisinicline hebben mogelijk meer mensen last van bijwerkingen dan bij gebruik van placebo. |
Verschil: 51 meer per 1000 (CI 95% 5 meer - 111 meer) | |||||
Kwaliteit van leven | Gebaseerd op data van 302 patiënten in 2 onderzoeken | 1 onderzoek gaf aan dat behandeling met cytisine iets meer verbetering van kwaliteit van leven gaf (Vinnikov), een ander onderzoek gaf aan dat er geen verschil in kwaliteit van leven werd gevonden tussen de 2 onderzoeksgroepen (Phusahat). | Zeer laag door ernstige risico op bias, door ernstige inconsistentie, door ernstige publicatiebias4 | We zijn onzeker over eventueel verschil in kwaliteit van leven bij gebruik van cytisinicline of placebo. | |
Vermindering onthoudings-verschijnselen | Er werden geen onderzoeken met deze uitkomstmaat gevonden. | ||||
Vermindering craving | Er werden geen onderzoeken met deze uitkomstmaat gevonden. | ||||
Veiligheid (afhankelijkheid/ verslaving/ overdosering) | Er werden geen onderzoeken met deze uitkomstmaat gevonden. |
- Onnauwkeurigheid: geen. Laag aantal mensen gestopt met roken. ; Publicatie bias: ernstig. Onduidelijkheid over rol industrie. ;
- Onnauwkeurigheid: geen. Laag aantal mensen gestopt met roken. ; Publicatie bias: ernstig. Onduidelijkheid over rol industrie. ;
- Onnauwkeurigheid: ernstig. In 95% BI zit grens van klinische relevantie. ; Publicatie bias: ernstig. Onduidelijkheid over rol industrie. ;
- Risico op bias: ernstig. Onvolledige data en/of veel uitval van participanten (lost to follow up); Inconsistentie: ernstig. De richting van het effect is niet consistent; Publicatie bias: ernstig. Onduidelijkheid over rol industrie. ;
- Genoemd: dyspepsie, misselijkheid, hoofdpijn, droge mond, duizeligheid, slapeloosheid
Uitkomst (follow-up duur) | Onderzoeksresultaten en metingen | Absoluut verschil | Kwaliteit van bewijs (zekerheid van het bewijs) | Tekstuele samenvatting | |
Varenicline | Cytisinicline | ||||
Aanhoudend gestopt met roken (>6 maanden) | Relatief risico: 0.88 (CI 95% 0.67 - 1.15) Gebaseerd op data van 1452 patiënten in 1 onderzoek Follow-upduur 6 maanden | 133 per 1000 | 117 per 1000 | Zeer laag door ernstige risico op bias, door ernstige publicatiebias , door ernstige onnauwkeurigheid1 | We zijn onzeker over het verschil in effect van cytisinicline en varenicline, maar mogelijk stoppen bij gebruik van cytisinicline er evenveel mensen met roken als bij gebruik van varenicline. |
Verschil: 16 minder per 1000 (CI 95% 44 minder - 20 meer) | |||||
Bijwerkingen (algemeen)2
| Relatief risico: 0.93 (CI 95% 0.87 - 0.99) Gebaseerd op data van 1338 patiënten in 1 onderzoek | 769 per 1000 | 715 per 1000 | Laag door ernstige risico op bias, door ernstige publicatiebias3 | Er is mogelijk nauwelijks verschil in het voorkomen van bijwerkingen bij gebruik van cytisinicline en varenicline. |
Verschil: 54 minder per 1000 (CI 95% 100 minder - 8 minder) | |||||
Kwaliteit van leven | Er werden geen onderzoeken met deze uitkomstmaat gevonden. | ||||
Vermindering onthoudings-verschijnselen | Er werden geen onderzoeken met deze uitkomstmaat gevonden. | ||||
Vermindering craving | Er werden geen onderzoeken met deze uitkomstmaat gevonden. | ||||
Veiligheid (afhankelijkheid/ verslaving/ overdosering) | Er werden geen onderzoeken met deze uitkomstmaat gevonden. |
- Risico op bias: ernstig. Onvoldoende blindering/ ontbreken van blindering van de deelnemers en onderzoekers, waardoor mogelijk vertekening ontstaat; Onnauwkeurigheid: ernstig. Grens klinische relevantie zit in 95% BI; Publicatiebias: ernstig. Risico op belangenverstrengeling farmaceutische industrie;
- hoofdpijn, misselijkheid, slapeloosheid, levendig dromen, moeheid, buikpijn, droge mond
- Risico op bias: ernstig. Onvoldoende blindering/ ontbreken van blindering van de deelnemers en onderzoekers, waardoor mogelijk vertekening ontstaat; Publicatiebias: ernstig. Risico op belangenverstrengeling farmaceutische industrie. ;
Conclusies
- Bij gebruik van cytisinicline stoppen waarschijnlijk meer mensen met roken dan bij placebo (kwaliteit van bewijs redelijk) en mogelijk evenveel mensen als bij gebruik van varenicline (kwaliteit van bewijs laag).
- Bij gebruik van cytisinicline hebben mogelijk meer mensen last van bijwerkingen dan bij placebo en er is mogelijk geen klinisch relevant verschil in bijwerkingen tussen gebruik van cytisinicline en varenicline (kwaliteit van bewijs laag).
- Het is op grond van gegevens van de KNMP Kennisbank onzeker of er een verschil is in de aard en frequentie van optreden van bijwerkingen bij cytisinicline en varenicline.
- We zijn onzeker over een eventueel verschil in kwaliteit van leven tussen het gebruik van cytisinicline en placebo (kwaliteit van bewijs zeer laag).
- Er werden geen onderzoeken gevonden met de uitkomstmaten ‘vermindering van onthoudingsverschijnselen’, ‘vermindering van craving’ en ‘veiligheid’.
Van bewijs naar aanbeveling
Voor- en nadelen
- Voordeel: het gebruik van cytisinicline lijkt het stoppen met roken te ondersteunen (2x zo veel rokers aanhoudend gestopt dan bij placebo en evenveel als bij varenicline).
- Nadeel: bij een deel van de patiënten zorgt de medicatie voor bijwerkingen. Vanwege beperkte klinische ervaring is het gebruik van cytisinicline niet aanbevolen voor gebruik door ouderen > 65 jaar. De veiligheid en werkzaamheid zijn niet vastgesteld bij personen < 18 jaar.
Kwaliteit van bewijs
De kwaliteit van het bewijs varieerde van redelijk tot zeer laag. Er werd afgewaardeerd voor kans op vertekening (doordat er niet geblindeerd kan worden voor cytisinicline versus varenicline door een verschillend slikschema), onnauwkeurigheid, inconsistentie tussen de gevonden resultaten en publicatiebias (onduidelijkheid over) sponsoring door de industrie). Verder is het opvallend dat er in alle groepen een hoge uitval is. Veel mensen stoppen vroegtijdig met de behandeling, veelal doordat ze geen effect van de medicatie ervaren en ze niet meer willen meedoen in het onderzoek. Een klein deel van de deelnemers stopt door de ervaren bijwerkingen.
Waarden en voorkeuren van patiënten
Sommige patiënten zullen graag medicatie innemen ter ondersteuning bij het stoppen met roken, terwijl andere patiënten liever nicotinevervangende middelen gebruiken. Ook zijn er patiënten die het innemen van medicatie gemakkelijker zullen vinden dan gedragsmatige interventies.
Kosten
Een behandeling met cytisinicline vindt plaats met een doseerschema, waarbij geleidelijk minder tabletten per dag gebruikt worden. Voor een succesvolle behandeling van 25 dagen zijn 100 tabletten à €2,13 nodig, een totale behandeling kost dus €213, exclusief afleverkosten. De kosten voor een behandeling met varenicline bedragen bij een behandeling van 12 weken circa €290, exclusief afleverkosten (www.medicijnkosten.nl, geraadpleegd 1 december 2023).
