Obesitas
Richtlijnen diagnostiek bij kinderen
Naar Volledige tekst ›Anamnese
Naar Volledige tekst ›- Vraag toestemming om het over het gewicht te hebben.
- Overweeg gebruik van Checkoorzakenovergewicht.nl of de Praatplaat.
- Vraag naar:
- gewichtscontroles bij de jgz
- familieanamnese diabetes
- onderliggende oorzaken en factoren, zoals leefstijl, psychische conditie of medicatie (zie voorbeelden in tabel H1)
- obesitas ontstaan < 5 jaar, ongeremde eetlust, gewicht in vergelijking met de rest van het gezin, ontwikkelingsachterstand (vermoeden genetische oorzaak)
- gewichtsgerelateerde comorbiditeit zoals pijn in dragende gewrichten, obstructief slaapapneu, psychische klachten, overmatig drinken, dorst of plassen
Lichamelijk onderzoek
Naar Volledige tekst ›- Bepaal de BMI
- Let op aanwijzingen voor onderliggende aandoeningen:
- vetverdeling en lichaamsbouw: buffalo hump, vollemaansgezicht, overmatige vetopslag in buikregio
- huidafwijkingen: hirsutisme, striae, acne, acanthosis nigricans
- (vervroegde) puberteitskenmerken
- dysmorfe kenmerken
Aanvullend onderzoek
Naar Volledige tekst ›Bepaal bij kinderen ≥ 5 jaar met obesitas graad 1 (zie tabel H3) de nuchtere glucosewaarde.
Evaluatie
Naar Volledige tekst ›- Stel de diagnose overgewicht, obesitas of ernstige obesitas, afhankelijk van leeftijd en geslacht, zie tabel H3 en Voedingscentrum | BMI jongens en meisjes van Hindostaanse afkomst.
- Beoordeel of er sprake is van:
- risicofactoren: positieve familieanamnese diabetes, acanthosis nigricans, nuchter glucose ≥ 5,6 mmol/l bij kinderen ≥ 5 jaar met obesitas graad 1
- comorbiditeit: obstructief slaapapneu
- Bepaal het gewichtsgerelateerd gezondheidsrisico (GGR) (zie tabel H4).
- Schat in of er aanwijzingen zijn voor zeldzamere onderliggende oorzaken en factoren zoals gewichtsverhogende medicatie, afbuigende groeicurve, obesitas ontstaan < 5 jaar. Zie volledige tekst.
Richtlijnen beleid bij kinderen
Naar Volledige tekst ›Voorlichting
Naar Volledige tekst ›- Leg uit dat er vaak meerdere oorzaken zijn die tegelijkertijd een rol spelen, zoals ongezonde leefstijl, stress of medicatiegebruik.
- Leg uit dat obesitas een verhoogd risico geeft op veel aandoeningen.
- Bespreek dat een gezonde leefstijl gezondheidswinst geeft op kwaliteit van leven en fitheid.
- Bespreek dat gedragsverandering voor een gezonde leefstijl gericht is op de lange termijn.
- Leg uit dat behandeling plaatsvindt door het sociaal domein (meestal jgz) of de kinderarts.
Niet-medicamenteuze behandeling
Naar Volledige tekst ›Gezonde leefstijl
Naar Volledige tekst ›- Geef voedingsadvies op basis van de Schijf van Vijf van het Voedingscentrum, stimuleer variatie en adviseer beperking van ultrabewerkt voedsel.
- Ontmoedig streng (en herhaald) lijnen.
- Adviseer voor kinderen 4-18 jaar:
- ≥ 1 uur per dag matig intensief bewegen, zoals fietsen of buiten spelen
- ≥ 3 × per week spier- en botversterkende activiteiten, zoals springen of krachtoefeningen
- voorkom veel stilzitten
- Bespreek het belang van goede slaap en vermindering van chronische stress.
- Adviseer beperkt gebruik van sociale media, mobiele telefoon en gamen.
Consultatie en verwijzing
Naar Volledige tekst ›- Verwijs laagdrempelig naar het sociaal domein (zoals Welzijn op Recept) bij wens voor hulp bij sociale of financiële problematiek (van ouders), of voor mogelijkheden voor ontspanning, sporten of zingeving.
- Verwijs naar de jgz bij:
- overgewicht of obesitas (graad 1) zonder risicofactoren of comorbiditeit
- Verwijs naar een kinderarts bij:
- obesitas bij kinderen < 5 jaar
- overgewicht of obesitas (graad 1) en vermoeden van een onderliggende aandoening
- overgewicht of obesitas (graad 1) met risicofactoren en/of comorbiditeit die diagnose en behandeling in de tweede lijn vereisen: obstructief slaapapneu, acanthosis nigricans, nuchter glucose ≥ 5,6 mmol/l
- ernstige obesitas (≥ graad 2)
Richtlijnen diagnostiek bij volwassenen
Naar Volledige tekst ›Anamnese
Naar Volledige tekst ›- Vraag toestemming om het over het gewicht te hebben.
- Overweeg gebruik van Checkoorzakenovergewicht.nl.
- Vraag naar:
- leefstijl
- sociaal-economische omstandigheden
- psychische klachten
- gebruik van gewichtsverhogende medicatie
- klachten passend bij hypothyreoïdie (zie NHG-Standaard Schildklieraandoeningen), PCOS (overbeharing, onregelmatige menstruatie) of verminderd libido
- tumor of behandeling in het gebied van de hypothalamus
- leeftijd bij ontstaan obesitas, ongeremde eetlust, gewicht in vergelijking met de rest van het gezin
- Ga na of er sprake is van gewichtsgerelateerde comorbiditeit: cardiovasculaire aandoening, diabetes mellitus type 2, obstructief slaapapneu of artrose van een dragend gewricht.
Aanvullend onderzoek
Naar Volledige tekst ›- Bepaal nuchter glucose bij patiënten > 45 jaar én BMI ≥ 27.
- Stel cardiovasculair risicoprofiel op bij patiënten met BMI ≥ 30.
- Overweeg bepaling ALAT tenzij < 6 maanden geleden bepaald.
Evaluatie
Naar Volledige tekst ›- Stel de diagnose:
- overgewicht: BMI ≥ 25-29,9
- obesitas: BMI 30-34,9
- ernstige obesitas: BMI 35-39,9
- zeer ernstige obesitas: BMI ≥ 40 (registreer contra-indicatie ‘Obesitas met BMI ≥ 40’ in het HIS)
- Bepaal of sprake is van:
- gewichtsgerelateerde comorbiditeit
- ernstig vergrote buikomvang: vrouwen ≥ 88 cm; mannen ≥ 102 cm
- aanwijzingen voor een hormonale, hypothalame of genetische oorzaak
- Bepaal het gewichtsgerelateerd gezondheidsrisico (GGR) (zie tabel H5).
- Voor sommige niet-westerse achtergronden gelden andere referentiewaarden (BMI, buikomvang), zie volledige tekst.
Voorlichting
Naar Volledige tekst ›- Leg uit dat:
- er vaak meerdere oorzaken zijn, zoals ongezonde leefstijl, stress of medicatiegebruik
- obesitas een verhoogd risico geeft op veel aandoeningen
- gewichtsverlies van 5-10% al een aanzienlijke gezondheidswinst geeft, zoals minder kans op of remissie van cardiovasculaire ziekten of diabetes mellitus type 2
- gedragsverandering nodig is om een gezonde leefstijl te bereiken
- Bespreek de behandelmogelijkheden bij een onderliggende oorzaak.
- Sommige patiënten komen in aanmerking voor een gecombineerde leefstijlinterventie (GLI), gewichtsreducerende medicatie of bariatrische chirurgie.
Niet-medicamenteuze behandeling
Naar Volledige tekst ›Gezonde leefstijl
Naar Volledige tekst ›- Geef een voedingsadvies op basis van de Schijf van Vijf, stimuleer variatie en adviseer beperking van ultrabewerkt voedsel.
- Ontmoedig streng (en herhaald) lijnen.
- Adviseer geen alcohol te drinken (of in ieder geval niet > 1 glas per dag).
- Adviseer beweging passend bij de wensen en mogelijkheden, ≥ 30-60 minuten per keer:
- per week ≥ 150-200 minuten matig tot zwaar intensieve aerobe lichaamsbeweging, bijvoorbeeld stevig doorwandelen of doorfietsen; per week ≥ 200-300 minuten voor gewichtsbehoud na gewichtsverlies
- 2 × per week krachttraining, bijvoorbeeld fitness gericht op kracht, of klussen
- voorkom veel stilzitten
- Benoem het belang van goede slaap en vermindering van chronische stress.
Gecombineerde leefstijlinterventie
Naar Volledige tekst ›GLI
Overweeg GLI bij:
- BMI ≥ 25 in combinatie met:
- ernstig vergrote buikomvang (vrouwen ≥ 88 cm; mannen ≥ 102 cm) of
- gewichtsgerelateerde comorbiditeit
- BMI ≥ 35
- Niet-westerse migratieachtergrond: zie volledige tekst.
Medicamenteuze behandeling (facultatief)
Naar Volledige tekst ›- Het voorschrijven van gewichtsreducerende medicatie is extra aanbod en daarom facultatief.
- Gezonde leefstijl is de basis van de behandeling, ook tijdens het gebruik van gewichtsreducerende medicatie.
Gewichtsreducerende medicatie
Naar Volledige tekst ›- Overweeg medicatie bij patiënten met een:
- BMI 35-39,9 en gewichtsgerelateerde comorbiditeit (coronaire hartziekten, beroerte, perifeer arterieel vaatlijden, diabetes mellitus type 2, obstructief slaapapneu of artrose van een dragend gewricht)
- BMI ≥ 40
- niet-westerse achtergrond: zie volledige tekst
- Schrijf alleen medicatie voor aan patiënten die:
- ≥ 1 jaar gemotiveerd hebben deelgenomen aan een (gecombineerde) leefstijlinterventie met ≤ 10% gewichtsverlies én
- blijven deelnemen aan deze leefstijlinterventie, of na afronding van het 2-jarige GLI-programma gemotiveerd zijn voor continuering van de gezonde leefstijl
- Voor dosering en toedieningsvorm zie tabel H6.
