Kinderen met koorts
Wanneer de patiënt ABCDE-instabiel is (zie NHG-Behandelrichtlijn Geneesmiddelen en zuurstof in spoedeisende situaties), bel een ambulance met directe inzet (A0/A1-urgentie).
Beoordeel een kind met koorts zo spoedig mogelijk bij:
- leeftijd < 1 maand
- ≥ 1 alarmsymptomen:
- ernstig zieke indruk
- snelle achteruitgang
- veranderd bewustzijn (onrust of agitatie, reageert niet op sociale prikkels, is niet alert of blijft niet alert na stimulering)
- zwak, op hoge toon of continu huilen
- meningeale prikkelingsverschijnselen (nekpijn, stijve nek, luierpijn) en/of bomberende fontanel
- purpura of petechiën (niet-wegdrukbare rode vlekjes)
- lijkbleke, grauwe of gemarmerde huid
- kreunen
- ernstige tachy- en/of dyspneu, irregulaire ademhaling bij kinderen > 6 maanden, neusvleugelen, intrekkingen, hoorbare ademhaling met kwijlen
- epileptische aanval of convulsie
- Indruk ouders over ernst ziek-zijn (drinken, sufheid, huilen, anders ziek dan ouders gewend zijn)
- Hoeveelheid vochtinname en aantal plasluiers
- Beloop en duur koorts, andere ziekteverschijnselen
- Mogelijke focus: huid, neurologisch, kno-gebied, longen, gastro-intestinaal, urologisch, bewegingsapparaat
- Comorbiditeit, immuungecompromitteerd, vaccinatiestatus, medicatie, recent verblijf in het buitenland of endemisch gebied
- Zieken in de omgeving
- Temperatuur, mate van ziek-zijn (bewustzijn, prikkelbaarheid, huilen, troostbaarheid), hydratietoestand
- Huid: kleur, vlekjes
- Meningeale prikkeling
- Ademfrequentie, gebruik van hulpademhalingsspieren, neusvleugelen, longgeluiden
- Hartfrequentie, capillary refill time (CRT)
- Abdomen, gewrichten en ledematen, kno-gebied, regionale lymfeklieren
Verricht urineonderzoek als er geen focus voor de koorts is gevonden of bij vermoeden van een urineweginfectie (zie NHG-Standaard Urineweginfecties).
Maak onderscheid in een hoog, intermediair of laag risico op een ernstig beloop. Zie Handvat Risicobepaling bij kinderen met koorts.
Bepaal het beleid op basis van de mate van ziek-zijn en de inschatting van het risico op een ernstig beloop (zie Handvat Risicobepaling bij kinderen met koorts).
- Leg uit dat koorts een normaal afweersymptoom is:
- de mate van ziek-zijn is belangrijker dan de hoogte van de koorts
- de duur van de koorts kan variëren, de helft van de kinderen is koortsvrij op dag 4
- Geef informatie over het te verwachten beloop en verwijs naar de informatie op thuisarts.nl
- Instrueer ouders/verzorgers om het kind te observeren, te letten op gedragsverandering en contact op te nemen bij achteruitgang of bij alarmsymptomen.
Overweeg alleen bij koorts in combinatie met pijn of ongemak een medicamenteuze pijnbehandeling met paracetamol. Vervang bij onvoldoende effect bij kinderen > 3 maanden door ibuprofen (zie NHG-Standaard Pijn).
- Overweeg bij intermediair risico op een ernstig beloop (telefonische) herbeoordeling na 24-48 uur.
- Bij een verhoogd risico op dehydratie zie NHG-Standaard Acute diarree.
- Verwijs zo spoedig mogelijk naar de kinderarts, kinderen:
- < 1 maand met koorts
- 1-3 maanden met koorts zonder focus, tenzij een ongecompliceerd beloop aannemelijk is en ouders vangnetadviezen goed kunnen opvolgen
- kinderen met ≥ 1 alarmsymptomen
- bij (vermoeden van) een ernstige aandoening (zie tabel h1)
- Consulteer of verwijs op korte termijn naar de kinderarts bij:
- intermediair risico op een ernstig beloop en twijfel over de haalbaarheid van een herbeoordeling
- diagnostische onzekerheid en/of niet-pluisgevoel bij de huisarts
Gebruik bij twijfel over de klinische stabiliteit van de patiënt de ABCDE-systematiek.
- Geef indien de convulsie > 5 minuten aanhoudt midazolam (offlabel) of als alternatief diazepam (voor dosering en toedieningsvorm, zie tabel h3 en tabel h4).
- Bel een ambulance met directe inzet (A0/A1-urgentie) en verwijs met spoed naar de kinderarts, indien de convulsie:
- > 5 minuten na toediening van midazolam of diazepam nog bestaat of hierover twijfel bestaat; geef tijdens het wachten op de ambulance de tweede gift
- > 15 minuten duurt
- Zoek naar een focus van de koorts.
- Let op tekenen van meningitis of encefalitis (moeilijk te beoordelen in postictale fase, bij kinderen < 1 jaar en na gebruik van midazolam of diazepam).
- Bij twijfel over herstel na gebruik van midazolam of diazepam: beoordeel het kind nogmaals na de postictale fase (ca. 1 uur na begin convulsie).
- Verwijs met spoed naar de kinderarts bij tekenen van meningitis (meningeale prikkeling, persisterende focale uitval, petechiën en/of verlaagd bewustzijn)
- Consulteer of verwijs met spoed naar kinderarts of kinderneuroloog bij:
- convulsie met focale kenmerken, recidief convulsie binnen dezelfde koortsepisode, convulsie > 15 minuten of convulsie met onvolledig herstel na 1 uur
- kinderen < 6 maanden of ≥ 6 jaar met een convulsie bij koorts
- neurologische aandoening in de voorgeschiedenis
- twijfel of het kind na de postictale fase volledig hersteld is, of onmogelijkheid voor herbeoordeling na de postictale fase
- diagnostische onzekerheid of niet-pluisgevoel
- De aanbeveling om geen CRP-bepaling te verrichten bij kinderen met koorts is beter onderbouwd en wordt uitgebreider toegelicht.
- De naamgeving van de risico-indeling is gewijzigd van 'zeer hoog-verhoogd-laag' naar 'hoog-intermediair-laag'.
- In de voorlichting aan ouders zijn vangnetadviezen toegevoegd, zodat symptomen die wijzen op een (potentieel) ernstig ziektebeloop eerder worden herkend.
- Verwijscriteria voor kinderen met koorts of een koortsconvulsie (koortsstuip) zijn aangescherpt.
- Koorts bij kinderen berust meestal op een onschuldige virale infectie.
- Tijdig herkennen van symptomen die wijzen op een (potentieel) ernstig ziektebeloop is belangrijker dan het stellen van een exacte diagnose.
- Kinderen < 3 maanden hebben meer kans op een ernstig ziektebeloop dan kinderen ≥ 3 maanden.
- Maak een inschatting van de mate van ziek-zijn op basis van het klinische beeld (anamnese en lichamelijk onderzoek).
- We raden een CRP-bepaling af bij kinderen met koorts in de huisartsenpraktijk.
- Verricht urineonderzoek indien er bij anamnese en lichamelijk onderzoek geen focus voor de koorts wordt gevonden. De snelheid waarmee diagnostiek plaatsvindt (dezelfde of de volgende dag) is afhankelijk van de mate van ziek zijn. Doel is een urineweginfectie als oorzaak voor de koorts aan te tonen dan wel uit te sluiten.
- Geef een vangnetadvies om een ernstig beloop vroegtijdig te kunnen herkennen en adviseer met wie en wanneer de ouders in dat geval contact moeten zoeken.
- Overweeg pijnstilling bij koorts met pijn en/of discomfort. De koorts bestrijden is geen doel op zich.
- Richtlijnen voor diagnostiek en beleid bij kinderen < 18 jaar met kortdurende koorts (≤ 10 dagen). De wetenschappelijke onderbouwing van de richtlijn baseert zich met name op onderzoek bij kinderen < 5 jaar.
- Richtlijnen voor diagnostiek en beleid bij koortsconvulsies bij kinderen.
- Richtlijnen voor diagnostiek en beleid bij kinderen met koorts > 10 dagen
- Richtlijnen voor diagnostiek en behandeling van specifieke infectieziekten; zie hiervoor de desbetreffende NHG-Standaarden
De standaard sluit aan op de NVK-richtlijn Koorts bij kinderen op de Spoedeisende Hulp (2024).
Verhoging van de lichaamstemperatuur ≥ 38 °C, bij voorkeur, en bij kinderen < 3 maanden uitsluitend, vastgesteld door rectale meting.
Zie ook: Detail nr. 1 Koorts
- Koorts bij kinderen komt vaak voor en is een frequente reden om de huisartsenpraktijk en huisartsenpost te consulteren.
- Vanwege de uiteenlopende definities van koorts en de verschillende manieren van temperatuurmeting is het niet goed mogelijk om betrouwbare incidentiecijfers te geven.
- Kinderen maken in het eerste 1,5 levensjaar gemiddeld 8 infecties met koorts door.
- Aan koorts kan een ernstige infectie of oorzaak ten grondslag liggen.