Aanvaardbaarheid
Het is algemeen aanvaard dat men medicatie of een andere interventie gebruikt ter ondersteuning bij het stoppen met roken. De uitgangsgedachte hierbij is dat de interventie minder schadelijk zal zijn dan de gevolgen van blijven roken.
Aandachtspunten
Onderstaande punten zijn gebaseerd op informatie uit de KNMP Kennisbank (geraadpleegd 13 december 2022) en een rapport van Bijwerkingencentrum Lareb.
- Cytisinicline is niet geschikt voor mensen met verschillende vormen van instabiele angina pectoris, recent myocardinfarct, klinisch significante hartritmestoornissen, recent CVA, zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven.
- Vanwege beperkte klinische ervaring is gebruik bij ouderen > 65 jaar niet aanbevolen.
- Relatieve contra-indicaties zijn: ischemische hartziekten, hartfalen, hypertensie, feochromocytoom, perifere arteriële vaatziekten, maag- en darmzweren, gastro-oesofagale refluxziekte, hyperthyreoïdie en diabetes mellitus (vanwege een verhoogd risico op bepaalde cardiovasculaire gebeurtenissen).
- Voorzichtigheid is geboden bij psychiatrische aandoeningen (waaronder schizofrenie en depressie) in de anamnese; mogelijk kunnen deze door stoppen met roken verergeren. Daarnaast zijn er bij Bijwerkingencentrum Lareb case reports bekend over psychosen bij gebruik van cytisinicline (zie ook Effectiviteit en bijwerkingen).
- Er is geen klinische ervaring bij een verminderde nier- of leverfunctie; gebruik is niet aanbevolen.
- Het is niet bekend of cytisinicline de werking van systemische hormonale anticonceptiva vermindert. De fabrikant adviseert contraceptieve maatregelen te nemen, zoals gebruik van condooms.
- De patiënt moet uiterlijk op dag 5 volledig gestopt zijn met roken, vanwege bijwerkingen die te verwachten zijn bij doorgaan met roken. Als dit niet lukt, moet de behandeling gestaakt worden. Eventueel kan na 2-3 maanden opnieuw gestart worden.
De werkgroep constateert dat door bovenstaande aandachtspunten bepaalde doelgroepen uitgesloten worden voor wie stoppen met roken juist belangrijk is (bijvoorbeeld bij hart- en vaatziekten) of die naar verhouding vaker roken (bijvoorbeeld in de ggz). Dit beperkt de toepasbaarheid van het middel.
Haalbaarheid
Cytisinicline is op recept verkrijgbaar via aangewezen apotheken en mag alleen gebruikt worden bij een serieuze stoppoging. Het innemen van cytisinicline gebeurt volgens een vastgesteld schema in 25 dagen volgens beschrijving in de bijsluiter. Dit kan voor sommige mensen lastiger zijn en vereist mogelijk meer uitleg of begeleiding door de zorgverlener. De eerste dagen is de innamefrequentie van cytisinicline zesmaal daags, dit kan mogelijk bezwaarlijk zijn. Anderzijds kan deze frequentie ook lijken op anders voorkomende rookmomenten en daarmee de haalbaarheid juist vergroten. Daarnaast moet de patiënt bij gebruik van cytisinicline uiterlijk op dag 5 volledig stoppen met roken.
Waarom deze aanbeveling?
Cytisinicline lijkt het stoppen met roken te ondersteunen, waarschijnlijk effectiever dan placebo (kwaliteit van bewijs redelijk) en mogelijk even effectief als varenicline (kwaliteit van bewijs zeer laag). Veel mensen stoppen echter vroegtijdig met de behandeling. Het werkingsmechanisme van cytisinicline is waarschijnlijk vergelijkbaar met dat van varenicline, maar er zijn minder gegevens beschikbaar over bijwerkingen en langetermijnveiligheid. De werkgroep veronderstelt dat dezelfde voorzorgsmaatregelen gelden als bij gebruik van varenicline. Cytisinicline mag in enkele patiëntgroepen niet toegepast worden (bijvoorbeeld bij patiënten met hart- en vaatziekten of verminderde nierfunctie, of bij ouderen > 65 jaar) vanwege ontbrekende veiligheidsgegevens.
Niet-medicamenteuze interventies hebben de voorkeur wanneer iemand wil stoppen met roken. Wanneer medicamenteuze ondersteuning nodig is, hebben nicotinevervangende middelen de voorkeur (eerste keuze) in verband met het gunstige bijwerkingenprofiel. Daarna kan er op basis van (relatieve) contra-indicaties, patiëntervaringen en prijs gekozen worden tussen de overige middelen. Hierbij gaat de voorkeur in eerste instantie uit naar middelen waarmee meer ervaring is opgedaan (nortriptyline, bupropion of varenicline, tweede keuze) boven cytisinicline (derde keuze).
Medicamenteuze ondersteuning bij stoppen met roken dient altijd te worden ingezet in combinatie met gedragsmatige ondersteuning, omdat medicatie als individuele interventie weinig effectief is.
Aanbeveling
Overweeg cytisinicline voor te schrijven als derde keus (nicotinevervangende middelen zijn eerste keus; nortriptyline, bupropion of varenicline zijn tweede keus) ter ondersteuning bij het stoppen met roken wanneer medicamenteuze ondersteuning nodig is. Bespreek met de patiënt de voordelen (ondersteuning bij het stoppen met roken, mogelijk grotere succeskans dan een stoppoging zonder medicamenteuze ondersteuning) en de nadelen (bijwerkingen, vastgesteld medicatieschema aanhouden, weinig bekend over bijwerkingen, langetermijnveiligheid en kosten), en houd rekening met (relatieve) contra-indicaties.
Praktische toepassing
Naar Samenvatting ›- Bespreek de voor- en nadelen van medicamenteuze ondersteuning (mogelijk grotere succeskans van de stoppoging, kans op bijwerkingen, bij sommige middelen ingewikkelde doseerschema’s)
- Kies het middel in overleg met de patiënt en houd daarbij rekening met contra-indicaties, eerdere ervaringen met stoppen-met-rokenmedicatie, kosten en beschikbaarheid (zie tabel h1).
- Zie voor beleid bij zwangerschap en borstvoeding Medicamenteus beleid bij zwangerschap en Nicotinevervangende middelen bij borstvoeding.
- Bespreek het gebruik en de (globale) behandelduur.
- Laat de patiënt bij nicotinevervangende middelen zelf de toedieningsvorm kiezen. Mondspray heeft niet de voorkeur. Combinaties van toedieningsvormen zijn mogelijk, maar gebruik niet afwisselend zuigtabletten en kauwgom met nicotine, want de afgifte van nicotine uit deze toedieningsvormen verschilt.
- Combinatie van nortriptyline, bupropion, varenicline of cytisinicline met nicotinevervangende middelen is niet zinvol.
- Wijs de patiënt erop dat de vergoeding van middelen per zorgpolis en per jaar kan veranderen.
Medicatie/toedieningsvorm | Belangrijkste contra-indicaties | Gebruik |
---|---|---|
Eerste keus | ||
Nicotinevervangende medicatie (kauwgom, pleister, zuigtablet)* |
|
|
Tweede keus | ||
Bupropion tablet |
|
|
Nortriptyline tablet (off-label) |
|
|
Varenicline tablet |
|
|
Derde keus | ||
Cytisinicline tablet |
|
|
* Gebruik bij voorkeur geen mondspray, vanwege vermoedelijk grotere kans op afhankelijkheid dan bij de andere beschikbare toedieningsvormen |
Medicamenteus beleid bij zwangerschap
Naar Samenvatting ›- Adviseer zwangere vrouwen bij voorkeur zonder medicatie te stoppen met roken.
- Er is beperkte ervaring met en bewijs voor de effectiviteit van nicotinevervangende middelen tijdens de zwangerschap, maar het gebruik van nicotinevervangende middelen is zeer waarschijnlijk veiliger dan doorroken.