- Stop de medicatie bij < 5% gewichtsverlies na 12 weken gebruik van de maximaal verdraagbare dosis.
- Bespreek de voor- en nadelen (zie Voorlichting).
- Schrijf geen medicatie voor bij patiënten > 75 jaar en tijdens zwangerschap of lactatie.
Toelichting
- Het voorschrijven van gewichtsreducerende medicatie is extra aanbod en daarom facultatief.
- Verwijs naar de tweede lijn (bij voorkeur naar een obesitascentrum in een ziekenhuis of een internist gespecialiseerd in obesitas) wanneer medicatie niet door huisarts zelf wordt voorgeschreven.
Keuze van het middel
Maak samen met patiënt de keuze op basis van effectiviteit, comorbiditeit en contra-indicatie (zie volledige tekst en tabel H6).
Bariatrische chirurgie
Naar Volledige tekst ›Overweeg verwijzing voor bariatrische chirurgie bij patiënten met:
- BMI ≥ 30 en slecht gereguleerde diabetes mellitus type 2 (via internist)
- BMI 35-39,9 en gewichtsgerelateerde comorbiditeit
- BMI 35-39,9 en onvoldoende controleerbare astma ondanks optimale leefstijl en behandeling
- BMI ≥ 40
Controles
Naar Volledige tekst ›Controles bij niet-medicamenteuze behandeling
Een aanzienlijk deel van de patiënten zal verwezen zijn en onder controle zijn bij paramedici, GLI of tweede lijn.
Controles bij medicamenteuze behandeling
Voer een controle uit na start gewichtsreducerende medicatie, zie volledige tekst.
Stoppen met gewichtsreducerende medicatie
Overweeg gewichtsreducerende medicatie na 2 jaar geleidelijk af te bouwen tot proefstop (bij plateaufase gewichtsverlies en/of behaald behandeldoel).
Controles bij bariatrische chirurgie
- De nazorg inclusief bloedonderzoeken vindt plaats in een bariatrisch centrum.
- Registreer de contra-indicatie ‘bariatrische chirurgie’ in het HIS.
- Sommige geneesmiddelen zijn gecontra-indiceerd, soms is dosisaanpassing nodig.
Consultatie en verwijzing
Naar Volledige tekst ›Verwijzing
- Diëtist:
- bij behoefte aan begeleiding naar gezond eten
- bij dumpingklachten of maag-darmklachten na bariatrische chirurgie
- Fysio- of oefentherapeut: bij behoefte aan bewegen onder begeleiding
- GLI-aanbieder: bij indicatie en motivatie
- Sociaal domein: bij wens voor hulp op het gebied van bijvoorbeeld financiële problemen, huisvestingsprobleem, ontspanning, sporten of zingeving
- Ggz: bij psychische klachten (zie NHG-Standaarden en Landelijke ggz-samenwerkingsafspraken)
- Obesitascentrum in een ziekenhuis of internist: bij overwegen gewichtsreducerende medicatie als deze niet zelf wordt voorgeschreven
- Internist:
- bij gewichtstoename zonder duidelijke oorzaak tijdens (langdurig) gebruik van gewichtsreducerende medicatie
- bij vermoeden van een onderliggende oorzaak (bijvoorbeeld hypothalame of genetische factoren)
- bij dumpingklachten die onvoldoende reageren op dieetadviezen
- Longarts of kno-arts: bij vermoeden van obstructief slaapapneu
- Centrum of ziekenhuis met ruime ervaring met bariatrische chirurgie: bij indicatie en motivatie voor bariatrische chirurgie
Belangrijkste wijzigingen
Naar Samenvatting ›- De rol van de huisarts bij kinderen met obesitas is duidelijker beschreven. De huisarts heeft een signalerende rol om vervolgens te verwijzen naar passende zorg binnen het sociaal domein (meestal de jeugdgezondheidszorg (jgz)) of naar de kinderarts.
- Er is meer aandacht voor de combinatie van verschillende oorzaken van obesitas.
- Gewichtsgerelateerd gezondheidsrisico (GGR) is toegevoegd als criterium om het beleid te bepalen.
- Bij een bepaalde groep volwassenen met obesitas is er op basis van BMI en comorbiditeit plaats voor medicatie naast een gezonde leefstijl. Het voorschrijven van gewichtsreducerende medicatie is facultatief.
Kernboodschappen
Naar Samenvatting ›- Preventie van overgewicht ligt grotendeels buiten het werkterrein van de zorg. De overheid heeft hier een belangrijke taak.
- Signalering van overgewicht en obesitas bij kinderen vindt vaak plaats bij de jgz. De huisarts signaleert ook, en bespreekt overgewicht en obesitas bij kinderen, ongeacht de reden van het spreekuurbezoek.
- Maak bij volwassenen het onderwerp ‘gewicht’ bespreekbaar als overgewicht in belangrijke mate bijdraagt aan de klacht, hulpvraag of ziekte.
- Vraag naast leefstijl ook naar psychische of sociaal-economische factoren en naar medicatiegebruik. Verwijs naar een internist bij een vermoeden van een hormonale, hypothalame of genetische oorzaak.
- Een gezonde leefstijl is de basis van elke behandeling. Doel van behandeling is verbeterde gezondheid (cardiovasculair risico, comorbiditeit, fitheid, kwaliteit van leven en levensverwachting). Bij volwassenen geeft 5-10% gewichtsverlies al aanzienlijke gezondheidswinst. Bij kinderen in de groei is gewichtsstabilisatie vaak al voldoende.
- Gewichtsreducerende medicatie (facultatief) of bariatrische chirurgie zijn behandelmogelijkheden bij volwassenen met een BMI ≥ 35 met gewichtsgerelateerde comorbiditeit of BMI ≥ 40. Bij patiënten met obesitas en diabetes mellitus type 2 kunnen deze interventies al bij een lagere BMI worden ingezet.
- Nazorg na bariatrische chirurgie is geen huisartsenzorg.
Inleiding
Naar Samenvatting ›Scope
Naar Samenvatting ›- Richtlijnen voor diagnostiek en beleid bij kinderen met overgewicht en obesitas. De rol van de huisarts bestaat uit signaleren en verwijzen.
- Richtlijnen voor diagnostiek en beleid bij volwassenen met obesitas, indien de obesitas in belangrijke mate bijdraagt aan klachten, hulpvraag of ziekte.
- Richtlijnen voor diagnostiek en beleid bij volwassenen met overgewicht én een ernstig vergrote buikomvang of met gewichtsgerelateerde comorbiditeit, indien overgewicht in belangrijke mate bijdraagt aan klachten, hulpvraag of ziekte.
Buiten de scope
Naar Samenvatting ›- Indicaties voor het opstellen van een cardiovasculair risicoprofiel, zie NHG-Standaard Cardiovasculair risicomanagement.
- Voor de dosering van GLP-1 agonisten en medicamenteuze behandeling van diabetes mellitus type 2 bij volwassenen met obesitas, zie NHG-Standaard Diabetes mellitus type 2.
Afstemming
Naar Samenvatting ›- De NHG-Standaard Obesitas sluit zoveel mogelijk aan bij de multidisciplinaire richtlijn (MDR) Overgewicht en obesitas bij volwassenen en kinderen (Partnerschap Overgewicht Nederland, 2023).
- De NHG-Standaard Obesitas wijkt af van de MDR voor wat betreft de plaatsbepaling van gewichtsreducerende medicatie bij volwassenen.
- Zie ook Organisatie van zorg.
Leeswijzer
Naar Samenvatting ›Kinderen en volwassenen worden gezamenlijk besproken in de onderdelen Achtergronden en Organisatie van zorg, omdat bijvoorbeeld de definities en de pathofysiologie veel overlap vertonen. De richtlijnen voor diagnostiek en beleid zijn voor kinderen en volwassenen apart geformuleerd.
Achtergronden
Naar Samenvatting ›Begrippen
Naar Samenvatting ›Obesitas
Naar Samenvatting ›De Wereldgezondheidsorganisatie WHO definieert obesitas als een chronische ziekte waarbij een zodanig overmatige vetstapeling in het lichaam bestaat dat dit aanleiding geeft tot gezondheidsrisico’s.
- Voor de referentiewaarden van de BMI voor obesitas bij kinderen, zie tabel H3 en Voedingscentrum| BMI jongens en meisjes van Hindostaanse afkomst.
- De referentiewaarde voor obesitas bij volwassenen is BMI ≥ 30.
- De referentiewaarde voor volwassenen met een Aziatische (inclusief Hindostaanse), Midden-Oosterse, Afrikaanse of Afrikaans-Caribische achtergrond is BMI ≥ 27,5.
Overgewicht
Naar Samenvatting ›- Voor kinderen gelden geslachts- en leeftijdsafhankelijke BMI-referentiewaarden, zie tabel H3 en Voedingscentrum | BMI jongens en meisjes van Hindostaanse afkomst.
- Bij volwassenen is er sprake van overgewicht bij een BMI ≥ 25; bij ouderen > 70 jaar is de referentiewaarde BMI ≥ 28; voor volwassenen met een Aziatische (inclusief Hindostaanse), Midden-Oosterse, Afrikaanse of Afrikaans-Caribische achtergrond is de referentiewaarde BMI ≥ 23.
Gewichtsgerelateerd gezondheidsrisico
Naar Samenvatting ›Het gewichtsgerelateerde gezondheidsrisico (GGR) geeft aan in welke mate overgewicht of obesitas het gezondheidsrisico verhoogt en wordt gebruikt om het beleid te bepalen. De gezondheidsschade ziet men terug in verminderde kwaliteit van leven, verlies van gezonde levensjaren, ontstaan van chronische aandoeningen of overlijden.