- De kans op ernstige bacteriële infecties in de huisartsenpraktijk is 1-5%, de kans op een ernstige invasieve infectie zoals sepsis of meningitis is zeer laag (< 0,5%).
Zie ook: Detail nr. 2 Epidemiologie
- Koorts is meestal een fysiologische reactie op micro-organismen die het lichaam zijn binnengedrongen. Het vrijkomen van cytokinen brengt een cascade van reacties op gang.
- Het thermoregulatiecentrum in de hypothalamus reageert door de lichaamsthermostaat iets hoger te zetten. Een negatief feedbackmechanisme van het thermoregulatiecentrum zorgt ervoor dat de lichaamstemperatuur niet verder oploopt dan 42 °C.
- Bij zelden voorkomende intracerebrale infecties kan de temperatuur oplopen tot > 42 °C. Dit is levensbedreigend. Als de temperatuur stijgt door een externe warmtebron terwijl de lichaamswarmte onvoldoende kan worden afgevoerd, spreekt men van hyperthermie.
Zie ook: Detail nr. 3 Pathofysiologie
- Als er bij de eerste presentatie geen complicaties zijn, is 50% van de kinderen koortsvrij op dag 4 van de totale koortsperiode, op dag 7 is dit 75% en op dag 10 is het 90%. De duur van de koorts is geen voorspeller voor de ernst van de ziekte.
- Recidief koorts na een aantal koortsvrije dagen betekent een hoger risico op een bacteriële superinfectie.
- Koorts is een symptoom en wordt vrijwel altijd veroorzaakt door (virale) infectieziekten.
- Onder ernstige infecties worden over het algemeen de volgende ziektebeelden gerekend:
- sepsis
- meningitis
- pneumonie
- pyelonefritis
- bacteriële gastro-enteritis
- osteomyelitis
- cellulitis
- De meest voorkomende complicaties van een pneumonie, bronchiolitis of longaanval bij astma zijn respiratoire insufficiëntie en/of uitputting met verhoogde kans op dehydratie (zie ook NHG-Standaard Acuut Hoesten en NHG-Standaard Astma bij kinderen).
- De meest voorkomende complicatie van een acute gastro-intestinale infectie is dehydratie (zie ook NHG-Standaard Acute diarree).
- Voor potentieel ernstige en zeldzame oorzaken van koorts bij kinderen, zie tabel h1.
| Aandoening | Symptomen en kenmerken |
|---|---|
| Herpes-simplexencefalitis |
|
| Ziekte van Kawasaki |
|
| Meningitis |
Let op: Bij de helft van de kinderen zijn er geen meningeale prikkelingsverschijnselen. |
| Meningokokkenziekte | Petechiën, al dan niet in combinatie met:
|
| Sepsis |
|
| Septische artritis |
|
| Toxischeshocksyndroom (TSS) door stafylokokken of (invasieve groep A-)streptokokken |
|
| Overige specifieke infectieziekten | Denk bij kinderen afkomstig uit een gebied met een lage vaccinatiegraad of (deels) ongevaccineerde kinderen ook aan mazelen en rodehond |
| In dit overzicht zijn ernstige en zeldzame aandoeningen opgenomen (in alfabetische volgorde). Deze ziektebeelden kunnen vroeg in het beloop aspecifieke symptomen laten zien. De beschrijvingen komen overeen met de NVK-Richtlijn Koorts bij kinderen op de Spoedeisende Hulp (2024). | |
- Gebruik bij twijfel over de klinische stabiliteit van de patiënt de ABCDE-systematiek.
- Bij ABCDE-instabiele patiënt: bel een ambulance met directe inzet (A0/A1-urgentie). Zie verder NHG-Behandelrichtlijn Geneesmiddelen en zuurstof in spoedeisende situaties.
- Voor het beleid bij koortsconvulsies, zie onder Koortsconvulsie.
Beoordeel een kind met koorts zo spoedig mogelijk bij:
- leeftijd < 1 maand
- ≥ 1 alarmsymptomen
- Ernstig zieke indruk
- Snelle achteruitgang
- Veranderd bewustzijn (onrust of agitatie, reageert niet op sociale prikkels, is niet alert of blijft niet alert na stimulering)
- Zwak, op hoge toon of continu huilen
- Meningeale prikkelingsverschijnselen (nekpijn, stijve nek, luierpijn) en/of bomberende fontanel
- Purpura of petechiën (niet-wegdrukbare rode vlekjes)
- Lijkbleke, grauwe of gemarmerde huid
- Kreunen
- Ernstige tachy- en/of dyspneu, irregulaire ademhaling bij kinderen > 6 maanden, neusvleugelen, intrekkingen, hoorbare ademhaling met kwijlen
- Epileptische aanval of convulsie (trekkingen)
Zie ook: Detail nr. 4 Alarmsymptomen voor een ernstig beloop (door ouders gemeld)
Beoordeel een kind met koorts binnen enkele uren als het geen alarmsymptomen heeft (zie hierboven), maar wel ≥ 1 van de volgende kenmerken:
- leeftijd 1-3 maanden
- verminderde weerstand (door transplantatie, immuunmodulerende medicatie of chemotherapie)
- relevante comorbiditeit (zoals aandoeningen van hart en/of longen, diabetes)
- verhoogde kans op dehydratie:
- aanhoudend braken (braken gaat maar door, meerdere keren per uur met of zonder diarree),
- > 12 uur geen natte luier of mictie of minder dan 50% drinken ten opzichte van normaal
Overweeg een kind met koorts dat > 3 maanden oud is en geen van bovenstaande kenmerken heeft, binnen 24 uur te beoordelen bij:
- aanhoudende ongerustheid van de ouders (bijvoorbeeld wanneer zij voor de tweede keer binnen 24 uur contact opnemen)
- onvoldoende duidelijkheid over de ernst van de ziekte (bijvoorbeeld door onduidelijke anamnese, communicatieproblemen, laaggeletterdheid of taalbarrières)
De bevindingen uit anamnese en lichamelijk onderzoek zijn een hulpmiddel om de ernst van de ziekte in te schatten. De algemene indruk, zorgen bij ouders en de klinische intuïtie van de arts (het pluis/niet-pluisgevoel) voorspellen daarnaast in belangrijke mate de kans op ernstige ziekte.
De uitvoerigheid van de anamnese en het lichamelijk onderzoek zijn afhankelijk van de klinische toestand en de leeftijd van de patiënt, de noodzaak om snel te handelen en de differentiaal diagnostische overwegingen.
Zie ook: Detail nr. 5 Algemeen
Informeer allereerst naar algemene verschijnselen, informeer vervolgens per tractus naar een mogelijke oorzaak van de koorts en vraag tot slot naar eventuele risicofactoren.
- Duur van de koorts, recidief na koortsvrije dagen
- Indruk van de ouders over hoe ziek het kind is: drinken, sufheid (loopt het kind rond, maakt het oogcontact) en huilen (huilt het kind vaker dan normaal, is het troostbaar), anders ziek dan de ouders gewend zijn?
- Hydratietoestand:
- vochtigheid slijmvliezen, traanproductie
- vochtinname: minder dan de helft van normaal drinken
- plasluiers (vooral < 2 jaar): ≥ 12 uur geen natte luier of niet geplast
- Verslechtering of verandering in het beloop.
Zie ook: Detail nr. 6 Algemene verschijnselen
- Huidafwijkingen, huiduitslag
- Centraal zenuwstelsel:
- bewustzijnsdaling (minder tot geen contact maken)
- braken
- hoofdpijn
- Kno-gebied:
- keel- of oorpijn
- rinitis
- Tractus respiratorius:
- dyspneu, hoesten, piepen, stridor, kortdurende ademstops, hoorbare ademhaling met kwijlen
- hoesten of dyspneu bij kinderen < 1 jaar, moeite om borst of fles leeg te drinken (zie ook NHG-Standaard Acuut hoesten)
- Tractus digestivus:
- buikpijn, vervoerspijn
- braken en/of diarree, eventueel in relatie tot voedselinname
- Tractus urogenitalis:
- bij niet-zindelijke kinderen uit een urineweginfectie zich vooral in algemeen ziek-zijn, koorts, braken, lethargie, prikkelbaarheid en buikpijn
- bij zindelijke kinderen uit een urineweginfectie zich vaker in buikpijn, pijnlijke of branderige mictie en/of toegenomen mictiefrequentie.
- Bewegingsapparaat:
- zwelling van een gewricht of ledemaat
- minder of niet gebruiken of belasten van gewrichten of ledematen zonder voorafgaand trauma
- Leeftijd < 3 maanden
- Relevante comorbiditeit, zoals aandoeningen van hart en/of longen, diabetes, of immuungecompromitteerde kinderen
- Medicatiegebruik (onder andere immunosuppressiva)
Zie ook: Detail nr. 7 Risicofactoren voor een ernstig beloop
- Onvolledige vaccinatiestatus (zie Rijksvaccinatieprogramma), mogelijke risicocontacten (bij lage regionale vaccinatiegraad en/of lokale uitbraak)
- zieken in de omgeving (bijvoorbeeld personen met een koortslip)
- recent verblijf in het buitenland of in een endemisch gebied (malaria, andere importziekten)
Zie ook: Detail nr. 8 Risicofactoren voor infectie
Informeer naar:
- datum van laatste vaccinatie
- type vaccin (geïnactiveerd of levend verzwakt)
Zie ook: Detail nr. 9 Koorts na vaccinatie
Het lichamelijk onderzoek heeft tot doel de mate van ziek-zijn te beoordelen en zo mogelijk een focus voor de koorts te vinden. Laat de uitgebreidheid van het lichamelijk onderzoek afhangen van de situatie. Noteer de vitale parameters in het EPD. Dit vergemakkelijkt de follow-up en de overdracht.