Nicotinevervangende middelen bij zwangeren
Naar Samenvatting ›Overweeg het gebruik van nicotinevervangende middelen als aanvulling op intensieve gedragsmatige ondersteuning in de volgende gevallen:
- Zwangeren bij wie intensieve gedragsmatige ondersteuning binnen een korte termijn geen effect heeft gehad: voeg nicotinevervangende middelen toe aan de gedragsmatige ondersteuning.
- Zwangeren bij wie de kans op succes van gedragsmatige ondersteuning op voorhand laag wordt ingeschat, bijvoorbeeld vanwege ernstige verslaving, rokende partner, roken tijdens een voorgaande zwangerschap of ernstige ontwenningsverschijnselen (actueel of in het verleden). Start in dat geval direct met een combinatie van gedragsmatige ondersteuning en nicotinevervangende middelen.
Bespreek de voor- en nadelen. Leg uit dat het risico van gebruik van nicotinevervangende middelen lager is dan dat van roken omdat:
- de meeste aan roken gerelateerde gezondheidsproblemen niet door nicotine worden veroorzaakt, maar door andere componenten in tabaksrook (nicotinevervangende middelen bevatten alleen nicotine, niet de andere componenten van tabaksrook)
- nicotinevervangende middelen een lager nicotinegehalte hebben dan tabak en minder verslavend zijn dan roken door de manier waarop ze nicotine afgeven
Laat de zwangere bij voorkeur begeleiden door een zorgverlener die ervaring heeft met gedragsmatige ondersteuning en nicotinevervangende middelen in de zwangerschap.
Voor de aanbeveling zijn zowel de effecten van NVM op de zwangere vrouw als op het ongeboren kind van belang. Gezien de beperkt beschikbare onderzoeken naar deze effecten is enige terughoudendheid over de veiligheid van NVM tijdens de zwangerschap op zijn plaats.
De werkgroep is daarom van mening dat het gebruik van een intensieve gedragsmatige interventie zonder gebruik van NVM de voorkeur heeft. Aan de andere kant veronderstelt de werkgroep dat het gebruik van NVM minder schadelijk is dan doorroken. Overweeg daarom laagdrempelig aanvullende toepassing van NVM bij zwangere vrouwen bij wie de kans laag is dat ze met alleen intensieve gedragsmatige begeleiding kunnen stoppen of bij wie een intensieve gedragsmatige interventie niet binnen korte termijn resulteert in het stoppen met roken. De kans op een geslaagde stoppoging is volgens de werkgroep laag bij doorroken in een voorgaande zwangerschap, een partner die blijft roken, eerdere niet-geslaagde stoppoging of eerdere ernstige onthoudingsverschijnselen.
De werkgroep beveelt aan dat een zwangere vrouw alleen start met een NVM op advies van, en onder begeleiding van, een zorgverlener die ervaring heeft met de toepassing van NVM (in combinatie met gedragsmatige ondersteuning) in de zwangerschap. Bij beperkte ervaring is overleg met of doorverwijzing naar een zorgverlener die deze ervaring wel heeft aan te bevelen.
Voor- en nadelen
- NVM lijken de kans om te stoppen met roken niet of nauwelijks te verhogen. Ze bieden mogelijk bescherming voor de ongeboren baby bij vrouwen die aan het begin van hun zwangerschap willen stoppen met roken, zoals vermindering van het risico op vroeggeboorte, aangeboren afwijkingen en een laag geboortegewicht. Bovendien lijkt er geen verhoogde kans op opname op de NICU te zijn.
- Het bewijs voor een verhoogd risico op miskraam of doodgeboorte is onduidelijk. Hoewel het bewijs uit niet-RCT’s suggereert dat NVM de kans op vroeggeboorte vergroten, is het te onzeker om conclusies te trekken en bovendien in tegenspraak met de RCT-resultaten. Verder is het onduidelijk of er een verschil in veiligheid is tussen de vrouwen die wel en niet stoppen in de NVM-arm.
Kwaliteit van bewijs
De kwaliteit van het bewijs varieert van zeer laag tot redelijk, met name door de onnauwkeurigheid van de effectschattingen. De onderzoeken waarop de uitkomsten gebaseerd worden, zijn goed uitgevoerd. Een enkele uitkomst is afgewaardeerd in verband met heterogeniteit in de data. Het bewijs uit de niet-RCT is te onzeker om conclusies te trekken.
Waarden en voorkeuren van patiënten
Het is algemeen geaccepteerd en bekend dat stoppen met roken tijdens de zwangerschap het beste is voor de foetus en de gezondheid van moeder. NVM bevatten niet de toxische bijproducten die in tabakssigaretten zitten en zijn in die zin minder schadelijk. Er zijn situaties waarbij het stoppen met roken in de zwangerschap zonder ondersteuning niet lukt. Sommige rokende vrouwen zullen vanwege het mogelijke risico van NVM liever zonder deze middelen stoppen, terwijl anderen NVM als minder gevaarlijk dan tabakssigaretten zullen ervaren en het gebruik ervan zullen willen accepteren om tot geheelonthouding te komen. Ook zijn er vrouwen die niet tot algehele onthouding van nicotine kunnen komen en NVM dan als minder kwalijk beschouwen dan doorroken.
Kosten
De kosten van tabaksproducten zijn over het algemeen substantieel hoger dan de kosten van NVM. Voor patiënten kan het wel een belemmering zijn als zij de kosten van NVM zelf moeten dragen of voorschieten, omdat zij dan een grotere hoeveelheid in 1 keer moeten afnemen.
Aanvaardbaarheid
Wanneer NVM worden gebruikt in plaats van te roken is er weliswaar nicotineblootstelling, maar wordt blootstelling aan de vele andere schadelijke stoffen in tabaksrook voorkomen. De blootstelling aan nicotine kan continu zijn (bijvoorbeeld via een nicotinepleister) of intermitterend (bijvoorbeeld via tabletten, nicotinekauwgom of mondspray). Het is nog niet duidelijk of continue expositie andere effecten heeft op de foetus dan intermitterende doses. Het beschikbare bewijs is voornamelijk van toepassing op nicotinepleisters. In de beschikbare onderzoeken worden deze ’s nachts verwijderd om de nicotineblootstelling te beperken. Niet bekend is of toepassing gedurende de nacht effectiever zou zijn.
Gezien de beperkte ervaring met NVM in de zwangerschap stelt Moeders voor Morgen van Lareb dat stoppen met roken onder begeleiding, maar zonder gebruik van NVM de voorkeur heeft (Lareb, database geneesmiddelgebruik rondom de zwangerschap, geraadpleegd 3 april 2023). Bij het gebruik van NVM blijft de zwangere in aanraking komen met nicotine, maar ze komt niet meer in aanraking met teer, koolmonoxide en andere schadelijke stoffen. NVM worden geclassificeerd als ‘mogelijk risico’. Het advies is om NVM tijdens de zwangerschap alleen toe te passen onder begeleiding van een zorgverlener. Deze zorgverlener is opgeleid in het bieden van hulp bij stoppen met roken.
De beschikbare onderzoeken geven aanwijzingen dat NVM nauwelijks effectief zijn als hulpmiddel voor het stoppen met roken bij zwangere vrouwen. Het positieve effect van NVM is minder duidelijk bij zwangere vrouwen die roken dan bij niet-zwangere rokers. Het verschil kan verklaard worden door het beperkte aantal onderzoeken dat is uitgevoerd bij zwangere vrouwen die roken, de verminderde therapietrouw in deze doelgroep, de behoefte aan hogere dosering in verband met een ernstiger verslaving en de mogelijk versnelde afbraak van nicotine ten gevolge van hormonale veranderingen tijdens de zwangerschap.
Hierdoor kan het effect van NVM bij deze doelgroep mogelijk onderschat zijn.
Van belang is dat vrouwen niet doorroken gedurende het gebruik van NVM, omdat in dat geval het totale aanbod van nicotine groter kan zijn dan zonder NVM. Het belangrijkste streven is een zo groot mogelijke reductie van de blootstelling aan tabaksrook; tijdelijke substitutie met NVM kan hiervoor nodig zijn.