Epidemiologie
Naar Samenvatting ›Prevalentie van overgewicht en obesitas bij kinderen
Overgewicht (inclusief obesitas) komt voor bij 13% van de kinderen van 4-17 jaar: 9% heeft overgewicht, 4% obesitas. Van de kinderen rond 2 jaar had 8% overgewicht of obesitas in 2021.
De landelijke Gezondheidsenquête laat zien dat kinderen die buiten Europa zijn geboren of van wie de ouder(s) buiten Europa zijn geboren vaker overgewicht (24% versus 15%) en obesitas (6% versus 4%) hebben dan kinderen die in Nederland zijn geboren en van wie beide ouders in Nederland zijn geboren.
In de totale groep van 4-17 jaar was tussen 1990 en 2023 geen stijgende of dalende trend in overgewicht of obesitas te zien. Dit geldt zowel voor jongens als voor meisjes. Voor de afzonderlijke leeftijdsgroepen is dat anders. Recente gegevens van de Gezondheidsenquête met zelfgerapporteerde metingen lieten zien dat het percentage kinderen van 4-12 jaar met obesitas was gedaald van 4,1% in 1981 naar 3,7% in 2023. In de groep 12-16 jaar was het percentage in die periode gestegen van 0,6 naar 3,8% en in de groep 16-20 jaar van 0,4 naar 5,2% (CBS | Gezondheidsenquête, geraadpleegd juni 2025).
Prevalentie van overgewicht en obesitas bij volwassenen
Begin jaren tachtig was het percentage volwassenen > 20 jaar met overgewicht 28% en obesitas in Nederland 5%, in 2023 had 50% van de volwassenen overgewicht of obesitas en was het percentage met obesitas 15%. Het percentage volwassenen met obesitas is dus verdrievoudigd ten opzichte van begin jaren tachtig (CBS | Gezondheidsenquête, geraadpleegd juni 2025).
Overgewicht komt vaker voor bij mannen dan bij vrouwen (54 versus 46%). Vrouwen hebben vaker obesitas dan mannen (16 versus 14%).
In 2050 zal naar verwachting 64% van de Nederlanders overgewicht hebben.
De verwachte toename van overgewicht zal bij volwassenen in alle leeftijdsgroepen voorkomen.
De prevalentie van overgewicht bij volwassenen neemt toe met de leeftijd: in de groep 18-34 jaar heeft 25-26% overgewicht, in de groep 35-49 jaar is dat 29-41% en in de groep 50-64 jaar 32-49%. Bij obesitas is dezelfde trend zichtbaar: 18-34 jaar 8-10%, 35-49 jaar 15-18% en 50-64 jaar 17-23%. In de groep ≥ 65 jaar neemt het percentage overgewicht en obesitas weer iets af.
Overgewicht en obesitas komen minder vaak voor bij hoogopgeleide mensen, mensen met een betaalde baan en mensen met hogere inkomens. Mensen met de laagste inkomens hebben juist minder vaak overgewicht dan de mensen die een iets hoger inkomen hebben (laag-middeninkomen).
Een Nederlands onderzoek (2010) in een steekproef van 4500 personen (30-70 jaar) uit de algemene bevolking wees uit dat 27% van de mannen een extreem vergrote buikomvang heeft (≥ 102 cm) en 39% van de vrouwen (≥ 88 cm). Het aantal mensen met een ernstig vergrote buikomvang neemt toe. Vooral bij vrouwen van 30-39 jaar was de toename opvallend: van 15% midden jaren negentig naar 26% in 2010.
Recentere cijfers zijn niet gevonden. De werkgroep verwacht dat het percentage mannen en vrouwen met een ernstig vergrote buikomvang verder is toegenomen sinds 2010.
Kinderen
Naar Samenvatting ›- In 2021 had 8% van de 2-jarige kinderen in Nederland overgewicht of obesitas.
- In 2023 had 9% van de kinderen van 4-17 jaar in Nederland overgewicht en 4% obesitas.
Volwassenen
Naar Samenvatting ›- In 2023 had 50% van de volwassenen in Nederland overgewicht of obesitas en had 15% obesitas.
- Overgewicht komt vaker voor bij mannen dan bij vrouwen (54 versus 46%).
- Obesitas komt iets vaker voor bij vrouwen dan bij mannen (16 versus 14%).
- De prevalentie van overgewicht en obesitas neemt toe met de leeftijd.
- Er zijn sociaal-economische verschillen: overgewicht en obesitas komen minder vaak voor bij hoogopgeleide mensen, bij mensen met een betaalde baan en bij mensen met een hoger inkomen.
Etiologie
Naar Samenvatting ›Obesitas is een chronische complexe ziekte met verhoogd risico op gewichtsgerelateerde comorbiditeit. Vaak spelen meerdere oorzaken en factoren een rol die de obesitas in stand houden.
Oorzaken
Naar Samenvatting ›- Bijna altijd spelen er meerdere oorzaken en bijdragende factoren tegelijkertijd, die ook weer met elkaar samenhangen. Regelmatig is er sprake van een wisselwerking, bijvoorbeeld bij depressie en obesitas.
- De volgende oorzaken of bijdragende factoren worden onderscheiden (zie tabel H1, zie ook Check Oorzaken Overgewicht):
- leefstijl
- sociaal-economisch
- psychisch
- medicamenteus
- hormonaal
- hypothalaam
- genetisch
- Vaak hebben ook de ouders obesitas en zijn er gedeelde genetische, leefstijl- en omgevingsfactoren.
1. Leefstijl | Veelvoorkomend |
|
2. Sociaal-economisch | Veelvoorkomend |
|
3. Psychisch | Veelvoorkomend |
|
4. Medicatie | Veelvoorkomend (bij kinderen minder vaak voorkomend) |
|
5. Hormonaal | Veelvoorkomend (bij kinderen minder vaak voorkomend) |
|
Zeldzaam
|
| |
6. Hypothalaam | Zeldzaam |
|
7. Genetisch | Veelvoorkomend |
|
Zeldzaam (vaker voorkomend bij kinderen dan bij volwassenen) |
| |
Gebaseerd op tabel 1.2 van MDR Overgewicht en obesitas bij volwassenen en kinderen (2023). De genoemde factoren zijn voorbeelden, het overzicht is niet uitputtend. V = vaak alleen van toepassing op volwassenen; K = alleen van toepassing op kinderen. |
Leefstijlfactoren
- Een veelvoorkomende oorzaak van overgewicht is een ongezonde leefstijl met (een periode van) te weinig bewegen en te veel of te ongezond eten, met name ultrabewerkt voedsel. Er zijn echter ook andere oorzaken.
- Er zijn vele leefstijlfactoren die het gewicht beïnvloeden: denk aan voeding, beweging (veel zitten, veel schermgebruik), slaap, ontspanning, middelengebruik.
Sociaal-economische factoren
- Medebepalend voor het ontstaan van obesitas is de sociaal-economische positie van de patiënt. Deze bestaat uit een sociale component (netwerk, gezondheidsvaardigheden), een economische component (financiële situatie, werk) en een fysieke component (huisvesting).
Psychische factoren
Naar Samenvatting ›- Zo’n 20-50% van de mensen met overgewicht of obesitas heeft een depressie. Vaak is er een wisselwerking tussen overgewicht/obesitas en depressie.
- Chronische stress, ADHD, psychotrauma en andere psychische factoren kunnen het risico op obesitas verhogen.
- De prevalentie van de eetbuistoornis (binge eating disorder) bij patiënten met overgewicht of obesitas is niet duidelijk. De literatuur laat hierover een grote spreiding zien (1-57%).
- De eetbuistoornis wordt gekenmerkt door terugkerende eetbuien waarbij gevoelens van gebrek aan controle en angst een rol spelen.
Medicamenteuze factoren
Naar Samenvatting ›Er zijn vele geneesmiddelen die mede gewichtstoename kunnen veroorzaken (zie tabel H2). Voorbeelden zijn corticosteroïden, antidepressiva, antipsychotica en bètablokkers. Ook in het verleden gebruikte medicatie kan een rol spelen.
Categorie | Gewichtstoename > 3 kg | Gewichtstoename ≥ 1 kg |
---|---|---|
Antipsychotica |
|
|
Antidepressiva (SSRI) |
|
|
Antidepressiva (TCA) |
|
|
Antidepressiva (overig) |
|
|
Antidiabetica (sulfonylureumderivaten) |
|
|
Antidiabetica (overig) |
|
|
Corticosteroïden |
| |
Anti-epileptica |
|
|
Antihypertensiva (bètablokkers) |
|
|
Antihypertensiva (RAS-remmers) |
| |
Antihypertensiva (overig) |
| |
Protonpompremmers |
| |
Antihistaminica |
| |
Hormoontherapie |
| |
Gebaseerd op tabel 1.1 van MDR Overgewicht en obesitas bij volwassenen en kinderen (2023). Sommige middelen hebben ook indicaties buiten de categorie waarin ze hier zijn ingedeeld. De tabel is niet volledig, gewichtstoename kan een bijwerking zijn van de genoemde middelen, maar er zijn meer middelen die deze bijwerking kunnen hebben. De frequentie van gewichtstoename als bijwerking varieert, er zijn patiënten bij wie deze bijwerking niet optreedt. |
Hormonale factoren
Endocriene aandoeningen die leiden tot gewichtstoename zijn onder andere hypothyreoïdie, syndroom van Cushing, polycysteusovariumsyndroom (PCOS) en mannelijk hypogonadisme. Ook bij gewichtsbehoud post partum spelen hormonale factoren een rol.
Hypothalame factoren
Hypothalame obesitas is zeldzaam. Het kan voorkomen na aandoeningen of behandelingen die leiden tot schade aan de hypothalamusregio, zoals hoofdtrauma of craniale radiotherapie.