- Bewustzijnsveranderingen (minder tot geen contact maken, onrust, prikkelbaarheid, agitatie)
- Reactie op de ouders
- Huilen en troostbaarheid
- Temperatuur (bij voorkeur (en bij kinderen < 3 maanden uitsluitend) rectaal gemeten)
- Koude rillingen
- Kleur (bleek, cyanotisch, gemarmerd of grauw)
- Bleke extremiteiten
- (Maculopapuleus) exantheem, petechiën
Meningeale prikkeling is bij de helft van de kinderen met een meningitis afwezig (zeker bij jonge kinderen). Als er wel meningeale prikkeling ontstaat, treedt deze vaak pas later in het ziektebeloop op. Kenmerken van meningeale prikkeling zijn onder andere:
- nekstijfheid
- (bomberende) fontanel
- luierpijn
Zie ook: Detail nr. 10 Meningeale prikkeling
- Beoordeel de mate van dyspneu (kreunen, in- en expiratoire geluiden, gebruik van hulpademhalingsspieren (neusvleugelen, intrekkingen in jugulo, intercostaal, subcostaal, sternaal).
- Dyspneu kan het enige aanwezige symptoom zijn van een ernstige ziekte.
- Tel de ademfrequentie gedurende ≥ 30 seconden (zie tabel h2).
- Tachypneu in rust kan wijzen op een toegenomen ventilatiebehoefte of metabole acidose, bijvoorbeeld als gevolg van diabetische ontregeling of shock.
- Bradypneu of irregulaire ademhaling kan wijzen op uitputting, cerebrale onderdrukking of een preterminale toestand.
- Beoordeel de symmetrie van de longgeluiden (verminderd) ademgeruis, verlengd expirium, piepen (inspiratoir en/of expiratoir), rhonchi, crepitaties en pleurawrijven (zie ook NHG-Standaard Acuut hoesten).
- Beoordeel de centrale capillary refill time (CRT); een verlengde CRT is ≥ 3 sec.
- Beoordeel de hartfrequentie (zie tabel h2).
- Beoordeel huidturgor, ligging van de ogen (normaal of diepliggend), vochtigheid van de slijmvliezen, tranen, fontanel (normaal of ingezonken).
- Een verlengde CRT in combinatie met bijkomende afwijkende symptomen (verminderde hydratiestatus, tachypneu, tachycardie en ziek-zijn) kan wijzen op een slechte huidperfusie en een vroeg stadium van een (septische of hypovolemische) shock. Een normale CRT sluit een ernstige aandoening niet uit.
- Zie ook NHG-Standaard Acute diarree.
Zie ook: Detail nr. 11 Circulatie en hydratiestatus
- Inspecteer, ausculteer, percuteer en palpeer buik en liezen.
- Let op: druk- en loslaatpijn, defense, zwelling/weerstanden, hepatosplenomegalie.
- Let op zwelling, roodheid en/of warmte.
- Beoordeel belastbaarheid en pijn bij passief bewegingsonderzoek.
- Kinderen ervaren het onderzoek van het kno-gebied meestal als het hinderlijkste onderdeel van het lichamelijk onderzoek. Onderzoek het kno-gebied daarom bij voorkeur als laatste.
- Inspecteer keel, neus, mond en oren.
- Palpeer de regionale lymfeklieren.
| Leeftijd | Ademhalingsfrequentie | Hartfrequentie |
|---|---|---|
| < 3 maanden | < 50/min | 120-170/min |
| 3-12 maanden | < 45/min | 110-160/min |
| 1-2 jaar | 25-35/min | 100-150/min |
| 2-5 jaar | 25-30/min | 95-140/min |
| 5-12 jaar | 20-25/min | 80-120/min |
| > 12 jaar | 15-20/min | 60-100/min |
| Referentiewaarden gebaseerd op het Landelijk Protocol Ambulancezorg (LPA9). Een gedetailleerdere versie is te vinden bij de ABCDE-methode voor huisartsen. | ||
Zie ook: Detail nr. 12 Kno-gebied
- Verricht urineonderzoek met een urinestick wanneer bij anamnese en lichamelijk onderzoek geen focus voor de koorts wordt gevonden of bij vermoeden van een urineweginfectie.
- De mate van ziek-zijn is bepalend voor de urgentie waarmee urineonderzoek wordt verricht (tijdens het consult of de volgende dag).
- Verricht urineonderzoek bij niet-zindelijke kinderen bij voorkeur door middel van clean catch.
- Bij een positieve urinestick, zie NHG-Standaard Urineweginfecties.
We bevelen een CRP-bepaling en ander bloedonderzoek bij kinderen met koorts in de eerste lijn niet aan. Een CRP-bepaling in de eerste lijn heeft geen toegevoegde waarde voor het voorspellen van een ernstig beloop en geeft wel risico op het missen van een ernstige infectie bij een lage CRP-waarde.
Zie ook: Detail nr. 13 Bloedonderzoek
- We bevelen een thoraxfoto niet aan bij kinderen met koorts zonder focus.
- Bij vermoeden van een pneumonie, zie NHG-Standaard Acuut hoesten.
- Maak een inschatting van het risico op een ernstig beloop op basis van:
- mate van ziek-zijn op basis van anamnese en lichamelijk onderzoek
- risicogroep: jonge leeftijd, relevante comorbiditeit, immuunsuppressie
- Risicoverhogende factoren:
- onvolledige vaccinatiestatus (Rijksvaccinatieprogramma)
- lage regionale vaccinatiegraad
- recent bezoek aan buitenland of endemisch gebied
- ongerustheid bij de ouders
- niet-pluisgevoel bij de huisarts
- Zie ook Handvat Risicobepaling bij kinderen met koorts.
Zie ook: Detail nr. 14 Evaluatie
- Instabiele ABCDE
- ≥ 1 alarmsymptomen (zie Alarmsymptomen voor een ernstig beloop (na beoordeling door huisarts))
- Leeftijd < 1 maand met koorts (symptomen die wijzen op een ernstige infectie zijn bij deze kinderen aspecifiek of ontbreken)
- Leeftijd 1- 3 maanden met koorts zonder focus
- Voor een overzicht van potentieel ernstige en zeldzame oorzaken van koorts bij kinderen, zie tabel h1.
- Ernstig zieke indruk
- Snelle achteruitgang
- Veranderd bewustzijn (reageert niet op sociale prikkels, wordt niet alert of blijft niet alert na stimulering, onrust of agitatie)
- Zwak, op hoge toon of continu huilen
- Meningeale prikkelingsverschijnselen en/of bomberende fontanel
- Ernstige dehydratie of een verhoogde kans op dehydratie bij kinderen < 3 maanden (aanhoudend braken met of zonder diarree, verlengde CRT, verminderde huidturgor)
- Petechiën of purpura
- Verminderde circulatie
- Lijkbleek, grauwe of gemarmerde huid
- Kreunen
- Ernstige tachy- en/of dyspneu, intrekkingen, irregulaire ademhaling bij kinderen > 6 maanden
- Atypische convulsie bij koorts, status epilepticus
Kinderen zonder alarmsymptomen of instabiele ABCD (geen hoog risico), en:
- leeftijd 1-3 maanden en koorts met focus
- relevante comorbiditeit (zoals aandoeningen van hart en/of longen, diabetes)
- gecompromitteerde immuunstatus of gebruik van immuunmodulerende medicatie
- ≥ 1 van de symptomen voor intermediair risico
Symptomen die wijzen op intermediair risico
- Door ouders gerapporteerde ernstige bleekheid
- Activiteit:
- niet normaal reageren op sociale prikkels, niet lachen
- alleen alert worden na stimulering
- verminderde activiteit
- Ziekte-ernst of ziektebeloop volgens ouders anders dan eerdere ziekte-episoden
- Matig zieke indruk volgens zorgverlener
- Respiratoir:
- neusvleugelen
- crepitaties bij auscultatie
- (milde) tachypneu en/of dyspneu
- Circulatie en hydratiestatus:
- (milde) tachycardie
- droge slijmvliezen
- verminderde vochtinname bij kinderen < 2 jaar
- verminderde urineproductie
- Overige: zwelling, functiebeperking of niet kunnen belasten van een gewricht of ledemaat zonder voorafgaand trauma, zonder zieke indruk en zonder roodheid of warmte van het gewricht
Kinderen > 3 maanden zonder alarmsymptomen en symptomen passend bij intermediair risico.
- De focus bepaalt voor een groot deel het beloop. Meestal is het beloop gunstig of eenvoudig te beïnvloeden; zie de desbetreffende NHG-Standaarden)
- Koorts na recente vaccinatie is aannemelijk:
- bij vaccinatie < 24-48 uur geleden (geïnactiveerd vaccin zoals DKTP)
- bij vaccinatie < 5-12 dagen geleden (levend verzwakt vaccin zoals BMR)
Handvat Risicobepaling bij kinderen met koorts
Bepaal het beleid op basis van de mate van ziek-zijn en de inschatting van het risico op een ernstig beloop (zie Handvat Risicobepaling bij kinderen met koorts).