Er is geen bewijs dat gebruik van NVM tijdens de zwangerschap effectief is ter preventie van een terugval in roken na de zwangerschap.
De werkgroep is van mening dat gedragsmatige interventies de voorkeur verdienen bij het stoppen met roken tijdens de zwangerschap, maar erkent dat er situaties denkbaar zijn waarin deze niet voldoende zijn. Voorbeelden zijn: een ernstige verslaving, een rokende partner, gerookt hebben tijdens een voorgaande zwangerschap of ernstige ontwenningsverschijnselen (actueel of in het verleden). Overweeg in dit soort situaties laagdrempelig en in een vroeg stadium NVM in te zetten.
Leg aan zwangere vrouwen bij wie NVM overwogen kunnen worden uit dat:
- de meeste aan roken gerelateerde gezondheidsproblemen niet door de nicotine worden veroorzaakt, maar door andere componenten in tabaksrook
- de risico's van het gebruik van NVM lager zijn dan die van roken
- het nicotinegehalte in NVM lager is dan in tabak
- NVM minder verslavend zijn dan roken door de manier waarop ze de nicotine afgeven
Van de vrouwen die een stoppoging doen, gebruikt 13,2% NVM terwijl maar 5,4% advies, begeleiding of hulp van een zorgverlener krijgt.
Het heeft de voorkeur NVM te laten voorschrijven door een bevoegde en bekwame zorgverlener, gezien het belang van:- een juiste dosering van NVM, eventueel aan te passen op geleide van onthoudingsverschijnselen
- het juiste gebruik van NVM.
- kennis over contra-indicaties en bijwerkingen
- ondersteuning bij het stoppen met roken, waarbij van belang is dat de patiënt niet rookt naast het gebruik van NVM
Het is van belang om de NVM niet te laag te doseren, omdat dan de kans op bij gebruik van tabaksproducten groter wordt, duaal gebruik van NVM en rookwaren is een extra veiligheidsrisico voor de foetus.
De werkgroep constateert dat in de praktijk de kans bestaat dat NVM te laag gedoseerd worden bij zwangeren, omdat:
- de zwangere vaak al heeft geminderd en men uitgaat van de actuele rookgeschiedenis
- de zwangere een verhoogde stofwisseling heeft en de dosering daaraan moet zijn aangepast
- de zwangere zelf vaak zo min mogelijk NVM wil gebruiken
In de ervaring van de werkgroep zijn zwangeren die nog roken vaak verslaafder dan de gemiddelde roker.
Haalbaarheid
Een breed aanbod van NVM is vrij verkrijgbaar bij drogist, supermarkt, apotheek en online. Deze middelen zijn dus laagdrempelig inzetbaar. Wanneer zwangere vrouwen NVM op eigen initiatief aanschaffen, bestaat de kans dat zij niet de juiste begeleiding krijgen als er verder geen zorgverlener betrokken is. Als zij naast het gebruik van de NVM geen gedragsmatige ondersteuning krijgen is er sprake van onderbehandeling.
Uitgangsvraag
Welke behandeling met nicotinevervangende middelen (NVM) is veilig aan te bevelen ter ondersteuning bij het stoppen met roken bij zwangeren? Zie de PICO-tabel.
Patiënten | Zwangere vrouwen die roken en willen stoppen |
Interventie | Nicotinevervangende middelen (pleisters, tabletten, kauwgom, mondspray) die tot doel hebben om te stoppen met roken. |
Vergelijking | Placebo of onderlinge vergelijking en placebo plus vergelijkbare/gematchte gedragsondersteuning |
Uitkomstmaten | Cruciaal
Belangrijk
|
Klinisch relevant verschil voor uitkomstmaten
De werkgroep heeft bepaald dat het minimale klinisch relevante verschil voor alle uitkomstmaten 20% is, net als een standardized mean difference (SMD) > 0,50, een OR dan wel RR < 0,75 of > 1,25 en een verandering van 20% op de totale score van een vragenlijst.
Achtergrond
Roken tijdens de zwangerschap heeft negatieve effecten op de zwangerschap en op de gezondheid van het kind (onder andere groeivertraging, lager geboortegewicht, grotere kans op placenta praevia, miskraam, aangeboren afwijkingen, doodgeboren kind, wiegendood, kleinere schedelomtrek en op latere leeftijd grotere kans op het ontstaan van onder andere astma, luchtweginfecties, obesitas en diabetes). Daarbij hebben kinderen van moeders die roken een grotere kans om later zelf een tabaksverslaving te ontwikkelen). In 2021 rookte van alle vrouwen 14% in de 4 weken vóór de zwangerschap. Tijdens de zwangerschap rookte 8% van alle vrouwen op enig moment en 4,8% rookte gedurende de hele zwangerschap. Na de zwangerschap rookte 10% van alle vrouwen. Van alle vrouwen die op enig moment tijdens de zwangerschap rookten én tijdens de zwangerschap een stoppoging deden, maakte 21% gebruik van stoppen-met-rokenondersteuning. Bij deze groep vrouwen werden NVM (bijvoorbeeld nicotinepleisters) het vaakst genoemd als stoppen-met-rokenondersteuning (64%). Ook begeleiding (van bijvoorbeeld een coach), online hulpmiddelen (website of mobiele app) en schriftelijke hulpmiddelen (bijvoorbeeld brochures) werden genoemd als ondersteuning bij hun stoppoging (respectievelijk 26%, 22% en 13%).
De voorgaande versie van deze NHG-Behandelrichtlijn (2017) adviseerde zwangere vrouwen bij voorkeur zonder medicamenteuze ondersteuning te stoppen met roken, gezien de beperkte ervaring met NVM tijdens de zwangerschap en het beperkte bewijs voor de effectiviteit. Het richtlijnadvies luidde ‘bij voorkeur geen pleister’. Het Addendum Behandeling van tabaksverslaving en stoppen-met-rokenondersteuning bij zwangere vrouwen (2017) van het Trimbos-instituut geeft meer ruimte aan de inzet van NVM.
Naar aanleiding van vragen uit de praktijk heeft de Taskforce Rookvrije Start destijds een aanvullend praktijkadvies uitgebracht over het gebruik van NVM in de zwangerschap.
Deze verschillende adviezen roepen in de praktijk vragen op over de veiligheid van de inzet van NVM gedurende de zwangerschap. Met deze zoekvraag willen we het wetenschappelijk bewijs voor de inzet en met name de veiligheid van NVM tijdens de zwangerschap herzien.
Methoden
Er is een systematische literatuurzoekactie naar systematische reviews (SR’s) en gerandomiseerde onderzoeken met controlegroep (randomized controlled trials; RCT’s) uitgevoerd in PubMed en Embase in november 2022, met een update in november 2023.
Resultaten
Resultaat zoekactie
De zoekactie leverde 123 publicaties (61 SR’s, 62 RCT’s) op met betrekking tot zwangeren en ondersteuning bij het stoppen met roken, waarvan er na de eerste selectie 3 overbleven
Een aanvullend literatuuronderzoek op 6 november 2023 leverde 11 RCT’s en 14 SR’s op. Geen van de nieuwe RCT’s voldeed aan onze inclusiecriteria; van de nieuwe SR’s voldeden er 2. De resultaten uit deze reviews bevestigen de beschreven conclusies.- Hartmann-Boyce 2018 werd tijdens de full text-selectie geëxcludeerd omdat de populatie alle volwassenen (dus niet specifiek zwangeren) die willen stoppen met roken betrof.
- Taylor 2020 beschrijft zowel RCT’s als niet-RCT’s. De RCT’s die bij onze uitgangsvraag pasten, kwam overeen met die uit Claire 2020. Om meer informatie beschikbaar te hebben over de uitkomstmaten met betrekking tot veiligheid hebben we ook de niet-RCT’s uit Taylor 2020 meegenomen. Voor een PRISMA-stroomdiagram, zie Totstandkoming en methoden.