Genetische factoren
- De genetica van obesitas is complex. Of iemand obesitas ontwikkelt, is vaak een samenspel van enerzijds genetische aanleg en anderzijds omgevings- en leefstijlfactoren.
- In meerdere genen zijn variaties gevonden die samenhangen met een verhoogd risico op het ontwikkelen van obesitas (polygenetische factoren).
- Bij < 5% van de patiënten met obesitas zijn deze het gevolg van een variatie in 1 gen (monogenetische of syndromale obesitas).
Leefstijlfactoren
Leefstijl algemeen
Een ongezonde leefstijl met te veel en/of ongezond eten en te weinig beweging is een veelvoorkomende oorzaak van obesitas. Voor patiënten is het regelmatig een grote uitdaging om prioriteit te geven aan gezond leven, of missen voldoende gezondheidsvaardigheden en kennis om gezonde keuzes te maken.
Leefstijl hangt ook vaak weer samen met andere factoren, zoals sociaal-economische factoren. De obesogene samenleving is hierin ook een belangrijke bijdragende factor, waar de zorg (en dus de huisarts) geen invloed op heeft. Denk aan de invloed van de overheid (en bedrijven) op aanbod en prijzen in supermarkten.Voeding
Voeding is een belangrijke factor in het ontstaan van obesitas: wanneer, met wie, waar, en wat we eten. Wat ongezonde voeding is, wordt in de literatuur op verschillende manieren gedefinieerd. Voorbeelden zijn gezoete dranken, bewerkt voedsel met toegevoegd zout en suiker, voedsel met veel verzadigd vet en/of transvet, fastfood, een dieet met weinig groente en fruit, vaak snacken en veel eten.
Ultrabewerkt voedsel wordt in de literatuur gedefinieerd als industrieel geproduceerd voedsel waaraan ≥ 5 kunstmatige stoffen zijn toegevoegd.
Een review van een serie meta-analyses liet zien dat ultrabewerkt voedsel geassocieerd is met een verhoogd risico op obesitas, maar ook met andere aandoeningen zoals diabetes mellitus type 2, slaapproblemen, depressie en angst, en met cardiovasculaire sterfte.
Een Amerikaans onderzoek waarin 20 proefpersonen met stabiel gewicht gedurende 2 weken werden gevolgd, liet zien dat de energie-inname bij een dieet met ultrabewerkt voedsel mogelijk groter is dan bij een dieet met een onbewerkt voedsel dat evenveel calorieën bevat.
De Gezondheidsenquête van het CBS liet in 2022 zien dat van de mensen met obesitas 46% aangeeft (heel) gezond te eten, versus 66% van de mensen met overgewicht en 75% van de mensen met een gezond gewicht.
Beweging
In 2023 sportte 56% van de Nederlandse bevolking van ≥ 4 jaar meer dan eenmaal per week. Gezondheidsraad | Beweegrichtlijnen 2017) blijft laag (45%). Mensen die niet voldeden aan de Beweegrichtlijnen zijn in 2023 wel vaker wekelijks gaan sporten vergeleken met 2022 (41 versus 38%). Dit heeft echter niet geleid tot een hoger percentage dat aan de Beweegrichtlijnen voldoet.
Het percentage Nederlanders dat voldoet aan de Beweegrichtlijnen (zieZitten
Een sedentaire leefstijl is een belangrijke bijdragende factor aan een verminderd metabolisme.
Het werk dat iemand doet, kan hier een grote invloed op hebben. Recent onderzoek van het RIVM laat zien dat het gemiddeld aantal uren dat zittend wordt doorgebracht, is toegenomen van gemiddeld 8,7 uur per dag in 2015 naar gemiddeld 9,1 uur per dag in 2021.Stress
Zie Psychische factoren.
Slaap
Verstoring van de duur, het ritme of de kwaliteit van de slaap kan leiden tot gewichtstoename doordat het verlangen naar calorierijk voedsel toeneemt, door disbalans tussen de eetlusthormonen (stijging van ghreline en daling van leptine) of door hogere cortisolspiegels als gevolg van verhoogde activiteit van de hypothalamus-hypofyse-bijnieras.
Een verstoord dag-nachtritme, zoals bij ploegenarbeid, wordt geassocieerd met een verminderd dagelijks energieverbruik en een verhoogde calorie-inname.
Obstructief slaapapneu heeft invloed op de slaap en komt tevens meer voor bij mensen met obesitas.
Sociaal-economische factoren
De sociaal-economische positie wordt bepaald door de opleiding, het inkomen en de positie op de arbeidsmarkt, en speelt een rol in het ontstaan van overgewicht en obesitas.
Ook andere sociale en culturele invloeden spelen een rol in de leefstijl. Soms worden ongezonde keuzes bijvoorbeeld gestimuleerd door bepaalde eet- en drinkgewoontes die de norm zijn in een sociale groep of die voor saamhorigheid zorgen.
Voorbeelden van de verschillende componenten van de sociaal-economische positie zijn:
- sociaal: gezondheidsvaardigheden, netwerk, werkomstandigheden
- economisch: armoede, werkloosheid, financiële zekerheid
- fysiek: huisvesting, kunnen meedoen met sporten, voedselomgeving, veiligheid op straat en beweegvriendelijke wijk
Psychische factoren
Depressie
De prevalentie van depressie bij volwassenen met overgewicht of obesitas is naar schatting 20-50%. In kinderen en adolescenten met obesitas wordt een 17-71% verhoogd risico gezien op de ontwikkeling van depressie en angststoornis.
Obesitas en depressie hebben een bidirectionele associatie.Eetbuistoornis
De prevalentie van de eetbuistoornis varieert in de literatuur van 1-57%, waarbij het veel uitmaakt welke diagnostische methode gebruikt wordt. De prevalentie lijkt toe te nemen bij hogere BMI en in klinische settings. MDR Overgewicht en obesitas bij volwassenen en kinderen (2023).
Verschillende onderzoeken vinden een associatie tussen overgewicht/obesitas en eetbuistoornissen, zowel bij kinderen als bij volwassenen. De criteria voor eetbuistoornis zijn omschreven in de DSM 5, maar veel mensen met overgewicht of obesitas ervaren eet- en gewichtsproblemen die niet onder deze criteria vallen. Denk aan zich (te) veel bezighouden met gewicht en uiterlijk, een te laag of onrealistisch streefgewicht aanhouden, veelvuldig lijnen (in het verleden), eetbuien en/of een verstoord eetpatroon, of eten om emoties te reguleren, zie voor achtergrondinformatieChronische stress
Chronische stress lijkt via onder andere verhoging van het cortisol te leiden tot toegenomen eetlust en draagt bij aan abdominale obesitas.
Psychotrauma
Ernstige negatieve ervaringen (zoals vormen van mishandeling) kunnen het risico op obesitas op volwassen leeftijd verhogen.
Psychotrauma kan de behandeling van obesitas bemoeilijken en invloed hebben op de relatie met eten. Ook een psychotrauma dat op volwassen leeftijd ontstaan is, kan bijdragen aan gewichtstoename.Pesten
Een prospectief cohortonderzoek onder 8210 kinderen van 7,5 jaar in het Verenigd Koninkrijk liet zowel bij jongens met obesitas (1,54 keer vaker; 95%-BI 1,12 tot 2,13) als bij meisjes met obesitas (1,53 keer vaker; 95%-BI 1,09 tot 2,15) een verhoogd risico zien om later gepest te worden.
Een cross-sectioneel onderzoek onder 16.210 kinderen van 8-18 jaar in 11 Europese landen (waaronder Nederland) liet zien dat overgewicht en obesitas tot de factoren behoren waardoor kinderen vaker worden gepest, naast lage leeftijd, laag opleidingsniveau van ouders, aanwezigheid van mentale problemen en weinig netwerk. De odds ratio (OR) bij kinderen met overgewicht of obesitas om gepest te worden was 1,43 (95%-BI 1,24 tot 1,66) ten opzichte van kinderen zonder overgewicht of obesitas.Medicamenteuze factoren
Verschillende medicamenten kunnen gewichtstoename als bijwerking hebben. De wijze waarop en de mate waarin deze medicamenten bijdragen aan gewichtstoename verschillen per middel. Zo kunnen sommige antidepressiva en antipsychotica de eetlust stimuleren en/of de stofwisseling vertragen.
Er is veel bekend over gewichtstoename bij gebruik van corticosteroïden, ook bij lokaal gebruik.
Vooral langdurig gebruik van corticosteroïden is geassocieerd met gewichtstoename. Deze gewichtstoename ontstaat onder andere door een toename van abdominaal vet, afname van perifeer vetweefsel, verminderde activiteit van een enzym dat vetten afbreekt, stimulatie van de eetlust, vertraagde stofwisseling en vochtretentie.
Van de patiënten die langdurig corticosteroïden gebruiken, rapporteert 60-70% gewichtstoename.
Bij de behandeling van reumatoïde artritis bijvoorbeeld lijkt laaggedoseerd prednison geassocieerd te zijn met een gewichtstoename van 4-8%.
Een dosering ≥ 20 mg prednison per dag bij 80 patiënten (van wie 39% met arteriitis temporalis) resulteerde na 3 maanden bij 15% in een gewichtstoename van ≥ 3 kg; na 6 maanden was dit 34%.
Hormonale factoren
Hypothyreoïdie
De (bescheiden) gewichtstoename bij hypothyreoïdie lijkt voornamelijk te komen door een verlaagd rustmetabolisme en extra vochtretentie.
Obesitas wordt zelf ook vaak geassocieerd met een licht verhoogd thyroïdstimulerend hormoon (TSH). Het verhoogde TSH kan onder andere worden verklaard door perifere schildklierhormoonresistentie en door verhoogde spiegels van leptine, thyrotropine-releasing hormoon (TRH) en vervolgens TSH. Gewichtsverlies keert dit proces om en zal veelal leiden tot een verbetering van schildklierwaarden.Syndroom van Cushing
Het syndroom van Cushing omvat een grote groep symptomen die verband houden met langdurige hoge blootstelling aan glucocorticoïden. De meest voorkomende oorzaak is iatrogeen (corticosteroïdengebruik), een zeldzame endogene oorzaak is hypofyseadenoom (ziekte van Cushing).