Geef uitleg over de betekenis van koorts als normaal symptoom van afweer. Sluit in de voorlichting aan op de beleving, achtergrond en eerdere ervaringen van de ouders. Koorts kan afhankelijk van de culturele achtergrond een andere betekenis of lading hebben.
Zie ook: Detail nr. 15 Voorlichting en advies
- Geef voorlichting over de functie van koorts, de methode van temperatuurmeting en het te verwachten beloop.
- Adviseer extra drinken te geven. Koorts zorgt voor meer vochtverlies.
- Geef informatie over de duur van koorts. Als er bij de eerste presentatie geen complicaties zijn, is 50% van de kinderen koortsvrij op dag 4 van de totale koortsperiode, op dag 7 is dit 75% en op dag 10 is het 90%.
- De mate van ziek-zijn van het kind is belangrijker dan de hoogte van de koorts. Adviseer ouders het kind goed te observeren en te letten op gedragsverandering. Het is normaal dat de lichaamstemperatuur wisselt gedurende de dag.
- Bespreek bij koorts met onduidelijke focus dat er niet altijd een oorzaak voor de koorts wordt gevonden.
Zie ook: Detail nr. 16 Voorlichting
- Geef de ouders een vangnetadvies om een ernstig beloop vroegtijdig te kunnen onderkennen. Spits het vangnetadvies toe op de situatie van het kind.
- Spreek bij een intermediair risico op een gecompliceerd beloop zo nodig een (telefonische) herbeoordeling af.
- Geef informatie over symptomen waarbij de ouders opnieuw contact moeten opnemen:
- anders ziek-zijn dan de ouders gewend zijn
- sufheid
- ontroostbaar huilen
- kreunen
- minder dan de helft van normaal drinken en/of < 1 natte luier per 12 uur
- aanhoudend braken (braken gaat maar door, meerdere keren per uur, ook met lege maag, met of zonder diarree)
- niet-wegdrukbare, rode vlekjes (petechiën of purpura)
- veranderde huidskleur (grauw, bleek, vlekkerig, gemarmerd) of blauwe lippen
- kortademigheid of snelle ademhaling, hoorbare ademhaling met kwijlen, periodes van ademstilstand
- aanwijzingen voor een koortsconvulsie, trekkingen
- verslechtering, onverwacht beloop, opnieuw koorts na een koortsvrije periode
- opnieuw optredende ongerustheid of een niet-pluisgevoel bij de ouders
- Bespreek met de ouders hoe, waar en bij wie ze hulp kunnen vinden (ook in ANW-uren).
- Ga na of ouders en kind de informatie hebben begrepen en of de adviezen voor hen uitvoerbaar zijn.
- Let op factoren die medebepalend zijn voor de inhoud en uitwerking van het vangnetadvies:
- de lokale situatie
- de setting (sociale en economische factoren, leefomstandigheden, laaggeletterdheid of beperkte gezondheidsvaardigheden)
- de familiaire context van de patiënt
Zie ook: Detail nr. 17 Vangnetadvies
Verwijs naar de informatie op thuisarts.nl, die gebaseerd is op deze NHG-Standaard.
- Koorts bestrijden is geen doel op zich.
- Koorts zonder focus is geen indicatie voor het geven van antibiotica.
- Overweeg (in overleg met de ouders) pijnstillende medicatie alleen bij koorts in combinatie met pijn of ongemak:
- adviseer paracetamol
- bij onvoldoende resultaat, vervang paracetamol door ibuprofen bij kinderen > 3 maanden (zie ook NHG-Standaard Pijn)
- voor doseringen, zie NHG-Standaard Pijn, tabel 4 en NHG-Standaard Pijn, tabel 8
- Bespreek met de ouders dat de reactie op pijnstillende medicatie niets zegt over de ernst van de onderliggende ziekte.
Zie ook: Detail nr. 18 Medicamenteuze behandeling
- Instrueer ouders of verzorgers bij achteruitgang contact op te nemen met de praktijk, in ANW-uren met de huisartsenpost (zie Voorlichting en advies).
- Overweeg na 24-48 uur een (telefonische) herbeoordeling te (laten) doen.
- Bij een verhoogd risico op dehydratie: zie NHG-Standaard Acute diarree).
- Bepaal het verdere beleid (conform deze standaard) aan de hand van deze herbeoordeling.
Een controleafspraak is niet nodig. Instrueer ouders en verzorgers contact op te nemen als het kind achteruitgaat (zie Voorlichting en advies).
Verwijs kinderen met koorts zo spoedig mogelijk naar de kinderarts bij een hoog risico op een ernstig beloop:
- kinderen < 1 maand met koorts
- kinderen van 1-3 maanden met koorts zonder focus, tenzij een ongecompliceerd beloop aannemelijk is en ouders vangnetadviezen goed kunnen opvolgen
- kinderen met ≥ 1 alarmsymptomen
- (vermoeden van een) ernstige aandoening waarvoor evaluatie en/of behandeling in de tweede lijn nodig is (zie tabel h1)
- vermoeden van de ziekte van Kawasaki is een reden om zo spoedig mogelijk te verwijzen, onafhankelijk van de mate van ziek-zijn; overleg laagdrempelig met de kinderarts vanwege de directe therapeutische consequenties, ook als het kind niet aan alle criteria voor Kawasaki voldoet.
Overleg met de kinderarts:
- bij intermediair risico op een ernstig beloop en twijfel over de haalbaarheid van een herbeoordeling
- bij twijfel over het te voeren beleid door diagnostische onzekerheid en/of een niet-pluisgevoel bij de huisarts
Koortsconvulsies (koortsstuipen) zijn gegeneraliseerde tonisch-klonische aanvallen bij kinderen in de leeftijd van 6 maanden tot 6 jaar, geassocieerd met koorts zonder aanwijzingen voor een infectie van het centraal zenuwstelsel of een acute elektrolytstoornis.
- Van alle kinderen maakt minstens 2-5% eenmaal een koortsconvulsie door. De meeste koortsconvulsies treden op in de leeftijd tussen 6 maanden en 6 jaar, met een piek tussen 16-18 maanden.
- Verreweg de meeste convulsies treden op in het begin van een koortsepisode. In circa de helft van de gevallen is de koortsconvulsie het eerste signaal van koorts.
- Ongeveer 1 op de 3 kinderen met een koortsconvulsie maakt bij een volgende koortsperiode een recidief door. De meeste recidieven treden op binnen 6 maanden. Het risico op een recidief is hoger bij atypische convulsies bij koorts.
- Er lijkt een genetische predispositie te zijn voor koortsconvulsies. Als ≥ 1 eerstegraads familieleden in het verleden koortsconvulsies doormaakten, is er een vergrote kans dat het kind die ook krijgt.
Zie ook: Detail nr. 19 Epidemiologie
Handel als volgt wanneer het kind niet bij bewustzijn is of nog convulsies heeft.
Zie ook: Detail nr. 20 ABCDE-instabiel
- Wijs de ouders op het belang van vrijhouden van de ademweg (zorg ervoor dat de ouders het kind op de zij draaien). Dit voorkomt aspiratie en zorgt er voor dat het kind zich niet verwondt.
- Leg onmiddellijk een visite af.
- Bel eventueel gelijktijdig een ambulance met directe inzet (A0/A1-urgentie).
- Geef medicatie indien de convulsie > 5 min aanhoudt:
- midazolam (offlabel) nasaal via een mucosal atomization device (MAD) of neusspray, oromucosaal of intramusculair; herhaal bij onvoldoende effect eenmalig na 5 minuten (zie NHG-Behandelrichtlijn Geneesmiddelen en zuurstof in spoedeisende situaties en NHG | MAD intranasale verstuiver)
- als alternatief diazepam rectaal; herhaal zo nodig eenmalig na 10 minuten
- dien de medicatie niet vaker dan tweemaal toe vanwege het risico op ademdepressie
- Bel een ambulance met directe inzet (A0/A1-urgentie) en verwijs met spoed naar de kinderarts:
- indien het kind 5 minuten na toediening van midazolam of diazepam nog convulsies vertoont of hierover twijfel bestaat; geef tijdens het wachten op de ambulance de tweede gift.
- indien de convulsie > 15 minuten duurt.
- Geef, indien beschikbaar, zuurstof bij tekenen van respiratoir falen en/of vastgestelde hypoxemie (zie NHG-Behandelrichtlijn Geneesmiddelen en zuurstof in spoedeisende situaties); zuurstof heeft minder prioriteit dan midazolam of diazepam.
- Meet de glucose indien nog niet eerder verricht in het kader van de ABCDE-systematiek.
- Indien de convulsie voorbij is, zie ABCDE-stabiel.