Onderzoekskarakteristieken
- Claire 2020. In deze SR werden 11 RCT’s met in totaal 2412 zwangere vrouwen geïncludeerd. Een gedeelte van de trials correspondeerde niet met onze uitgangsvraag (gebruik van antidepressiva); deze hebben we buiten beschouwing gelaten. Daardoor bleven er 6 RCT’s met 2137 vrouwen over. In 4 onderzoeken gebruikten de deelnemers pleisters, in 1 onderzoek kregen ze kauwgom en in 1 onderzoek gebruikten ze een mondspray. Alle middelen werden vergeleken met placebo. De belangrijkste uitkomstmaat was het aantal zwangeren dat stopte met roken.
- Taylor 2020. In deze SR werden 23 niet-RCT’s geïncludeerd naar de veiligheid van NVM bij in totaal 931.163 zwangere vrouwen. In een aantal trials waren de uitkomsten niet toepasbaar en/of te onbetrouwbaar voor een meta-analyse; deze hebben we buiten beschouwing gelaten. Daardoor bleven er 5 niet-RCT’s (n = 392.765) over. Daarnaast werden 6 RCT’s met 2137 zwangere vrouwen geïncludeerd. Dit zijn dezelfde RCT’s als de bij Claire 2020 genoemde.
Voor de uitkomsten van de RCT’s (n = 6) zie SoF-tabel (nicotinevervangende middelen en zwangeren vs placebo) voor de uitkomsten van de niet-RCT’s (n = 9) zie SoF-tabel (nicotinevervangende middelen en zwangeren vs geen gebruik)
Overige bronnen
NVM kunnen milde bijwerkingen geven, zoals hoofdpijn, misselijkheid, lokale huidirritatie (bij gebruik van pleisters) en irritatie van de mondholte (bij gebruik van zuigtabletten) (KNMP Kennisbank, geraadpleegd 3 april 2023).
Conclusies
- NVM verhogen de kans op het stoppen met roken tijdens zwangerschap waarschijnlijk niet of nauwelijks.
- Het bewijs uit RCT’s suggereert dat vrouwen in de NVM-arm een baby krijgen met een hoger geboortegewicht en minder kans hebben op een vroeggeboorte. Uit niet-RCT’s blijkt juist een vergrote kans op vroeggeboorte, maar het bewijs is zeer onzeker.
- Vrouwen in de NVM-arm hebben waarschijnlijk hetzelfde risico op een keizersnede als vrouwen in de placebo-arm.
- Het bewijs suggereert dat kinderen van vrouwen in de NVM-arm hetzelfde risico lopen op opname op een neonatale intensivecare-unit (NICU), maar dat de kans op een aangeboren afwijking iets lager is dan bij kinderen van vrouwen in de placebo-arm.
- Het bewijs is zeer onzeker met betrekking tot de kans op miskraam en doodgeboorte.
- Er is geen bewijs gevonden voor een vergelijking van middelen onderling.
- Er is geen bewijs gevonden voor de veiligheid en bijwerkingen met betrekking tot de moeder.
- Verder is er binnen de NVM-arm geen bewijs voor veiligheid gevonden in een vergelijking tussen de groep die wel of niet gestopt is met roken.
Praktische toepassing van nicotinevervangende middelen bij zwangeren
Naar Samenvatting ›- Zie voor toepassing en dosering van nicotinevervangende middelen tabel h1.
- Laat de vrouw zelf de toedieningsvorm kiezen.
- Adviezen bij keuze voor pleisters:
- verwijder de pleister voor de nacht
- er zijn aanwijzingen dat pleisters bij zwangerschap eventueel hoger gedoseerd moeten worden
- adviseer bij ernstige craving na het opstaan eventueel een laag gedoseerde tablet in de ochtend
Nicotinevervangende middelen (NVM) kunnen voorgeschreven worden om de detoxificatieperiode goed door te komen, wanneer onthoudingssymptomen geminimaliseerd moeten worden om terugval te voorkomen en bijwerkingen moeten worden beperkt. Gedurende deze periode moeten rookgedrag, bijwerkingen en ontwenningsklachten gemonitord worden en dienen de NVM op geleide hiervan adequaat opgebouwd en afgebouwd te worden.
Aangezien NVM vrij verkrijgbaar zijn bij drogist en apotheek is het van belang dat de zorgverlener bij de rookanamnese specifiek vraagt naar het gebruik hiervan, om gecombineerd gebruik of overdosering te voorkomen.
De werkgroep kan op basis van het bewijs geen aanbeveling doen over de optimale dosering en wijze van afbouwen. De doseringen zoals beschreven door het Farmacotherapeutisch Kompas kunnen worden aangehouden, maar vanwege het veranderde metabolisme en/of de ernstiger tabaksverslaving van de zwangere vrouw is deze dosering mogelijk te laag. De werkgroep adviseert om de periode waarin NVM gebruikt worden zo kort mogelijk te houden. Daarnaast geldt het advies om bij voorkeur geen mondspray te gebruiken, vanwege de vermoede grotere kans op afhankelijkheid ten opzichte van andere toedieningsvormen.
Gelijktijdig gebruik van NVM en roken moet worden gemonitord en besproken met de zwangere vrouw. Bij doorroken tijdens het gebruik van NVM moet dit besproken worden en indien dit niet oplosbaar blijkt, moeten de NVM worden gestaakt.
Het is onvoldoende duidelijk wat de effecten van nachtelijke blootstelling aan nicotine zijn. Om de blootstelling te beperken moeten nicotinepleisters in de nacht worden verwijderd. Een bijkomende uitdaging hierbij in de praktijk is mogelijke craving in de ochtend of bij het opstaan. Op basis van praktijkervaring van de werkgroep kan het een overweging zijn om een pleister te combineren met een laaggedoseerde tablet of met kauwgom. Dit kan helpen om craving te voorkomen of psychologische ondersteuning bieden bij moeilijke momenten tijdens het stoppen: er is een tablet achter de hand. Dit verlaagt mogelijk de kans mislukken van de stoppoging. In de praktijk blijkt dat deze ‘rescuemedicatie’ uiteindelijk weinig gebruikt wordt, maar het kan de zwangere wel een zetje in de rug geven.
Nicotinevervangende middelen bij borstvoeding
Naar Samenvatting ›- Adviseer bij voorkeur laag gedoseerde pleisters. Bij gebruik van andere nicotinevervangende middelen treden grotere fluctuaties op in de maximale hoeveelheid nicotine in de borstvoeding.
- Verwijder de pleisters voor de nacht.
- Ontraad borstvoeding geven binnen 2-3 uur na het gebruik van nicotinekauwgum of -tabletten.
Stoppen met de e-sigaret
Naar Samenvatting ›Op basis van beperkte praktijkervaring gelden de volgende adviezen:
- Overweeg intensieve gedragsmatige ondersteuning bij rokers die willen stoppen met de e-sigaret. Ondersteun waar nodig en/of wenselijk met nicotinevervangende middelen.
- Geef intensieve gedragsmatige begeleiding op dezelfde manier vorm als bij stoppen met roken van tabakssigaretten
- Laat deze begeleiding bij voorkeur uitvoeren door een zorgverlener met ruime ervaring in het stoppen met roken en/of al eerder opgebouwde ervaring met stoppen van de e-sigaret.
- Bij sterke afhankelijkheid en/of wens van de patiënt: vul de gedragsmatige begeleiding eventueel aan met nicotinevervangende middelen. Deze hebben een relatief gunstig bijwerkingenprofiel.
- Laat de patiënt zelf de toedieningsvorm kiezen.
- Maak voor een juiste dosering samen met de patiënt een inschatting van diens (gemiddelde) nicotineblootstelling per dag. De belangrijkste factoren hierbij zijn de sterkte van de e-liquid (mg/ml nicotine) en het aantal trekjes per dag.
- Monitor de voortgang met het oog op eventuele onder- of overdosering en pas de dosering zo nodig aan.