Symptomen zijn het gemakkelijk ontstaan van blauwe plekken, een rond en opgeblazen gezicht met rode blosjes, proximale myopathie en paarse striae.Polycysteusovariumsyndroom (PCOS)
PCOS kan zowel oorzaak als gevolg zijn van obesitas. Bij PCOS is er sprake van polycysteuze eierstokken met daarbij hyperandrogenisme (met bijvoorbeeld acne en/of overbeharing), onregelmatige of afwezige menstruatie. MDR PCOS (NVOG 2023).
Voor achtergrondinformatie, zie deZwangerschap
Te veel gewichtstoename tijdens de zwangerschap en gewichtsbehoud postpartum verhoogt het langetermijnrisico op obesitas.
De gemiddelde gewichtsverandering tussen het gewicht vóór de conceptie en het eerste jaar post partum wordt gedefinieerd als postpartum gewichtsbehoud. Dit gewichtsbehoud is vaak gering (0,5-1,5 kg), maar bij 13-20% van de vrouwen is sprake van ≥ 5 kg postpartum gewichtsbehoud.Menopauze
Menopauze wordt vaak genoemd als bijdragende factor voor gewichtstoename bij vrouwen. Hoewel experimenteel onderzoek suggereert dat een verlaagde oestrogeenproductie geassocieerd is met stapeling van abdominaal vet, suggereert epidemiologisch onderzoek dat gewichtstoename rond de menopauze met name te wijten is aan de leeftijd van de vrouw (een gestage gewichtstoename van gemiddeld 0,5 kg per jaar) en niet aan de menopauze zelf.
Overige hormonale oorzaken
Andere hormonale oorzaken kunnen zijn: hypofyseaandoening, operatie of bestraling in het hypofysaire gebied, ernstig hoofdtrauma of andere hypofysehormoondeficiënties. Voor achtergrondinformatie, zie module 2.1 van MDR Overgewicht en obesitas bij volwassenen en kinderen (2023).
Hypothalame factoren
Hypothalame obesitas kan optreden door een tumor of door schade aan de hypothalame regio (operatie, ontsteking, vasculaire schade, hoofdtrauma of radiotherapie).
Genetische factoren
Hoewel leefstijl en andere omgevingsfactoren vaak een grote rol spelen, laten tweelingonderzoeken zien dat 40-70% van het lichaamsgewicht genetisch bepaald is.
Naast polygenetische en epigenetische obesitas komen ook monogenetische en syndromale vormen van obesitas voor. In een Nederlands onderzoek bij volwassenen en kinderen die zich presenteerden met obesitas in een gespecialiseerd obesitascentrum had 3,9% een aangetoonde pathogene mutatie in een obesitasgen. Bij nog eens 5,4% werd een mogelijk pathogene genetische mutatie vastgesteld.
Hoewel monogenetische en syndromale obesitas relatief zeldzaam zijn, is het belangrijk deze vormen te herkennen om het verdere beleid te kunnen bepalen].
Monogenetische obesitas
Bij een klein percentage van de patiënten kan obesitas worden verklaard door mutaties in 1 specifiek gen (monogenetisch). Relatief veelvoorkomende voorbeelden zijn een mutatie in het melanocortine-4-receptorgen (MC4R)
of in het leptinereceptorgen (LEPR). De klinische symptomen van monogenetische obesitas kunnen verschillen, afhankelijk van het gemuteerde gen. Vaak is er een combinatie van de volgende signalen :- obesitas ontstaan op de jonge kinderleeftijd
- hyperfagie (extreme honger en ernstig verstoord verzadigingsgevoel)
- opvallend gewichtsverschil tussen de patiënt en de andere gezinsleden
- familielid met extreme obesitas op de jonge kinderleeftijd
Syndromale obesitas
Bij syndromale obesitas komen de hierboven genoemde kenmerken van monogenetische obesitas voor, en daarnaast andere kenmerken zoals:
- verstandelijke beperking
- gedragsproblemen
- autisme
- aangeboren en dysmorfe afwijkingen
Voorbeelden van syndromale obesitas zijn het 16p11.2-deletiesyndroom, het prader-willisyndroom, het bardet-biedlsyndroom en het alströmsyndroom. Vaak beginnen deze vormen van obesitas ook op jonge leeftijd, maar soms ontstaat obesitas pas op de jonge puberleeftijd. Prader-Willi syndroom huisartsenbrochure.
Zie ookPathogenese
Naar Samenvatting ›- Honger en verzadiging worden aangestuurd door een complex regelmechanisme in de hersenen. Dit mechanisme heeft 3 componenten:
- het hedonische systeem zorgt ervoor dat eten een fijn gevoel geeft en dat er dopamine vrijkomt
- het homeostatische systeem in de hypothalamus reageert op darm- en vethormonen, het reguleert de stofwisseling en het gevoel van honger en verzadiging
- het cognitieve systeem bepaalt de keuze om al dan niet te eten
- Bij obesitas is de gecontroleerde samenwerking tussen de 3 systemen verstoord. Endocriene disregulatie (van darm- en vethormonen) speelt daarbij een belangrijke rol. Het zorgt bijvoorbeeld voor overeten door een gebrek aan verzadigingsgevoel, of voor een vertraagde stofwisseling na langdurig en veel lijnen.
- Bij fors gewichtsverlies heeft het lichaam de fysiologische neiging om terug te keren naar het oude gewicht (het oude setpoint). Er is bewijs dat lijnen het gevoel van honger en verzadiging langdurig, en mogelijk permanent, kan ontregelen. Bij mensen die afvallen vertraagt ook hun stofwisseling. Dit effect lijkt bij mensen met obesitas nog sterker te zijn dan bij mensen zonder overgewicht. Mede door deze vertraagde stofwisseling kunnen patiënten met obesitas steeds minder eten als ze het bereikte gewicht willen vasthouden of verder willen afvallen. In de praktijk houden patiënten dit vaak niet vol en komen ze na (streng) lijnen vaak meer aan dan ze oorspronkelijk wogen (‘jojo-effect’). Het kost na gewichtsverlies dus extra veel moeite om op het lagere gewicht te blijven.
Tegenregulatiemechanismen en jojo-effect
Tijdens het lijnen treden zowel in de initiële fase van gewichtsverlies als in de periode daarna, de ‘onderhoudsfase’, veranderingen op in het lichaam die er uiteindelijk toe bijdragen dat het gewicht opnieuw toeneemt. De onderliggende mechanismen zijn divers: veranderingen in afweercellen in het vetweefsel, veranderingen in hormonale en neuronale factoren die honger, verzadiging en beloning beïnvloeden, veranderingen in het rustmetabolisme, adaptieve thermogenese en veranderingen in het lipidenmetabolisme.
Bij lijnen kan de vertraging van het rustmetabolisme, en de toename van het hongergevoel en de eetlust, ertoe leiden dat er op termijn juist gewichtstoename optreedt. Dit verschijnsel, ook wel bekend als het jojo-effect, kwam duidelijk naar voren in de Biggest Loser-onderzoeken.
Daar vielen mensen met obesitas gemiddeld 58 kg af in 30 weken, waarbij hun rustmetabolisme daalde met gemiddeld 610 kcal. Na 6 jaar waren de deelnemers gemiddeld 41 kg aangekomen en was hun rustmetabolisme nog steeds 500 kcal per dag lager dan voordat ze afvielen. Degenen die het lagere gewicht wél wisten te behouden, bewogen fors boven de beweegnorm (per dag 80 minuten matig intensief of 35 minuten zeer intensief).
Gewichtstoename na het stoppen met een langdurig zeer laagcalorisch dieet is mogelijk geassocieerd met een disbalans tussen hongerhormonen (zoals ghreline) en verzadigingshormonen (zoals leptine en peptide YY). Uit onderzoek bleek dat deze balans een jaar na het beëindigen van een zeer laagcalorisch dieet nog steeds verstoord was.
Ook dit draagt bij aan het jojo-effect.
Prognose bij kinderen en volwassenen
Naar Samenvatting ›- Kinderen met obesitas hebben een verhoogd risico op obesitas op volwassen leeftijd. Dit risico is extra verhoogd bij kinderen met ouders met obesitas.
- Kinderen met obesitas hebben meer kans op gewichtsgerelateerde comorbiditeit op latere leeftijd, een verminderde kwaliteit van leven en een kortere levensverwachting.
- Volwassenen met obesitas hebben een verhoogd risico op gewichtsgerelateerde comorbiditeit, verminderde kwaliteit van leven en arbeidsongeschiktheid of werkverzuim. Hun levensverwachting is 6-7 jaar korter dan die van leeftijdgenoten met een gezond gewicht.
Obesitas bij kinderen als voorspeller voor later
Meerdere onderzoeken laten zien dat overgewicht of obesitas op de kinderleeftijd een belangrijke voorspeller is voor overgewicht of obesitas op latere leeftijd.
De helft van de kinderen met obesitas heeft ook op volwassen leeftijd obesitas. Het risico op overgewicht of obesitas op volwassen leeftijd neemt toe naarmate het kind langer obesitas heeft en indien beide ouders overgewicht of obesitas hebben.Comorbiditeit bij kinderen
Zie detail Gewichtsgerelateerde comorbiditeit.
Kwaliteit van leven bij kinderen
Kinderen met obesitas ervaren een verminderde kwaliteit van leven. In een cross-sectioneel onderzoek onder 106 Amerikaanse kinderen met obesitas was de kwaliteit van leven vergelijkbaar met die van kinderen met kanker.