- Voor doseringen en toedieningsvormen, zie tabel h3 en tabel h4.
| Geneesmiddel | Dosering | Werkingssnelheid en duur |
|---|---|---|
Midazolam neusspray
Midazolam injectievloeistof
|
Herhaal zo nodig eenmalig na 5 minuten Pas op voor ademdepressie vooral bij kinderen < 6 maanden |
|
Diazepam rectiole (alternatief)*
|
Herhaal zo nodig eenmalig na 10 minuten |
|
MAD = mucosal atomization device. * Bij het couperen van een koortsconvulsie of epileptische aanval kan gekozen worden voor midazolam of diazepam (bron: Kinderformularium, geraadpleegd december 2023). | ||
| Gewicht | Leeftijd bij onbekend gewicht | Dosis* | MAD† | Neusspray‡ | |
|---|---|---|---|---|---|
| Ampul 5 mg/ml | 0,5 mg/spray | 2,5 mg/spray | |||
| 2,5-5 kg | < 3 maanden | 0,5 mg | 0,1 ml | 1 spray | |
| 5-7,5 kg | 3-8 maanden | 1 mg | 0,2 ml | 2 sprays | |
| 7,5-10 kg | 8-12 maanden | 1,5 mg | 0,3 ml | 3 sprays | |
| 10-12,5 kg | 1-2 jaar | 2 mg | 0,4 ml | 4 sprays | |
| 12,5-25 kg | 2-8 jaar | 2,5 mg | 0,5 ml | 1 spray | |
| 25-37,5 kg | 8-11 jaar | 5 mg | 1 ml | 2 sprays | |
| 37,5-50 kg | 11-14 jaar | 7,5 mg | 1,5 ml | 3 sprays | |
* Doseringen gelden ook voor oromucosale en intramusculaire toediening. † Mucosal atomization device (MAD): verdeel over 2 neusgaten bij ≥ 0,4 ml. Maximale dosis per neusgat 1 ml. Gebruik een spuit met nauwkeurige maatverdeling (1 ml). Trek ruim (0,1 ml extra) injectievloeistof op in verband met dode ruimte in de MAD. Bevestig de MAD op de luerlockspuit en ontlucht tot het gewenste volume in de spuit zit. ‡ Neusspray: verdeel over 2 neusgaten bij ≥ 2 sprays. | |||||
Toedieningsvormen van benzodiazepinen
- Intraveneuze toediening van een benzodiazepine werkt sneller dan intramusculaire, oromucosale, rectale of nasale toediening, maar dit weegt niet op tegen het tijdverlies door het aanbrengen van een infuusnaald.
- Bij het couperen van een koortsconvulsie kan gekozen worden voor midazolam (nasaal, oromucosaal of intramusculair) of als alternatief diazepam (rectaal). Midazolam is sneller en mogelijk effectiever dan diazepam per rectiole. Daarentegen kost het berekenen van de juiste dosering midazolam en het eventueel optrekken uit een ampul ook tijd.
- Midazolam nasaal kan zowel als kant-en-klare neusspray als met een MAD gegeven worden (zie NHG-Behandelrichtlijn Geneesmiddelen en zuurstof in spoedeisende situaties). Toediening via een MAD heeft de voorkeur gezien de kosten.
- Midazolam injectievloeistof kan oromucosaal worden toegediend.
Handel als volgt wanneer het kind weer bij bewustzijn is of geen convulsies meer heeft.
- Zoek naar een focus van de koorts. Zoek in het bijzonder naar de verschijnselen van meningitis of encefalitis.
- De kenmerkende symptomen van meningitis of encefalitis zijn moeilijk te beoordelen in de postictale fase en bij kinderen < 1 jaar. Ze kunnen na het gebruik van midazolam of diazepam gemaskeerd zijn.
- Beoordeel bij twijfel over de mate van herstel na toediening van midazolam of diazepam het kind nogmaals na de postictale fase (ca. 1 uur na begin convulsie). Indien het kind volledig is hersteld, is herbeoordeling niet nodig.
Maak onderscheid tussen typische koortsconvulsies en atypische convulsies bij koorts. Dit onderscheid is vooral van belang voor de kans op het ontwikkelen van epilepsie, minder voor de kans op een ernstige infectie van het centraal zenuwstelsel.
Gegeneraliseerde convulsie: aanhoudende strekkramp (tonisch gedeelte) gevolgd door een serie gegeneraliseerde schokken (clonisch gedeelte), waarna een postictale periode van verlaagd bewustzijn intreedt met ten slotte volledig herstel binnen 60 minuten. Na het toedienen van midazolam of diazepam kan het bewustzijn gemaskeerd zijn.
- Treedt eenmaal op per koortsepisode.
- Duurt < 15 minuten.
- Treedt op bij kinderen van 6 maanden tot 6 jaar.
Partieel of complexe convulsie: uitval van een gedeelte van de hersenen, resulterend in unilaterale of gedeeltelijke uitval, strekkramp of schokken, bijvoorbeeld in 1 arm of been. Staat in tegenstelling tot gegeneraliseerde symmetrische uitval, strekkramp of schokken.
- Duurt > 15 minuten of geen volledig herstel na 60 minuten, of
- Recidiveert in dezelfde koortsepisode.
Zie ook: Detail nr. 21 Atypische convulsie bij koorts
Benadruk het goedaardige karakter van een typische koortsconvulsie en verwijs naar de informatie over koortsstuip op thuisarts.nl. Leg het volgende uit:
- Een koortsstuip is een aanval van trekkingen met armen en benen bij kinderen met koorts tussen 6 maanden en 6 jaar waarbij het kind het bewustzijn verliest. Het komt bij 1 op de 20 kinderen voor.
- Koortsstuipen veroorzaken geen schade aan de hersenen en bij een gewone koortsstuip is geen aanvullend onderzoek nodig.
- De kans op epilepsie is niet verhoogd bij kinderen met een typische koortsstuip.
- Bespreek het risico op herhaling in een volgende koortsepisode (1 op de 3 kinderen).
- Treedt een recidief op in dezelfde koortsepisode, dan is er sprake van een atypische convulsie bij koorts. Instrueer de ouders om direct contact op te nemen als er sprake is van een atypische convulsie bij koorts.
- Bied een vervolgconsult aan voor het bespreken van eventuele zorgen.
Zie ook: Detail nr. 22 Voorlichting en advies
Bespreek de handelwijze bij recidief in een volgende koortsepisode. Overweeg midazolam neusspray (sneller werkzaam, gemakkelijker in gebruik) of diazepam rectiole, met instructie voor het gebruik in geval van een recidief.
We bevelen anticonvulsiva niet aan om een recidief koortsconvulsie te voorkomen.
We bevelen antipyretische profylaxe met paracetamol niet aan om een recidief koortsconvulsie te voorkomen.
Zie ook: Detail nr. 23 Paracetamol
We bevelen antipyretische profylaxe met NSAID niet aan om een recidief koortsconvulsie te voorkomen.
Zie ook: Detail nr. 24 NSAID
Verwijs met spoed naar de kinderarts bij tekenen van meningitis:
- meningeale prikkelingsverschijnselen
- persisterende focale uitval
- petechiën
- verlaagd bewustzijn
Consulteer of verwijs met spoed naar kinderarts of kinderneuroloog bij:
- atypische convulsie bij koorts:
- convulsie met focale kenmerken
- recidief convulsie binnen dezelfde koortsepisode
- convulsieduur > 15 min
- convulsie met onvolledig herstel na 1 uur
- kinderen < 6 maanden of ≥ 6 jaar met een convulsie bij koorts
- neurologische aandoening in de voorgeschiedenis
- twijfel of het kind na de postictale fase volledig hersteld is, of onmogelijkheid voor herbeoordeling na de postictale fase
- diagnostische onzekerheid of niet-pluisgevoel
Referenties
-
Whybrew K, Murray M, Morley C. Diagnosing fever by touch: observational study. BMJ 1998;317:321.
-
Craig JV, Lancaster GA, Williamson PR, Smyth RL. Temperature measured at the axilla compared with rectum in children and young people: systematic review. BMJ 2000;320:1174–8.
-
Zhen C, Xia Z, Long L, Pu Y. Accuracy of infrared ear thermometry in children: a meta-analysis and systematic review. Clin Pediatr (Phila) 2014;53:1158–65.
-
Zhen C, Xia Z, Ya Jun Z, Long L, Jian S, Gui Ju C, et al. Accuracy of infrared tympanic thermometry used in the diagnosis of Fever in children: a systematic review and meta-analysis. Clin Pediatr (Phila) 2015;54:114–26.
-
NVK. Koorts bij kinderen op de Spoedeisende Hulp. Federatie Medisch Specialisten 2024.
-
Bes J, Heins M, Van der Hout V, Baarda E, Knottnerus B, Hasselaar J, et al. Zorg door de huisarts (2024):[1–192 pp.].
-
Van der Linden MW, Westert GP, De Bakker DH, Schellevis FG. Tweede nationale studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartspraktijk: klachten en aandoeningen in de bevolking en in de huisartspraktijk. Utrecht/Bilthoven: NIVEL/Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, 2004.
-
Lamberts H. In het huis van de huisarts: verslag van het transitieproject. Lelystad: Meditekst, 1994.
-
Giesen P, Braspenning J. Huisartsenpost: gewone klachten met acuut karakter (2004):[1 p.].