- Er is te weinig bekend over de effectiviteit en veiligheid van aanvullende medicamenteuze ondersteuning bij het stoppen met e-sigaretten om een advies te kunnen geven.
De aanbeveling over het stoppen met de e-sigaret is ontleend aan de gelijknamige module uit de multidisciplinaire Richtlijn Tabaks- en nicotineverslaving (2024). De NHG-werkgroep Stoppen met roken maakte in de periode 2023-2024 tijdens de herziening van deze NHG-Behandelrichtlijn deel uit van een bredere werkgroep die werkte aan de herziening van de multidisciplinaire richtlijn (zie Totstandkoming en methoden).
Waarom deze aanbeveling?
Het wetenschappelijk bewijs is onvoldoende om aanbevelingen te geven voor het beleid in de praktijk. De werkgroep wil toch enkele praktische adviezen geven, omdat het gebruik van e-sigaretten toeneemt en er duidelijke aanwijzingen zijn dat dit tot gezondheidsschade leidt en verslavend is. De volgende adviezen zijn gebaseerd op reeds opgedane (beperkte) ervaring in de praktijk.
- Bied patiënten die willen stoppen met e-sigaretten intensieve gedragsmatige begeleiding aan, en geef deze begeleiding op dezelfde manier vorm als bij stoppen met roken van tabakssigaretten.
- Bij sterke afhankelijkheid en/of wens van de patiënt: vul de gedragsmatige begeleiding eventueel aan met nicotinevervangende middelen. Er is nog te weinig ervaring met toepassing van andere medicatie bij het stoppen met e-sigaretten.
- Maak voor een juiste dosering nicotinevervangende middelen samen met de patiënt een inschatting van diens (gemiddelde) nicotineblootstelling per dag en pas de dosering hierop aan. Monitor de voortgang met het oog op eventuele onder- of overdosering, en pas de dosering zo nodig aan.
- Laat de begeleiding bij voorkeur uitvoeren door een zorgverlener met een ruime ervaring in het stoppen met roken en/of al eerder opgebouwde ervaring met stoppen met de e-sigaret.
Voor de verdere uitwerking van de bijbehorende uitgangsvraag zie de module Stoppen met gebruik van de e-sigaret in de multidisciplinaire Richtlijn Tabaks- en nicotineverslaving (2024).
Controles
Naar Samenvatting ›- Herhaal het stopadvies regelmatig, bijvoorbeeld bij contacten vanwege klachten of aandoeningen die aan roken gerelateerd zijn.
- Plan een controle consult 2-4 weken na het starten van de medicatie om het effect te beoordelen. Besteed bij controles aandacht aan de stopdatum (zie tabel h1).
- Instrueer de patiënt contact op te nemen:
- als het niet lukt de gemaakte afspraken om te stoppen op te volgen.
- bij onverwachte effecten of vermoede bijwerkingen van eventuele medicatie.
- Bespreek de wijze van vervolgafspraken ter evaluatie en motivatie samen met de patiënt.
- Voor meer informatie over de benodigde monitoring van de stoppoging zie NHG-Praktijkhandleiding Leefstijlbegeleiding.
- Wees bij onverwacht grote gewichtstoename na het stoppen met roken alert op een verhoogde risico op het ontwikkelen van hypothyreoïdie. Voor diagnostiek bij vermoeden van hypothyreoïdie en verder beleid zie NHG-Standaard Schildklierproblemen.
Consultatie en verwijzing
Naar Samenvatting ›- Als het voor de huisartsenpraktijk niet mogelijk is stoppen-met-rokenbegeleiding aan te bieden of buiten het aanbod van de praktijk valt: verwijs naar gespecialiseerde hulpverleners.
- De websites ikstopnu.nl en die van het Kwaliteitsregister Stoppen met Roken bieden een overzicht van (regionale) aanbieders van stoppen-met-rokenzorg.
- De patiënt kan voor informatie ook terecht bij de regionale zorggroep indien deze een stoppen met roken programma aanbiedt.
- Ook GGD’s bieden diverse programma’s aan.
- Bij ernstig verslaafde rokers: overweeg te verwijzen naar een instelling voor verslavingszorg voor bijvoorbeeld cognitieve gedragstherapie (het aanbod verschilt per regio). Sommige ziekenhuizen beschikken over een stoppen-met-rokenpoli.
- Rokers die gelijktijdig andere verslavende middelen gebruiken: verwijs laagdrempelig naar een instelling voor verslavingszorg of een stoppen-met-rokenpoli.
- Patiënten die in behandeling zijn bij de ggz: overleg bij een stoppen-met-rokenwens met de psychiater over de benodigde begeleiding en/of medicamenteuze ondersteuning. Betrek hierbij de wenselijkheid van het stoppen met roken in relatie tot andere (psychiatrische) comorbiditeiten en eventuele aanpassing van de dosering van gelijktijdig gebruikte medicatie.
Referenties
- Bartels-Velthuis AA, Visser E, Arends J, Pijnenborg GHM, Wunderink L, Jörg F, et al. Towards a comprehensive routine outcome monitoring program for people with psychotic disorders: The Pharmacotherapy Monitoring and Outcome Survey (PHAMOUS). Schizophr Res 2018;197:281-7.
- Troelstra S, Croes E, Bommelé J, Willemsen M, al e. Factsheet elektronische sigaretten. 2020.
- Hupkens C, Geuijen P, Hiemstra M. Aanvullende module leefstijlmonitor middelen. 2020.
- Van Westen-Lagerweij NA, Bommelé J, Willemsen MC, Croes EA. Mentioning smoking cessation assistance during healthcare consultations matters: findings from Dutch survey research. Eur J Public Health 2022;32:747-52.
- Bommelé J, Willemsen MC. Kerncijfers roken 2021. 2022.
- Bhatta DN, Glantz SA. Association of E-Cigarette Use With Respiratory Disease Among Adults: A Longitudinal Analysis. Am J Prev Med 2020;58:182-90.
- Parekh T, Pemmasani S, Desai R. Risk of Stroke With E-Cigarette and Combustible Cigarette Use in Young Adults. Am J Prev Med 2020;58:446-52.
- Goniewicz ML, Smith DM, Edwards KC, Blount BC, Caldwell KL, Feng J, et al. Comparison of Nicotine and Toxicant Exposure in Users of Electronic Cigarettes and Combustible Cigarettes. JAMA Netw Open 2018;1:e185937.
- Shahab L, Goniewicz ML, Blount BC, Brown J, McNeill A, Alwis KU, et al. Nicotine, Carcinogen, and Toxin Exposure in Long-Term E-Cigarette and Nicotine Replacement Therapy Users: A Cross-sectional Study. Ann Intern Med 2017;166:390-400.
- HBSC. Gezondheid en welzijn van jongeren in Nederland. 2021.
- Garritsen H, Bommelé J, De Nerée C, Troelstra S, Croes E, Willemsen M. Jongerenmonitor tabaks- en nicotineproducten. Het gebruik van tabaks- en nicotineproducten door jongeren en jongvolwassenen van 12 tot en met 25 jaar (herziene versie). 2023.
- Monshouwer K, Tuithof M, Van Dorsselaer S. Middelengebruik onder studenten van 16-18 jaar op het mbo en hbo. 2022.
-
Eaton DL, Kwan LY, Stratton K. Public Health Consequences of E-Cigarettes. In: Eaton DL, Kwan LY, Stratton K, editors. Public Health Consequences of E-Cigarettes. Washington (DC): National Academies Press (US)
Copyright 2018 by the National Academy of Sciences. All rights reserved.; 2018. - Scheffer-van Schayck T, Thissen V, Errami F, Tuithof M. Monitor middelengebruik en zwangerschap 2021, middelengebruik van vrouwen en hun partners voor, tijdens en na de zwangerschap. Trimbos Instituut: Trimbos Instituut, Nederlands Institute of Menthal Health and Addiction; 2022. p. 1-24.
- Patientenfederatie Nederland. Rapport stoppen met roken. 2023.