Levensverwachting bij kinderen
Een Zweeds prospectief cohortonderzoek onder 41.359 kinderen laat zien dat mensen die als kind obesitas hadden een hoger risico hebben om in de leeftijd 18-40 jaar (early adulthood) te overlijden (mortaliteit door alle oorzaken 0,55 vs. 0,19%). De ernst van de obesitas was een risicofactor voor prematuur overlijden.
Een systematische review (SR) includeerde onderzoeken naar obesitas op jonge leeftijd (waaronder een prospectief cohortonderzoek onder 2,4 miljoen Israëlische adolescenten van 17 jaar) waarin hazard ratio’s (HR) werden gevonden van 1,2 (95%-BI 1,2 tot 1,3) tot 5,4 (95%-BI 4,6 tot 6,3) voor mortaliteit door cardiovasculaire oorzaak. De HR voor mortaliteit door kanker varieerde van 1,3 (95%-BI 1,2 tot 1,5) tot 1,9 (95%-BI 1,6 tot 2,3).
Comorbiditeit
Zie detail Gewichtsgerelateerde comorbiditeit.
Kwaliteit van leven
Volwassenen met obesitas ervaren een verminderde kwaliteit van leven. Een SR (2022) met 8 onderzoeken over gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven en obesitas fenotype laat een nog sterker verband zien tussen verminderde kwaliteit van leven en obesitas als er ook metabole afwijkingen zoals hoge bloeddruk bijkomen.
Patiënten met obesitas zijn minder tevreden met hun lichamelijke en psychische gezondheid dan mensen met een gezond gewicht: mensen met een gezond gewicht scoren 7,5 respectievelijk 7,6 op een schaal van 1-10 (10 = volledig tevreden) , mensen met overgewicht scoren 7,1 respectievelijk 7,6, mensen met obesitas scoren 6,4 respectievelijk 7,4.
Arbeidsongeschiktheid en werkverzuim
Mensen met obesitas verzuimen vaker van werk en hebben een verhoogde kans op vroege arbeidsongeschiktheid.
Een Braziliaans prospectief onderzoek onder 169 volwassenen liet zien dat BMI en buikomvang bij mannen respectievelijk voor circa 60% en 30% bijdroegen aan vervroegde uittreding wegens arbeidsongeschiktheid (p = 0,001) en bij vrouwen voor 19% en 8% (p < 0,05).
Een Portugees prospectief onderzoek onder 4338 werkenden liet zien dat mensen met obesitas 66% meer dagen afwezig waren op werk dan mensen zonder obesitas (incidence rate ratio (IRR) 1,66; 95%-BI 1,13 tot 2,44, p = 0,009).
Levensverwachting
De relatie tussen BMI en mortaliteit is aangetoond in meerdere grootschalige onderzoeken, onafhankelijk van geslacht en etniciteit. Vaak werd in deze onderzoeken niet gecorrigeerd voor sociaal-economische status.
- Di Angelantonio 2016. Een meta-analyse van 239 onderzoeken met > 10 miljoen mensen in 4 continenten liet zien dat overgewicht en obesitas geassocieerd zijn met mortaliteit (alle oorzaken). Er werd niet gecorrigeerd voor etniciteit of sociaal-economische positie. Wel is geprobeerd het effect van roken en slechte gezondheid te reduceren door alleen mensen te includeren die nooit gerookt hadden en ≥ 5 jaar zonder ziekte waren.
- Whitlock 2009. Een meta-analyse van 57 prospectieve cohorten, inclusief bijna 1 miljoen mensen uit West-Europa en Noord-Amerika, liet zien dat bij een BMI > 25 elke toename van 5 BMI-punten geassocieerd is met een 30% hoger risico op mortaliteit (alle oorzaken), gecorrigeerd voor leeftijd, geslacht en roken.
- Berrington de Gonzalez 2011. Een groot gepoold onderzoek met in totaal 1,46 miljoen deelnemers liet een associatie zien van overgewicht en obesitas met verhoogde mortaliteit na correctie voor onder andere leeftijd en opleiding. De laagste mortaliteit was onder mensen met een BMI van 20-24,9.
- Peeters 2003. Een analyse van de longitudinale Framingham Heart Study (n = 3457; follow-up 40 jaar) liet zien dat obesitas geassocieerd is met 7 jaar verlies aan levensverwachting bij vrouwen en 6 jaar bij mannen, ten opzichte van deelnemers met een normaal gewicht (niet gecorrigeerd voor confounders, wel gestratificeerd voor roken). De doodsoorzaken waren vooral cardiovasculair.
- Xu 2018. Een andere analyse van de Framingham Heart Study (n = 6197; gewichtsdata over 24 jaar) liet een associatie zien tussen de maximale BMI en mortaliteit, met toenemende risico’s bij BMI 30-35 (HR 1,27; 95 BI 1,14 tot 1,41) en BMI 35-40 (HR 1,93; 95% BI 1,68 tot 2,20), gecorrigeerd voor leeftijd, geslacht en roken. Bij een maximale BMI van 25-30 werd geen significante associatie waargenomen.
- Bhaskaran 2018. Ook een cohortonderzoek onder 3,6 miljoen Britten laat een tot 4,2 jaar verminderde levensverwachting zien bij mensen met obesitas, gecorrigeerd voor leeftijd, roken en diabetes.
Gewichtsgerelateerde comorbiditeit
Naar Samenvatting ›Comorbiditeit bij kinderen
Bijna alle organen kunnen aangedaan zijn door obesitas. Kinderen met obesitas hebben vaker dyslipidemie, verhoogde bloeddruk en atherosclerose.
Obesitas verhoogt ook het risico op insulineresistentie, diabetes mellitus type 2, astma, klachten van het bewegingsapparaat, kanker op (middel)lange termijn en psychische klachten zoals depressie en eetstoornissen. Tevens geeft obesitas op de kinderleeftijd een hoger risico op hart- en vaatziekten in de volwassenheid, ook als de persoon dan inmiddels geen overgewicht meer heeft.Comorbiditeit bij volwassenen
Obesitas bij volwassenen verhoogt het risico op comorbiditeit. Voor een overzicht en onderbouwing, zie MDR Overgewicht en obesitas bij volwassenen en kinderen (2023) en Volksgezondheid en Zorg.| Overgewicht: gevolgen (geraadpleegd juni 2025).
Comorbiditeit bij kinderen met obesitas
Naar Samenvatting ›Obesitas bij kinderen geeft een verhoogd risico op comorbiditeit. Specifiek voor kinderen met obesitas spelen ook zaken zoals vervroegde puberteit, menstruatiestoornissen en gepest worden een rol. Zie verder hieronder overeenkomstig met volwassenen.
Veelvoorkomende comorbiditeit bij volwassenen met obesitas
Naar Samenvatting ›- Metabole aandoeningen zoals diabetes mellitus type 2
- Cardiovasculaire risicofactoren zoals hypertensie en dyslipidemie, en cardiovasculaire aandoeningen zoals coronaire hartziekten en beroerte
- Respiratoire aandoeningen zoals astma en obstructief slaapapneu
- Meerdere vormen van kanker zoals darmkanker en baarmoederhalskanker
- Artrose van dragende gewrichten
- Gastro-intestinale ziekten zoals gastro-oesofageale reflux en metabole-disfunctiegeassocieerde steatotische leverziekte (MASLD)
- Urogenitale of gynaecologische problemen zoals urine-incontinentie, nierstenen, nierfalen, fertiliteitsproblemen, seksuele disfunctie en complicaties tijdens zwangerschap en bevalling
- Auto-immuunziekten en infectieziekten
- (Psycho)sociale aandoeningen zoals angst en depressie
Richtlijnen diagnostiek bij kinderen
Naar Samenvatting ›Signaleer en bespreek overgewicht en obesitas bij kinderen als zij:
- ondersteuning vragen in verband met gewichtsproblemen (zijzelf of ouders/verzorgers)
- klachten of aandoeningen hebben waarbij een relatief hoog lichaamsgewicht een rol kan spelen
- de indruk maken een te hoog gewicht te hebben, ongeacht de vraag waarvoor ze op het spreekuur komen
Verwijs zo nodig naar passende zorg binnen het sociaal domein (meestal de jgz) of naar de kinderarts. Laat de uitgebreidheid van anamnese, lichamelijk onderzoek en aanvullend onderzoek afhangen van de context. Zie ook Organisatie van zorg.
Bespreken van het gewicht
Naar Samenvatting ›- Vraag toestemming om het over het gewicht te hebben, of vraag of het goed is om het kind te wegen en te meten.
- Gewicht is vaak een gevoelig onderwerp. Ouders kunnen er verschillend over denken: sommigen ervaren het gewicht van hun kind niet als een probleem, anderen ervaren juist een gewichtsstigma. Een verkeerde benadering kan negatieve gevolgen hebben voor de arts-patiëntrelatie, maar ook voor de (psychische) gezondheid van het kind. De Praatplaat kan helpen om in het gesprek alle factoren aan bod te laten komen: eten en drinken, bewegen, slapen, (bio)medische, psychische en sociale factoren.
- Houd rekening met voorkeuren hoe te spreken over het gewicht: vaak is er een voorkeur voor ‘stevig’ of ‘groot’ boven ‘overgewicht’.
- Overweeg de groeicurve te beoordelen, indien deze beschikbaar is.
Toestemming
Veel artsen ervaren een drempel om gewicht bespreekbaar te maken, bijvoorbeeld door gebrek aan tijd, uit angst de arts-patiëntrelatie te verstoren of omdat het een gevoelig onderwerp kan zijn dat emoties teweegbrengt bij de patiënt.
Een eerste stap is daarom toestemming vragen om het onderwerp met de patiënt te bespreken.Stigma
Mensen met obesitas ervaren vaak sociaal stigma en discriminatie op de werkplek, in het onderwijs en in de gezondheidszorg. Dit stigma kan leiden negatieve gevolgen zoals een laag zelfbeeld, sociale isolatie, stress, depressieve klachten, middelengebruik en extra gewichtstoename.