-
De Bont EG, Loonen N, Hendrix DA, Lepot JM, Dinant GJ, Cals JW. Childhood fever: a qualitative study on parents' expectations and experiences during general practice out-of-hours care consultations. BMC Fam Pract 2015;16:131.
-
Kool M. Febrile children at a general practice out-of-hours service. Rotterdam: Erasmus MC, afdeling huisartsgeneeskunde; 2015a.
-
Van den Bruel A, Aertgeerts B, Bruyninckx R, Aerts M, Buntinx F. Signs and symptoms for diagnosis of serious infections in children: a prospective study in primary care. Br J Gen Pract 2007;57:538–46.
-
Van den Bruel A, Haj-Hassan T, Thompson M, Buntinx F, Mant D. Diagnostic value of clinical features at presentation to identify serious infection in children in developed countries: a systematic review. Lancet 2010;375:834–45.
-
Biondi EA, Lee B, Ralston SL, Winikor JM, Lynn JF, Dixon A, et al. Prevalence of bacteremia and bacterial meningitis in febrile neonates and infants in the second month of life: a systematic review and meta-analysis. JAMA Netw Open 2019;2:e190874.
-
Van den Bruel A, Bartholomeeusen S, Aertgeerts B, Truyers C, Buntinx F. Serious infections in children: an incidence study in family practice. BMC Fam Pract 2006;7:23.
-
Veldhoen ES, Wolfs TF, van Vught AJ. Changes in infectious disease mortality among children in the Netherlands. Eur J Pediatr 2009;168:465–8.
-
Bernheim HA, Block LH, Atkins E. Fever: pathogenesis, pathophysiology, and purpose. Ann Intern Med 1979;91:261–70.
-
Biddle C. The neurobiology of the human febrile response. Aana j 2006;74:145–50.
-
Dinarello CA. Interleukin-1 and the pathogenesis of the acute-phase response. N Engl J Med 1984;311:1413–8.
-
Dinarello CA. Infection, fever, and exogenous and endogenous pyrogens: some concepts have changed. J Endotoxin Res 2004;10:201–22.
-
Dinarello CA, Cannon JG, Wolff SM. New concepts on the pathogenesis of fever. Rev Infect Dis 1988;10:168–89.
-
Endres S, van der Meer JW, Dinarello CA. Interleukin-1 in the pathogenesis of fever. Eur J Clin Invest 1987;17:469–74.
-
Kumar V, Abbas AK, N. F, Robbins SL, Cotran RS. Robbins and Cotran pathologic basis of disease (7th ed.): Elsevier Saunders, 2005.
-
Roberts NJ, Jr. Temperature and host defense. Microbiol Rev 1979;43:241–59.
-
Behrman RE, Kliegman R, Jenson HB. Nelson Textbook of Pediatrics. The Nurse Practitioner 2004;29:31.
-
Monteny M, Berger MY, van der Wouden JC, Broekman BJ, Koes BW. Triage of febrile children at a GP cooperative: determinants of a consultation. Br J Gen Pract 2008;58:242–7.
-
Kool M. Children with fever at a general practice out-of-hours service. 2015b:173.
-
Bachur RG, Michelson KA, Neuman MI, Monuteaux MC. Temperature-Adjusted Respiratory Rate for the Prediction of Childhood Pneumonia. Acad Pediatr 2019;19:542–8.
-
Balamuth F, Alpern ER, Grundmeier RW, Chilutti M, Weiss SL, Fitzgerald JC, et al. Comparison of Two Sepsis Recognition Methods in a Pediatric Emergency Department. Acad Emerg Med 2015;22:1298–306.
-
Borensztajn D, Hagedoorn NN, Carrol E, von Both U, Dewez JE, Emonts M, et al. Characteristics and management of adolescents attending the ED with fever: a prospective multicentre study. BMJ Open 2022;12:e053451.
-
Brent AJ, Lakhanpaul M, Thompson M, Collier J, Ray S, Ninis N, et al. Risk score to stratify children with suspected serious bacterial infection: observational cohort study. Arch Dis Child 2011;96:361–7.
-
Chong SL, Ong GY, Chin WYW, Chua JM, Nair P, Ong ASZ, et al. A retrospective review of vital signs and clinical outcomes of febrile infants younger than 3 months old presenting to the emergency department. PLoS One 2018;13:e0190649.
-
Craig JC, Williams GJ, Jones M, Codarini M, Macaskill P, Hayen A, et al. The accuracy of clinical symptoms and signs for the diagnosis of serious bacterial infection in young febrile children: prospective cohort study of 15 781 febrile illnesses. Bmj 2010;340:c1594.
-
Erell Y, Youngster I, Abu-Kishk I, Kozer E. Shivering in Febrile Children: Frequency and Usefulness in Predicting Serious Bacterial Infections - A Prospective Case-Control Study. J Pediatr 2017;190:258–60.e1.
-
Fayyaz J, Rehman A, Hamid A, Khursheed M, Zia N, Feroze A. Age related clinical manifestation of acute bacterial meningitis in children presenting to emergency department of a tertiary care hospital. J Pak Med Assoc 2014;64:296–9.
-
Hagedoorn NN, Borensztajn D, Nijman RG, Nieboer D, Herberg JA, Balode A, et al. Development and validation of a prediction model for invasive bacterial infections in febrile children at European Emergency Departments: MOFICHE, a prospective observational study. Arch Dis Child 2021;106:641–7.
-
Haj-Hassan TA, Thompson MJ, Mayon-White RT, Ninis N, Harnden A, Smith LF, et al. Which early 'red flag' symptoms identify children with meningococcal disease in primary care? Br J Gen Pract 2011;61:e97–104.
-
Haji S, Ouchinsky Z, Djoumoi B, Benoit-Cattin T, Chamouine A. Epidemiology of serious bacterial infection in febrile infants under 3 months of age and diagnostic management in Mayotte. Arch Pediatr 2021;28:553–8.
-
Bustinduy AL, Chis Ster I, Shaw R, Irwin A, Thiagarajan J, Beynon R, et al. Predictors of fever-related admissions to a paediatric assessment unit, ward and reattendances in a South London emergency department: the CABIN 2 study. Arch Dis Child 2017;102:22–8.
-
Kerkhof E, Lakhanpaul M, Ray S, Verbakel JY, Van den Bruel A, Thompson M, et al. The predictive value of the NICE "red traffic lights" in acutely ill children. PLoS One 2014;9:e90847.
-
Khoo ZX, Chua C, Yap ZM, Koh JC, Chong SX, Wijedasa NHY, et al. A retrospective review of serious infections in febrile infants 0–90 days old. Proceedings of Singapore Healthcare 2022;31:20101058211026003.
-
Kohlmaier B, Leitner M, Hagedoorn NN, Borensztajn DM, von Both U, Carrol ED, et al. European study confirms the combination of fever and petechial rash as an important warning sign for childhood sepsis and meningitis. Acta Paediatr 2023;112:1058–66.
-
Lee HN, Kwak YH, Jung JY, Lee SU, Park JW, Kim DK. Are parents' statements reliable for diagnosis of serious bacterial infection among children with fever without an apparent source?: A retrospective study. Medicine (Baltimore) 2019;98:e17530.
-
Molyneaux ND, Liang TZ, Chao JH, Sinert RH. Rochester Criteria and Yale Observation Scale Score to Evaluate Febrile Neonates with Invasive Bacterial Infection. J Emerg Med 2022;63:159–68.
-
Nijman RG, Vergouwe Y, Thompson M, van Veen M, van Meurs AH, van der Lei J, et al. Clinical prediction model to aid emergency doctors managing febrile children at risk of serious bacterial infections: diagnostic study. Bmj 2013;346:f1706.
-
Spruijt B, Vergouwe Y, Nijman RG, Thompson M, Oostenbrink R. Vital signs should be maintained as continuous variables when predicting bacterial infections in febrile children. J Clin Epidemiol 2013;66:453–7.
-
Urbane UN, Gaidule-Logina D, Gardovska D, Pavare J. Value of parental concern and clinician's gut feeling in recognition of serious bacterial infections: a prospective observational study. BMC Pediatr 2019;19:219.
-
Van den Bruel A, Thompson M, Buntinx F, Mant D. Clinicians' gut feeling about serious infections in children: observational study. BMJ 2012;345:e6144.
-
Verbakel JY, Van den Bruel A, Thompson M, Stevens R, Aertgeerts B, Oostenbrink R, et al. How well do clinical prediction rules perform in identifying serious infections in acutely ill children across an international network of ambulatory care datasets? BMC Med 2013;11:10.
-
Waterfield T, Lyttle MD, Munday C, Foster S, McNulty M, Platt R, et al. Validating clinical practice guidelines for the management of febrile infants presenting to the emergency department in the UK and Ireland. Arch Dis Child 2022;107:329–34.
-
Wittmann S, Jorgensen R, Oostenbrink R, Moll H, Herberg J, Levin M, et al. Heart rate and respiratory rate in predicting risk of serious bacterial infection in febrile children given antipyretics: prospective observational study. Eur J Pediatr 2023;182:2205–14.
-
Van Ierland Y, Elshout G, Berger MY, Vergouwe Y, De Wilde M, Van der Lei J, et al. Translation of clinical prediction rules for febrile children to primary care practice: an observational cohort study. Br J Gen Pract 2015;65:e224–33.