- Knol K, Hilvering C, Wagener DJT, Willemsen MC. Tabaksgebruik: gevolgen en bestrijding (2005):[p. 283-99 pp.].
- Pidoplichko VI, DeBiasi M, Williams JT, Dani JA. Nicotine activates and desensitizes midbrain dopamine neurons. Nature 1997;390:401-4.
- Russell MAH. Nicotine intake and its control over smoking. In: Wonnacott S, Russell MAH, Stolerman IP, editors. Nicotine Psychopharmacology: Molecular, Cellular, and Behavioural Aspects: Oxford University Press; 1990. p. 0.
- Psychiatry.org. (2023). Geraadpleegd op 18 december 2023. Ga naar bron: Psychiatry.org. (2023). Geraadpleegd op 18 december 2023.
- Fiore MC. Treating tobacco use and dependence: an introduction to the US Public Health Service Clinical Practice Guideline. Respir Care 2000;45:1196-9.
- Heatherton TF, Kozlowski LT, Frecker RC, Fagerström KO. The Fagerström Test for Nicotine Dependence: a revision of the Fagerström Tolerance Questionnaire. Br J Addict 1991;86:1119-27.
- Reep-van den Bergh CMM, Harteloh PPM, Croes EA. Doodsoorzaak nr. 1 bij jonge Nederlanders: de sigaret. Ned Tijdschr Geneeskd 2017;161:D1991.
- Stivoro. Roken: de harde feiten 2006 (2006). Ga naar bron: Stivoro. Roken: de harde feiten 2006 (2006).
- Twardella D, Loew M, Rothenbacher D, Stegmaier C, Ziegler H, Brenner H. The diagnosis of a smoking-related disease is a prominent trigger for smoking cessation in a retrospective cohort study. J Clin Epidemiol 2006;59:82-9.
- Zhou W, Heist RS, Liu G, Park S, Neuberg DS, Asomaning K, et al. Smoking cessation before diagnosis and survival in early stage non-small cell lung cancer patients. Lung Cancer 2006;53:375-80.
- Stead LF, Buitrago D, Preciado N, Sanchez G, Hartmann-Boyce J, Lancaster T. Physician advice for smoking cessation. Cochrane Database Syst Rev 2013;2013:Cd000165.
- Jansen J, Heemstra I, Van Dijk K, De Leur M, Van 't K, Ricke E, al. e. Zorgstandaard tabaksverslaving 2022. NVAB: 2022.
- Lancaster T, Stead LF. Individual behavioural counselling for smoking cessation. Cochrane Database Syst Rev 2017;3:Cd001292.
- Stead LF, Carroll AJ, Lancaster T. Group behaviour therapy programmes for smoking cessation. Cochrane Database Syst Rev 2017;3:Cd001007.
- NHS. Cutting down before you quit smoking (2022). Ga naar bron: NHS. Cutting down before you quit smoking (2022).
- Lindson N, Klemperer E, Hong B, Ordóñez-Mena JM, Aveyard P. Smoking reduction interventions for smoking cessation. Cochrane Database Syst Rev 2019;9:Cd013183.
- Hartmann-Boyce J, Lindson N, Butler AR, McRobbie H, Bullen C, Begh R, et al. Electronic cigarettes for smoking cessation. Cochrane Database Syst Rev 2022;11:Cd010216.
- Hajat C, Stein E, Shantikumar S, Niaura R, Ferrara P, Polosa R. A scoping review of studies on the health impact of electronic nicotine delivery systems. Intern Emerg Med 2022;17:241-68.
- Lucchiari C, Masiero M, Mazzocco K, Veronesi G, Maisonneuve P, Jemos C, et al. Nicotine-Free E-Cigarettes Might Promote Tobacco Smoking Reduction Better Than Nicotine Delivery Devices: Results of a Double-Blind Randomized Controlled Trial at 1 Year. Curr Oncol 2022;29:8579-90.
- Klonizakis M, Gumber A, McIntosh E, Brose LS. Medium- and longer-term cardiovascular effects of e-cigarettes in adults making a stop-smoking attempt: a randomized controlled trial. BMC Med 2022;20:276.
- Hajek P, Przulj D, Pesola F, Griffiths C, Walton R, McRobbie H, et al. Electronic cigarettes versus nicotine patches for smoking cessation in pregnancy: a randomized controlled trial. Nat Med 2022;28:958-64.
- Jones G, McIntosh E, Brose LS, Klonizakis M. Participant Experiences of a Quit Smoking Attempt Through Either Nicotine Replacement Therapy (NRT) Methods or the Use of an E-cigarette. J Addict Med 2022;16:272-7.
- Szukalska M, Szyfter K, Florek E, Rodrigo JP, Rinaldo A, Mäkitie AA, et al. Electronic Cigarettes and Head and Neck Cancer Risk-Current State of Art. Cancers (Basel) 2020;12.
- Levett JY, Filion KB, Reynier P, Prell C, Eisenberg MJ. Efficacy and Safety of E-Cigarette Use for Smoking Cessation: A Systematic Review and Meta-Analysis of Randomized Controlled Trials. Am J Med 2023;136:804-13.e4.
- Anandan AS, Leung J, Chan GCK, Sun T, Connor JP, Hall WD, Stjepanović D. Common adverse events of electronic cigarettes compared with traditional nicotine replacement therapies: A systematic review and meta-analysis. Drug Alcohol Rev 2023;42:1278-87.
- Rose JE, Frisbee S, Campbell D, Salley A, Claerhout S, Davis JM. Smoking reduction using electronic nicotine delivery systems in combination with nicotine skin patches. Psychopharmacology (Berl) 2023;240:1901-9.
- Przulj D, Pesola F, Smith KM, McRobbie H, Coleman T, Lewis S, et al. Helping pregnant smokers quit: a multicentre randomised controlled trial of electronic cigarettes versus nicotine replacement therapy. Health Technology Assessment 2023;27:1-53.
- Kaplan B, Galiatsatos P, Breland A, Eissenberg T, Cohen JE. Effectiveness of ENDS, NRT and medication for smoking cessation among cigarette-only users: A longitudinal analysis of PATH Study wave 3 (2015– 2016) and 4 (2016–2017), adult data. Tobacco Control: An International Journal 2023;32:302-7.
- West R, Hajek P, Stead L, Stapleton J. Outcome criteria in smoking cessation trials: proposal for a common standard. Addiction 2005;100:299-303.
- Visser WFea. De gezondheidsrisico's van e-sigaret gebruik. RIVM: 2014 2014. Report No.
- Hajek P, Phillips-Waller A, Przulj D, Pesola F, Myers Smith K, Bisal N, et al. A Randomized Trial of E-Cigarettes versus Nicotine-Replacement Therapy. N Engl J Med 2019;380:629-37.
- Hendlin YH. Alert: public health implications of electronic cigarette waste. Am J Public Health 2018;108:1489-90.
- Pourchez J, Mercier C, Forest V. From smoking to vaping: a new environmental threat? Lancet Respir Med 2022;10:e63-e4.
- Ussher MH, Taylor AH, Faulkner GE. Exercise interventions for smoking cessation. Cochrane Database Syst Rev 2014:Cd002295.
- Stead LF, Perera R, Bullen C, Mant D, Hartmann-Boyce J, Cahill K, Lancaster T. Nicotine replacement therapy for smoking cessation. Cochrane Database Syst Rev 2012;11:Cd000146.
- Hartmann-Boyce J, Chepkin SC, Ye W, Bullen C, Lancaster T. Nicotine replacement therapy versus control for smoking cessation. Cochrane Database Syst Rev 2018;5:Cd000146.
- Greenland S, Satterfield MH, Lanes SF. A meta-analysis to assess the incidence of adverse effects associated with the transdermal nicotine patch. Drug Saf 1998;18:297-308.
- Mills EJ, Wu P, Lockhart I, Wilson K, Ebbert JO. Adverse events associated with nicotine replacement therapy (NRT) for smoking cessation. A systematic review and meta-analysis of one hundred and twenty studies involving 177,390 individuals. Tob Induc Dis 2010;8:8.