Het stigma heeft tot gevolg dat de geboden zorg minder adequaat is en dat zorg soms zelfs gemeden wordt. Mensen met obesitas ontvangen daardoor vaak niet de juiste zorg.Anamnese
Naar Samenvatting ›Maak eventueel gebruik van de Praatplaat of laat indien haalbaar voor ouders en/of kind (vooraf) een vragenlijst invullen op Checkoorzakenovergewicht.nl.
Onderliggende oorzaken
Naar Samenvatting ›Vraag naar:
- gewichtscontroles (in het verleden) bij de jgz. Is ooit kleine gestalte, afbuigende groeicurve, acuut ontstane obesitas geconstateerd? Overweeg de groeicurve te beoordelen, indien deze beschikbaar is
- familieanamnese diabetes: diabetes mellitus type 2 bij eerste- of tweedegraads familielid, zwangerschapsdiabetes bij de moeder
- onderliggende oorzaken en factoren, zoals leefstijl, psychische conditie, of medicatie, zie voorbeelden in tabel H1
- obesitas ontstaan < 5 jaar, ongeremde eetlust (hyperfagie), afwijkend lichaamsgewicht in vergelijking met de rest van het gezin, ontwikkelingsachterstand (vermoeden genetische oorzaak)
Comorbiditeit
Naar Samenvatting ›- Vraag naar:
- dyspneu
- pijn in dragende gewrichten
- symptomen van obstructief slaapapneu (slaperigheid overdag, snurken)
- psychische klachten
- overmatig veel drinken, dorst of plassen
- Vraag op indicatie naar andere gewichtsgerelateerde comorbiditeit zoals astma (zie ook Gewichtsgerelateerde comorbiditeit).
Lichamelijk onderzoek
Naar Samenvatting ›- Meet de lengte (doe dit ook als het kind of de ouder de lengte al weet: een correcte uitgangswaarde is belangrijk) en het gewicht (eventueel met lichte kleding). Bepaal de BMI, bijvoorbeeld via Voedingscentrum | BMI-meter.
- Let op aanwijzingen voor onderliggende aandoeningen:
- vetverdeling en lichaamsbouw: buffalo hump, kleine gestalte, vollemaansgezicht, overmatige vetopslag in buikregio (centrale obesitas)
- huidafwijkingen: hirsutisme, striae, acne, acanthosis nigricans (verdikking en donkere huidverkleuring in oksels, liezen, bilnaad en nek, en rond de navel)
- (vervroegde) puberteitskenmerken (zie JGZ-richtlijn Seksuele ontwikkeling (2014))
- dysmorfe kenmerken
Correlatie van BMI met vetpercentage en lichaamsvetverdeling
De BMI is een internationaal gebruikte maat die laat zien of een patiënt een gezond gewicht heeft in verhouding tot de lengte. De BMI wordt berekend door het gewicht (kg) te delen door de lengte (m) in het kwadraat (kg/m2).
- Dencker 2007. In een cross-sectioneel onderzoek onder 246 kinderen (8-11 jaar) bij wie een DEXA-meting werd verricht, werd gevonden dat BMI een sterke associatie heeft met het vetpercentage (r = 0,94-0,95), totaal lichaamsvet (r = 0,92) en abdominale vetmassa (r = 0,93-0,95). De correlatie tussen BMI en lichaamsvetverdeling was in dit onderzoek veel lager (r = 0,64-0,73).
- Deurenberg 2003. Een Amerikaans onderzoek onder 979 kinderen bij wie BMI en vetpercentage werden bepaald en een DEXA-meting werd gedaan, liet zien dat de BMI op individueel niveau geen goede indicator is voor het vetpercentage bij kinderen, en zeker niet bij jongens. De associatie tussen BMI en vetpercentage verschilt per etnische achtergrond.
Vanwege de matige correlatie van BMI met vetpercentage en lichaamsvetverdeling heeft de jgz in het Signaleringsprotocol voor overgewicht de klinische blik toegevoegd voor kinderen met een BMI op de grens tussen normaal gewicht en overgewicht. Deze klinische blik is explicieter gemaakt met 4 criteria:
- lichaamsbouw
- etniciteit
- puberteit
- vetverdeling
De NHG-werkgroep heeft ervoor gekozen om deze items te verwerken in anamnese, lichamelijk onderzoek en evaluatie. Omdat duidelijke afkappunten niet zijn aan te geven, blijft de klinische blik subjectief.
BMI-afkapwaarden voor kinderen
De internationale BMI-afkapwaarden voor kinderen zijn oorspronkelijk gebaseerd op een analyse van gegevens van 6 grote nationaal representatieve onderzoeken (Brazilië, Groot-Brittannië, Hong Kong, Singapore, Verenigde Staten en Nederland) bij in totaal 97.876 jongens en 94.851 meisjes van 0-25 jaar. De resulterende nationale curven zijn gemiddeld tot 1 internationale groeicurve die leeftijds- en seksespecifieke afkapwaarden geeft voor overgewicht en obesitas graad 1, 2 en 3.
De NHG-werkgroep heeft in deze standaard de nieuwe afkapwaarden voor kinderen gebruikt, gebaseerd op bijstelling van de oorspronkelijke afkapwaarden, waarbij het onderscheid tussen obesitas graad 2 en 3 niet meer gemaakt wordt omdat de gezondheidsrisico’s bij obesitas ≥ graad 2 als ernstig verhoogd beschouwd worden en het onderscheid dus geen consequenties voor het beleid heeft.
Buikomvang bij kinderen
Bij kinderen < 12 jaar is onduidelijk of het meten van de buikomvang toegevoegde waarde heeft.
Aanvullend onderzoek
Naar Samenvatting ›Bepaal bij kinderen ≥ 5 jaar met obesitas graad 1 (zie tabel H3) de nuchter glucosewaarde (eventueel vingerprik).
Afwijkingen in het bloed zijn vaak een laat signaal van reeds aanwezige comorbiditeit. De leeftijd ≥ 5 jaar is aangehouden omdat kinderen dan mogelijk niet meer in beeld zijn bij de jgz. Kinderen met obesitas graad 1 kunnen afhankelijk van de glucosewaarde verwezen worden naar de kinderarts (afwijkende waarde) of naar de jgz (niet-afwijkende waarde). Afwijkingen in het bloed kunnen een opening zijn voor het gesprek met kind en ouders over het verdere beleid.
Evaluatie
Naar Samenvatting ›Diagnose obesitas of overgewicht
Naar Samenvatting ›- Stel op basis van BMI de diagnose overgewicht, obesitas of ernstige obesitas, afhankelijk van leeftijd en geslacht (zie tabel H3 en Voedingscentrum| BMI jongens en meisjes van Hindostaanse afkomst).
- Houd rekening met lichaamsbouw, puberteit en vetverdeling.
Jongens | Meisjes | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Leeftijd | Overgewicht | Obesitas (graad 1) | Ernstige obesitas (graad 2) | Leeftijd | Overgewicht | Obesitas (graad 1) | Ernstige obesitas (graad 2) |
2 | 18,4 | 20,0 | 21,2 | 2 | 18,1 | 19,8 | 21,1 |
3 | 17,9 | 19,5 | 20,8 | 3 | 17,6 | 19,4 | 20,7 |
4 | 17,5 | 19,2 | 20,6 | 4 | 17,4 | 19,2 | 20,6 |
5 | 17,4 | 19,3 | 20,8 | 5 | 17,2 | 19,2 | 20,8 |
6 | 17,5 | 19,8 | 21,7 | 6 | 17,3 | 19,6 | 21,6 |
7 | 17,9 | 20,6 | 23,1 | 7 | 17,7 | 20,4 | 22,9 |
8 | 18,4 | 21,6 | 24,6 | 8 | 18,3 | 21,4 | 24,5 |
9 | 19,1 | 22,7 | 26,4 | 9 | 19,0 | 22,7 | 26,4 |
10 | 19,8 | 24,0 | 28,4 | 10 | 19,8 | 24,0 | 28,4 |
11 | 20,5 | 25,1 | 30,0 | 11 | 20,7 | 25,3 | 30,1 |
12 | 21,2 | 26,0 | 31,2 | 12 | 21,6 | 26,5 | 31,7 |
13 | 21,9 | 26,9 | 32,2 | 13 | 22,5 | 27,6 | 32,9 |
14 | 22,6 | 27,6 | 33,0 | 14 | 23,3 | 28,4 | 33,8 |
15 | 23,3 | 28,3 | 33,6 | 15 | 23,9 | 29,0 | 34,3 |
16 | 23,9 | 28,9 | 34,0 | 16 | 24,3 | 29,4 | 34,5 |
17 | 24,5 | 29,4 | 34,4 | 17 | 24,7 | 29,7 | 34,8 |
18 | 25,0 | 30,0 | 35,0 | 18 | 25,0 | 30,0 | 35,0 |
Gebaseerd op tabel 1 van MDR Overgewicht en obesitas bij volwassenen en kinderen (2023), naar Cole 2012 *De referentiewaarden komen overeen met een BMI van respectievelijk 25, 30 en 35 op volwassen leeftijd. |
Risicofactoren en comorbiditeit
Naar Samenvatting ›Beoordeel of er sprake is van:
- risicofactoren:
- positieve familieanamnese voor diabetes (zie Onderliggende oorzaken)
- acanthosis nigricans
- nuchter glucose ≥ 5,6 mmol/l bij kinderen ≥ 5 jaar met obesitas graad 1
- comorbiditeit: obstructief slaapapneu
Gewichtsgerelateerd gezondheidsrisico
Naar Samenvatting ›Bepaal het gewichtsgerelateerd gezondheidsrisico (GGR) aan de hand van tabel H4.