-
Bos DAG, De Burghgraeve T, De Sutter A, Buntinx F, Verbakel JY. Clinical prediction models for serious infections in children: external validation in ambulatory care. BMC Med 2023;21:151.
-
Verbakel JY, Lemiengre MB, De Burghgraeve T, De Sutter A, Aertgeerts B, Bullens DM, et al. Validating a decision tree for serious infection: diagnostic accuracy in acutely ill children in ambulatory care. BMJ Open 2015;5:e008657.
-
Kool M, Elshout G, Moll HA, Koes BW, van der Wouden JC, Berger MY. Duration of fever and course of symptoms in young febrile children presenting with uncomplicated illness. J Am Board Fam Med 2013;26:445–52.
-
Elshout G, Monteny M, van der Wouden JC, Koes BW, Berger MY. Duration of fever and serious bacterial infections in children: a systematic review. BMC Fam Pract 2011;12:33.
-
Elshout G, Kool M, Bohnen AM, Koes BW, Moll HA, Berger MY. Predicting prolonged duration of fever in children: a cohort study in primary care. Br J Gen Pract 2015;65:e578–84.
-
NICE. Fever in under 5s: assessment and initial management. 2021.
-
WAKR. Ziekte van Kawasaki Diagnostiek, behandeling en follow-up. 2021.
-
Tacke CE, Breunis WB, Pereira RR, Breur JM, Kuipers IM, Kuijpers TW. Five years of Kawasaki disease in the Netherlands: a national surveillance study. Pediatr Infect Dis J 2014;33:793–7.
-
Chen S, Dong Y, Kiuchi MG, Wang J, Li R, Ling Z, et al. Coronary Artery Complication in Kawasaki Disease and the Importance of Early Intervention : A Systematic Review and Meta-analysis. JAMA Pediatr 2016;170:1156–63.
-
Kobayashi T, Ayusawa M, Suzuki H, Abe J, Ito S, Kato T, et al. Revision of diagnostic guidelines for Kawasaki disease (6th revised edition). Pediatr Int 2020;62:1135–8.
-
Van Lier EA, Hamet JM, Knijff M, Westra M, Giesbers H, Drijfhout IH, et al. RIVM: vaccinatiegraad Rijksvaccinatieprogramma Nederland. 2024.
-
Van Lier EA, Hament JM, Knijff M, Westra M, Ernst A, Giesbers H, et al. RIVM: vaccinatiegraad en jaarverslag rijksvaccinatieprogramma Nederland 2022-2023. 2022–2023.
-
Snoek L, Gonçalves BP, Horváth-Puhó E, van Kassel MN, Procter SR, Søgaard KK, et al. Short-term and long-term risk of mortality and neurodevelopmental impairments after bacterial meningitis during infancy in children in Denmark and the Netherlands: a nationwide matched cohort study. The Lancet Child & Adolescent Health 2022;6:633–42.
-
Van de Beek D, Brouwer MC, Koedel U, Wall EC. Community-acquired bacterial meningitis. Lancet 2021;398:1171–83.
-
NVK. Bacteriële meningitis. NVK 2022.
-
NRLBM. Bacterial meningitis in the Netherlands, annual report 2023. Nederlands Referentie Laboratorium voor Bacteriële Meningitis (NRLBM), 2023.
-
Snoek L, van Kassel MN, Koelman DLH, van der Ende A, van Sorge NM, Brouwer MC, et al. Recurrent bacterial meningitis in children in the Netherlands: a nationwide surveillance study. BMJ Open 2023;13:e077887.
-
Geurts DHF, Moll HA. Alarmsymptomen van meningitis bij kinderen met koorts. Ned Tijdschr Geneeskd. 2010:1–5.
-
Winterberg DH. [Exanthema in children]. Ned Tijdschr Geneeskd 1996;140:1494–9.
-
Thomas KE, Hasbun R, Jekel J, Quagliarello VJ. The diagnostic accuracy of Kernig's sign, Brudzinski's sign, and nuchal rigidity in adults with suspected meningitis. Clin Infect Dis 2002;35:46–52.
-
Van Eeuwijk JS, Brand PLP. 'Nekstijfheid' bij kinderen: wel of geen meningitis? (2003); 147:[321–3 pp.].
-
Granier S, Owen P, Pill R, Jacobson L. Recognising meningococcal disease in primary care: qualitative study of how general practitioners process clinical and contextual information. Bmj 1998;316:276–9.
-
Roord JJ, Kaandorp CJ. [CBO-guideline 'Bacterial meningitis']. Ned Tijdschr Geneeskd 2001;145:211–4.
-
Thompson MJ, Ninis N, Perera R, Mayon-White R, Phillips C, Bailey L, et al. Clinical recognition of meningococcal disease in children and adolescents. Lancet 2006;367:397–403.
-
Fleming S, Gill P, Jones C, Taylor JA, Van den Bruel A, Heneghan C, et al. Validity and reliability of measurement of capillary refill time in children: a systematic review. Arch Dis Child 2015a;100:239–49.
-
WHO. Management of the child with a serious infection or severe malnutrition: Guidelines for care at the first-referral level in developing countries. 2000.
-
Fleming S, Gill PJ, Van den Bruel A, Thompson M. Capillary refill time in sick children: a clinical guide for general practice. Br J Gen Pract 2016;66:587.
-
Fleming S, Gill P, Jones C, Taylor JA, Van den Bruel A, Heneghan C, et al. The Diagnostic Value of Capillary Refill Time for Detecting Serious Illness in Children: A Systematic Review and Meta-Analysis. PLoS One 2015b;10:e0138155.
-
De Vos-Kerkhof E, Krecinic T, Vergouwe Y, Moll HA, Nijman RG, Oostenbrink R. Comparison of peripheral and central capillary refill time in febrile children presenting to a paediatric emergency department and its utility in identifying children with serious bacterial infection. Arch Dis Child 2017;102:17–21.
-
Nijman RG, Thompson M, van Veen M, Perera R, Moll HA, Oostenbrink R. Derivation and validation of age and temperature specific reference values and centile charts to predict lower respiratory tract infection in children with fever: prospective observational study. Bmj 2012;345:e4224.
-
Van Hecke O, Raymond M, Lee JJ, Turner P, Goyder CR, Verbakel JY, et al. In-vitro diagnostic point-of-care tests in paediatric ambulatory care: A systematic review and meta-analysis. PLoS One 2020;15:e0235605.
-
Rebnord IK, Sandvik H, Mjelle AB, Hunskaar S. Factors predicting antibiotic prescription and referral to hospital for children with respiratory symptoms: secondary analysis of a randomised controlled study at out-of-hours services in primary care. BMJ Open 2017;7:e012992.
-
Van den Bruel A, Jones C, Thompson M, Mant D. C-reactive protein point-of-care testing in acutely ill children: a mixed methods study in primary care. Arch Dis Child 2016;101:382–5.
-
Verbakel JY, Lemiengre MB, De Burghgraeve T, De Sutter A, Aertgeerts B, Shinkins B, et al. Should all acutely ill children in primary care be tested with point-of-care CRP: a cluster randomised trial. BMC Med 2016;14:131.
-
Verbakel JY, Lee JJ, Goyder C, Tan PS, Ananthakumar T, Turner PJ, et al. Impact of point-of-care C reactive protein in ambulatory care: a systematic review and meta-analysis. BMJ Open 2019;9:e025036.
-
Keuning MW, Klarenbeek NN, Bout HJ, Broer A, Draaijer M, Hol J, et al. Prospective multicenter evaluation of adherence to the Dutch guideline for children aged 0-16 years with fever without a source-febrile illness in children (FINCH) study. Eur J Pediatr 2024;183:2921–33.
-
Klarenbeek NN, Keuning M, Hol J, Pajkrt D, Plötz FB. Fever without an apparent source in young infants: a multicenter retrospective evaluation of adherence to the Dutch guidelines. Pediatr Infect Dis J 2020;39:1075–80.
-
Tan VSR, Ong GY, Lee KP, Ganapathy S, Chong SL. Pyrexia in a young infant - is height of fever associated with serious bacterial infection? BMC Pediatr 2022;22:188.
-
Van de Maat J, Jonkman H, van de Voort E, Mintegi S, Gervaix A, Bressan S, et al. Measuring vital signs in children with fever at the emergency department: an observational study on adherence to the NICE recommendations in Europe. Eur J Pediatr 2020;179:1097–106.
-
Hopayian K. Identifying serious bacterial illness in children: is it time to show the red card to NICE's red flags? Br J Gen Pract 2023;73:426–7.
-
Blyth MH, Cannings-John R, Hay AD, Butler CC, Hughes K. Is the NICE traffic light system fit-for-purpose for children presenting with undifferentiated acute illness in primary care? Arch Dis Child 2022;107:444–9.
-
Taylor C. Managing infants with pyrexia. Nurs Times 2006;102:42–3.
-
Vicens-Blanes F, Miró-Bonet R, Molina-Mula J. Analysis of the perceptions, knowledge and attitudes of parents towards fever in children: A systematic review with a qualitative meta-synthesis. J Clin Nurs 2023;32:969–95.
- Crocetti M, Moghbeli N, Serwint J. Fever phobia revisited: have parental misconceptions about fever changed in 20 years? Pediatrics 2001;107:1241–6.