- Hughes JR, Stead LF, Hartmann-Boyce J, Cahill K, Lancaster T. Antidepressants for smoking cessation. Cochrane Database Syst Rev 2014;2014:Cd000031.
- Livingstone-Banks J, Fanshawe TR, Thomas KH, Theodoulou A, Hajizadeh A, Hartman L, Lindson N. Nicotine receptor partial agonists for smoking cessation. Cochrane Database of Systematic Reviews 2023.
- Cahill K, Stead LF, Lancaster T. Nicotine receptor partial agonists for smoking cessation. Cochrane Database of Systematic Reviews 2012.
- Jiménez-Ruiz C, Berlin I, Hering T. Varenicline: a novel pharmacotherapy for smoking cessation. Drugs 2009;69:1319-38.
- FDA. Drug Safety Communication: FDA revises description of mental health side effects of the stop-smoking medicines Chantix (varenicline) and Zyban (bupropion) to reflect clinical trial findings. (2009):[6 p.].
- Thomas KH, Martin RM, Knipe DW, Higgins JPT, Gunnell D. Risk of neuropsychiatric adverse events associated with varenicline: systematic review and meta-analysis. BMJ : British Medical Journal 2015;350:h1109.
- Molero Y, Lichtenstein P, Zetterqvist J, Gumpert CH, Fazel S. Varenicline and risk of psychiatric conditions, suicidal behaviour, criminal offending, and transport accidents and offences: population based cohort study. Bmj 2015;350:h2388.
- Mills EJ, Thorlund K, Eapen S, Wu P, Prochaska JJ. Cardiovascular events associated with smoking cessation pharmacotherapies: a network meta-analysis. Circulation 2014;129:28-41.
- Kotz D, Viechtbauer W, Simpson C, van Schayck OC, West R, Sheikh A. Cardiovascular and neuropsychiatric risks of varenicline: a retrospective cohort study. Lancet Respir Med 2015;3:761-8.
- Tutka P, Vinnikov D, Courtney RJ, Benowitz NL. Cytisine for nicotine addiction treatment: a review of pharmacology, therapeutics and an update of clinical trial evidence for smoking cessation. Addiction 2019;114:1951-69.
- Courtney RJ, McRobbie H, Tutka P, Weaver NA, Petrie D, Mendelsohn CP, et al. Effect of Cytisine vs Varenicline on Smoking Cessation: A Randomized Clinical Trial. Jama 2021;326:56-64.
- Phusahat P, Dilokthornsakul P, Boonsawat W, Zaeoue U, Hansuri N, Tawinkan N, et al. Efficacy and Safety of Cytisine in Combination with a Community Pharmacists' Counselling for Smoking Cessation in Thailand: A Randomized Double-Blinded Placebo-Controlled Trial. Int J Environ Res Public Health 2022;19.
- Ofori S, Lu C, Olasupo OO, Dennis BB, Fairbairn N, Devereaux PJ, Mbuagbaw L. Cytisine for smoking cessation: A systematic review and meta-analysis. Drug Alcohol Depend 2023;251:110936.
- Scharfenberg G, Benndorf S, Kempe G. [Cytisine (Tabex) as a pharmaceutical aid in stopping smoking]. Dtsch Gesundheitsw 1971;26:463-5.
- Vinnikov DV, Brimkulov NN, Burjubaeva A. A Double-blind, Randomised, Placebo-controlled Trial of Cytisine for Smoking Cessation in Medium-dependent Workers. The Journal of Smoking Cessation 2008;3:57-62.
- West R, Zatonski W, Cedzynska M, Lewandowska D, Pazik J, Aveyard P, Stapleton J. Placebo-controlled trial of cytisine for smoking cessation. N Engl J Med 2011;365:1193-200.
- Lareb. Tabex ® (cytisine and psychiatric adverse reactions) – an update. Lareb: 2020 august. Report No.
- Addendumwerkgroep. Addendum Behandeling van tabaksverslaving en stoppen-met-roken ondersteuning bij zwangere vrouwen. Trimbos-Instituut: 2017.
- Heddema S, Erwich R, Van Oppenraaij R, Slingerland J, Been J, Croes M, al. e. Praktijkadvies gebruik nicotinevervangende middelen in de zwangerschap. Trimbos: Trimbos; 2018. p. 1-2.
- Claire R, Chamberlain C, Davey MA, Cooper SE, Berlin I, Leonardi-Bee J, Coleman T. Pharmacological interventions for promoting smoking cessation during pregnancy. Cochrane Database Syst Rev 2020;3:Cd010078.
- Taylor L, Claire R, Campbell K, Coleman-Haynes T, Leonardi-Bee J, Chamberlain C, et al. Fetal safety of nicotine replacement therapy in pregnancy: systematic review and meta-analysis. Addiction 2020;116:239-77.
- Vila-Farinas A, Pérez-Rios M, Montes-Martinez A, Ruano-Ravina A, Forray A, Rey-Brandariz J, et al. Effectiveness of smoking cessation interventions among pregnant women: An updated systematic review and meta-analysis. Addict Behav 2024;148:107854.
- Morales-Suárez-Varela M, Puig BM, Kaerlev L, Peraita-Costa I, Perales-Marín A. Safety of Nicotine Replacement Therapy during Pregnancy: A Narrative Review. International Journal of Environmental Research and Public Health 2023;20.
- Berlin I, Grangé G, Jacob N, Tanguy ML. Nicotine patches in pregnant smokers: randomised, placebo controlled, multicentre trial of efficacy. Bmj 2014;348:g1622.
- Coleman T, Cooper S, Thornton JG, Grainge MJ, Watts K, Britton J, Lewis S. A randomized trial of nicotine-replacement therapy patches in pregnancy. N Engl J Med 2012;366:808-18.
- Kapur B, Hackman R, Md P, Klein J, Koren G. Randomized, Double-Blind, Placebo-Controlled Trial of Nicotine Replacement Therapy in Pregnancy. Current Therapeutic Research-clinical and Experimental - CURR THER RES 2001;62:274-8.
- Oncken C, Dornelas E, Greene J, Sankey H, Glasmann A, Feinn R, Kranzler HR. Nicotine gum for pregnant smokers: a randomized controlled trial. Obstet Gynecol 2008;112:859-67.
- Oncken C, Dornelas EA, Kuo CL, Sankey HZ, Kranzler HR, Mead EL, Thurlow MSD. Randomized Trial of Nicotine Inhaler for Pregnant Smokers. Am J Obstet Gynecol MFM 2019;1:10-8.
- Wisborg K, Henriksen TB, Jespersen LB, Secher NJ. Nicotine patches for pregnant smokers: a randomized controlled study. Obstet Gynecol 2000;96:967-71.
- Gaither KH, Brunner Huber LR, Thompson ME, Huet-Hudson YM. Does the use of nicotine replacement therapy during pregnancy affect pregnancy outcomes? Matern Child Health J 2009;13:497-504.
- Lassen TH, Madsen M, Skovgaard LT, Strandberg-Larsen K, Olsen J, Andersen AM. Maternal use of nicotine replacement therapy during pregnancy and offspring birthweight: a study within the Danish National Birth Cohort. Paediatr Perinat Epidemiol 2010;24:272-81.
- Dhalwani NN, Szatkowski L, Coleman T, Fiaschi L, Tata LJ. Stillbirth Among Women Prescribed Nicotine Replacement Therapy in Pregnancy: Analysis of a Large UK Pregnancy Cohort. Nicotine Tob Res 2019;21:409-15.
- Strandberg-Larsen K, Tinggaard M, Nybo Andersen AM, Olsen J, Grønbaek M. Use of nicotine replacement therapy during pregnancy and stillbirth: a cohort study. Bjog 2008;115:1405-10.
- Morales-Suárez-Varela MM, Bille C, Christensen K, Olsen J. Smoking habits, nicotine use, and congenital malformations. Obstet Gynecol 2006;107:51-7.