- Eskerud JR, Hoftvedt BO, Laerum E. Fever: knowledge, perception and attitudes. Results from a Norwegian population study. Fam Pract 1991;8:32–6.
- Kai J. What worries parents when their preschool children are acutely ill, and why: a qualitative study. Bmj 1996;313:983–6.
-
Miller AC, Koeneman SH, Suneja M, Cavanaugh JE, Polgreen PM. Diurnal temperature variation and the implications for diagnosis and infectious disease screening: a population-based study. Diagnosis (Berl) 2023;11:54–62.
- Blumenthal I. What parents think of fever. Fam Pract 1998;15:513–8.
-
De Bont EGPM, Dinant GJ, Elshout G, van Well G, Francis NA, Winkens B, et al. Booklet for childhood fever in out-of-hours primary care: a cluster-randomized controlled trial. Ann Fam Med 2018;16:314–21.
- Jones CH, Neill S, Lakhanpaul M, Roland D, Singlehurst-Mooney H, Thompson M. Information needs of parents for acute childhood illness: determining 'what, how, where and when' of safety netting using a qualitative exploration with parents and clinicians. BMJ Open 2014;4:e003874.
-
Nijman RG, Oostenbrink R, Dons EM, Bouwhuis CB, Moll HA. Parental fever attitude and management: influence of parental ethnicity and child's age. Pediatr Emerg Care 2010;26:339–42.
-
Roland D, Jones C, Neill S, Thompson M, Lakhanpaul M. Safety netting in healthcare settings: what it means, and for whom? Arch Dis Child Educ Pract Ed 2014;99:48–53.
-
Burvenich R, Heytens S, De Sutter A, Struyf T, Toelen J, Verbakel JY. Towards an international consensus on safety netting advice for acutely ill children presenting to ambulatory care: a modified e-Delphi procedure. Arch Dis Child 2024a;109:93–9.
-
Almond S, Mant D, Thompson M. Diagnostic safety-netting. Br J Gen Pract 2009;59:872–4; discussion 4.
-
Pharos. Geef me raad. Handboek deskundigheidsbevordering ggz-professionals geestelijke gezondheidszorg Somaliërs (2009). http://www.pharos.nl/uploads/_site_1/Pdf/Folders/Geef_me_raad-ggz_professionals.pdf (2009).
-
Burvenich R, Bos DA, Lowie L, Peeters K, Toelen J, Wynants L, et al. Effectiveness of safety netting approaches for acutely ill children: a network meta-analysis. Br J Gen Pract 2024b.
-
Baker MD, Monroe KW, King WD, Sorrentino A, Glaeser PW. Effectiveness of fever education in a pediatric emergency department. Pediatr Emerg Care 2009;25:565–8.
-
Merlo F, Falvo I, Caiata-Zufferey M, Schulz PJ, Milani GP, Simonetti GD, et al. New insights into fever phobia: a pilot qualitative study with caregivers and their healthcare providers. Eur J Pediatr 2023;182:651–9.
-
Rupe A, Ahlers-Schmidt CR, Wittler R. A comparison of perceptions of fever and fever phobia by ethnicity. Clin Pediatr (Phila) 2010;49:172–6.
-
Langer T, Pfeifer M, Soenmez A, Tarhan B, Jeschke E, Ostermann T. Fearful or functional--a cross-sectional survey of the concepts of childhood fever among German and Turkish mothers in Germany. BMC Pediatr 2011;11:41.
-
Tessler H, Gorodischer R, Press J, Bilenko N. Unrealistic concerns about fever in children: the influence of cultural-ethnic and sociodemographic factors. Isr Med Assoc J 2008;10:346–9.
-
Mangrio E, Wremp A, Moghaddassi M, Merlo J, Bramhagen AC, Rosvall M. Antibiotic use among 8-month-old children in Malmö, Sweden--in relation to child characteristics and parental sociodemographic, psychosocial and lifestyle factors. BMC Pediatr 2009;9:31.
-
De Bont EG, Brand PL, Dinant GJ, van Well GT, Cals J. Risks and benefits of paracetamol in children with fever. Ned Tijdschr Geneeskd 2014;158:A6636.
-
Meremikwu M, Oyo-Ita A. Paracetamol for treating fever in children. Cochrane Database Syst Rev 2002;2002:Cd003676.
-
Gupta H, Shah D, Gupta P, Sharma KK. Role of paracetamol in treatment of childhood Fever: a double-blind randomized placebo controlled trial. Indian Pediatr 2007;44:903–11.
-
Baker MD, Fosarelli PD, Carpenter RO. Childhood fever: correlation of diagnosis with temperature response to acetaminophen. Pediatrics 1987;80:315–8.
-
Richardson AC, Roghmann KJ, White KC. Use of clinical observation scales following antipyretic therapy to predict serious illness in febrile children. Am J Dis Child 1999.
-
Torrey SB, Henretig F, Fleisher G, Goldstein RM, Ardire A, Ludwig S, et al. Temperature response to antipyretic therapy in children: relationship to occult bacteremia. Am J Emerg Med 1985;3:190–2.
-
Weisse ME, Miller G, Brien JH. Fever response to acetaminophen in viral vs. bacterial infections. Pediatr Infect Dis J 1987;6:1091–4.
-
Yamamoto LT, Wigder HN, Fligner DJ, Rauen M, Dershewitz RA. Relationship of bacteremia to antipyretic therapy in febrile children. Pediatr Emerg Care 1987;3:223–7.
-
Vink R, Offringa M, Van der Does E. Het beleid van huisartsen bij convulsies met koorts (1990); 33:[5 p.].
-
Speelman-Verburgh ME, Bruijnzeels MA, Van Suijlekom-Smit LWA, Van der Velden J, Hoes AW, Van der Wouden JC. De incidentie van koortsconvulsies bij kinderen van 3-72 maanden oud. Ned Tijdschr Geneeskd 1996.
-
Verity CM, Butler NR, Golding J. Febrile convulsions in a national cohort followed up from birth. I--Prevalence and recurrence in the first five years of life. Br Med J (Clin Res Ed) 1985;290:1307–10.
-
Offringa M, Hazebroek-Kampschreur AA, Derksen-Lubsen G. Prevalence of febrile seizures in Dutch schoolchildren. Paediatr Perinat Epidemiol 1991;5:181–8.
-
Brouwer OF, Kamphuis DJ, Begeer JH. [Febrile convulsions: prognosis and treatment]. Ned Tijdschr Geneeskd 1996;140:1801–4.
-
NVN. Richtlijn Epilepsie (2023). https://richtlijnendatabase.nl/richtlijn/epilepsie/startpagina_-_epilepsie.html, geraadpleegd november 2024.
-
Waruiru C, Appleton R. Febrile seizures: an update. Arch Dis Child 2004;89:751–6.
-
Chhabra R, Gupta R, Gupta LK. Intranasal midazolam versus intravenous/rectal benzodiazepines for acute seizure control in children: A systematic review and meta-analysis. Epilepsy Behav 2021;125:108390.
-
Offringa M, Moyer VA. An evidence-based approach to managing seizures associated with fever in children. West J Med 2001;175:254–9.
-
Sadleir LG, Scheffer IE. Febrile seizures. Bmj 2007;334:307–11.
-
Baumann RJ, Duffner PK. Treatment of children with simple febrile seizures: the AAP practice parameter. American Academy of Pediatrics. Pediatr Neurol 2000;23:11–7.
-
Verity CM, Greenwood R, Golding J. Long-term intellectual and behavioral outcomes of children with febrile convulsions. N Engl J Med 1998;338:1723–8.
-
SCQIM. Steering Committee on Quality Improvement and Management, Subcommittee on Febrile Seizures. Febrile seizures: clinical practice guideline for the long-term management of the child with simple febrile seizures. Pediatrics (2008); 121(6):[1281–6 pp.].
-
Hashimoto R, Suto M, Tsuji M, Sasaki H, Takehara K, Ishiguro A, et al. Use of antipyretics for preventing febrile seizure recurrence in children: a systematic review and meta-analysis. Eur J Pediatr 2021;180:987–97.
-
Uhari M, Rantala H, Vainionpää L, Kurttila R. Effect of acetaminophen and of low intermittent doses of diazepam on prevention of recurrences of febrile seizures. J Pediatr 1995;126:991–5.
-
Strengell T, Uhari M, Tarkka R, Uusimaa J, Alen R, Lautala P, et al. Antipyretic agents for preventing recurrences of febrile seizures: randomized controlled trial. Arch Pediatr Adolesc Med 2009;163:799–804.
-
Murata S, Okasora K, Tanabe T, Ogino M, Yamazaki S, Oba C, et al. Acetaminophen and Febrile Seizure Recurrences During the Same Fever Episode. Pediatrics 2018;142.
-
Offringa M, Newton R, Nevitt SJ, Vraka K. Prophylactic drug management for febrile seizures in children. Cochrane Database Syst Rev 2021;6:Cd003031.
- van Stuijvenberg M, Derksen-Lubsen G, Steyerberg EW, Habbema JD, Moll HA. Randomized, controlled trial of ibuprofen syrup administered during febrile illnesses to prevent febrile seizure recurrences. Pediatrics 1998;102:E51.