Onderliggende aandoeningen
Naar Samenvatting ›Schat in of er aanwijzingen zijn voor zeldzamere onderliggende oorzaken en factoren:
- gebruik van gewichtsverhogende medicatie (zie Medicamenteuze factoren)
- hormonale, hypothalame of genetische oorzaak:
- abnormale vetverdeling (buffalo hump, vollemaansgezicht)
- hirsutisme, irregulaire menstruatie, acne (PCOS)
- vervroegde puberteitskenmerken
- kleine gestalte, afbuigende groeicurve, acuut ontstane obesitas, ontwikkelingsachterstand
- dysmorfe kenmerken
- obesitas ontstaan < 5 jaar in combinatie met ongeremde eetlust (hyperfagie) en/of afwijkend lichaamsgewicht in vergelijking met de rest van het gezin
Richtlijnen beleid bij kinderen
Naar Samenvatting ›- Verwijs, na signalering en eventuele diagnostiek, kind en ouders naar het sociaal domein (meestal de jgz) of naar de kinderarts. Voor de regionale organisatie van de zorg voor kinderen met obesitas, zie Organisatie van zorg voor kinderen.
- Prioriteer het beleid op basis van de onderliggende oorzaken (besteed bijvoorbeeld eerst aandacht aan psychische oorzaken alvorens te starten met leefstijladvies).
- Doel van de behandeling is fysieke en mentale gezondheidswinst. Bij toenemende lengte kan gewichtsbehoud vaak al voldoende zijn omdat de BMI afneemt.
Voorlichting
Naar Samenvatting ›Geef voorlichting over onderliggende oorzaken van overgewicht en obesitas, de gezondheidsrisico’s en de behandelmogelijkheden. Voor het effect van gewichtsverlies op comorbiditeit en kwaliteit van leven, zie Voorlichting bij volwassenen.
Onderliggende oorzaken, gezondheidsrisico’s
Naar Samenvatting ›Effect van behandeling bij kinderen
Naar Samenvatting ›Bespreek:
- dat een gezonde leefstijl met name gezondheidswinst geeft op kwaliteit van leven en fitheid
- dat gewichtsverlies vaak geen doel op zich is, en dat gewichtsbehoud bij toenemende lengte vaak voldoende is doordat de BMI dan afneemt
- dat het kind ondersteuning nodig heeft van het (opvoed)systeem: ouders, gezin, familie, school
- dat gedragsverandering om een gezonde leefstijl te bereiken en te behouden gericht moet zijn op de lange termijn en niet op korte snelle successen, zodat een jojo-effect voorkomen wordt
Een prospectief cohortonderzoek met Zweedse kinderen die ≥ 1 jaar behandeling voor obesitas hadden gekregen (n = 6713, dataverzameling 1996-2019, leeftijd 6-17 jaar, mediane leeftijd bij start behandeling 12 jaar, mediane behandelduur 3 jaar) liet zien dat remissie van obesitas of goede respons op behandeling geassocieerd was met een afgenomen risico op mortaliteit (adjusted HR 0,12; 95% BI 0,03 tot 0,46), diabetes mellitus type 2 (HR 0,42; 95% BI 0,23 tot 0,77), dyslipidemie (HR 0,31; 95% BI 0,13 tot 0,75) en bariatrische chirurgie (HR 0,42; 95% BI 0,30 tot 0,58). Remissie van obesitas leidde mogelijk ook tot een geringer risico op hypertensie (HR 0,40; 95% BI, 0,24 tot 0,65). De onderzoekers vonden geen associatie tussen respons op de obesitasbehandeling en depressie of angst.
Behandelmogelijkheden
Naar Samenvatting ›Leg uit dat de behandeling zal plaatsvinden in het sociaal domein (meestal de jgz) of door de kinderarts, die zal kijken welke behandeling passend en beschikbaar is:
- leefstijladviezen
- begeleiding door een (kinder)fysio- of oefentherapeut
- begeleiding door en (kinder)diëtist
- kinder-GLI (zie Gecombineerde leefstijlinterventie (GLI), zie ook Organisatie van zorg)
- psychologische of pedagogische ondersteuning
- tweedelijns behandeling van eventuele onderliggende oorzaken
Thuisarts
Naar Samenvatting ›Bied voorlichtingsmateriaal aan en verwijs naar de informatie op thuisarts.nl. Hier zijn veel verwijzingen naar handige websites en tools voor kind en ouders te vinden.
Niet-medicamenteuze behandeling
Naar Samenvatting ›Gezonde leefstijl
Naar Samenvatting ›Voeding
Naar Samenvatting ›- Geef een voedingsadvies op basis van de Schijf van Vijf (zie Voedingscentrum | Schijf van Vijf) en stimuleer variatie (zie Voedingscentrum | Slim koken).
- Beperk het eten van ultrabewerkt voedsel (zoals snacks, frisdranken en kant-en-klaarmaaltijden).
- Adviseer eventueel een app die inzicht geeft in het eetpatroon (zie Voedingscentrum | Eetmeter, met onder andere Mijn nieuwe balans of De eetwissel).
- Ontmoedig streng (en herhaald) lijnen. Dit is niet vol te houden en werkt het jojo-effect in de hand.
Lichaamsbeweging
Naar Samenvatting ›Adviezen uit de Beweegrichtlijn voor kinderen:
- bewegen is goed, meer bewegen is beter
- doe ≥ 1 uur per dag aan matig intensieve inspanning, zoals fietsen, wandelen, zwemmen of buiten spelen (langer, vaker en intensiever is nog gezonder)
- doe ≥ 3 × per week aan spier- en botversterkende activiteiten, zoals springen, dansen of krachtoefeningen
- voorkom veel stilzitten
De Beweegrichtlijn voor kinderen van de Gezondheidsraad geeft de volgende adviezen aan kinderen van 4-18 jaar.
Bewegen is goed, meer bewegen is nog beter
- Besteed minstens elke dag een uur aan matig intensieve inspanning, zoals fietsen, wandelen of zwemmen. Langer, vaker of intensiever bewegen is nog gezonder
- Doe minstens driemaal per week spier- en botversterkende activiteiten, zoals springen, dansen of krachtoefeningen
Voorkom veel stilzitten
In 2022 bewoog nog niet de helft van de Nederlanders van ≥ 4 jaar volgens de beweegrichtlijn.
Nederlanders van ≥ 4 jaar brengen dagelijks gemiddeld 9 uur zittend door.Slaap, stress en ontspanning
Naar Samenvatting ›- Benoem het belang van voldoende en gezonde slaap (zie NHG-Standaard Slaapproblemen).
- Bespreek vermindering van eventuele chronische stress (zie Psychische factoren, zie ook NHG-Praktijkhandleiding Leefstijl).
- Verwijs bij sociale of financiële hulpvragen (van ouders), en voor informatie over ontspanning, sport of zingeving naar het sociaal domein (zie bijvoorbeeld Landelijk kennisnetwerk Welzijn op Recept).
- Adviseer het gebruik van sociale media, mobiele telefoon en gamen te beperken.
Gecombineerde leefstijlinterventie
Naar Samenvatting ›In sommige regio’s is een kinder-GLI beschikbaar (zie Organisatie van zorg voor kinderen).
Medicamenteuze behandeling
Naar Samenvatting ›Er is in de eerste lijn geen plaats voor gewichtsreducerende medicatie bij kinderen.
Controle
Naar Samenvatting ›Controles worden gedaan door het sociaal domein (meestal de jgz), paramedici of kinderartsen.
Consultatie en verwijzing
Naar Samenvatting ›Verwijs in principe alle kinderen met een hulpvraag omtrent overgewicht of obesitas naar het sociaal domein (meestal de jgz) of naar een kinderarts, tenzij kind en/of ouders hier niet voor openstaan. Overweeg verwijzing naar een (kinder)diëtist of (kinder)fysio- of oefentherapeut bij een specifieke hulpvraag omtrent voeding, beweging en/of bijvoorbeeld bewegingsbeperking, of als de ouders hier niet voor openstaan, naar het sociaal domein of naar een kinderarts.
- Verwijs bij een sociale of financiële hulpvraag (van ouders), en voor mogelijkheden tot ontspanning, sport of zingeving, laagdrempelig naar het sociaal domein (zie Landelijk kennisnetwerk Welzijn op Recept).
- Verwijs naar de jgz bij:
- overgewicht zonder risicofactoren of comorbiditeit (licht verhoogd GGR)
- obesitas graad 1 zonder risicofactoren of comorbiditeit (matig verhoogd GGR)
- Verwijs naar een kinderarts bij:
- obesitas op leeftijd < 5 jaar (vermoeden genetische oorzaak)
- overgewicht of obesitas (graad 1) en vermoeden van een onderliggende aandoening op grond van anamnese en/of lichamelijk onderzoek (zie Onderliggende aandoeningen)
- overgewicht of obesitas (graad 1) en risicofactoren of comorbiditeit die diagnose en behandeling in de tweede lijn vereisen (obstructief slaapapneu, acanthosis nigricans, nuchter glucose ≥ 5,6 mmol/l)
- ernstige obesitas (≥ graad 2)
Richtlijnen diagnostiek bij volwassenen
Naar Samenvatting ›Bespreken van het gewicht
Naar Samenvatting ›- Vraag toestemming om het over het gewicht te hebben, of vraag of het goed is om de patiënt te wegen en te meten. Geeft de patiënt geen toestemming, benoem dan dat de patiënt hier later op terug mag komen.
- Wees bewust dat patiënten vaak een gewichtsstigma ervaren vanuit zorgverleners en dat dit negatieve gevolgen kan hebben voor de arts-patiëntrelatie, maar ook voor de (psychologische) gezondheid van de patiënt zelf. Vermijd uitspraken als ‘minder eten, meer bewegen’.
- Reserveer voldoende tijd voor de diagnostiek bij obesitas. Vaak spelen er meerdere problemen een rol en soms zijn meerdere consulten nodig.
Toestemming
Veel artsen ervaren een drempel om gewicht bespreekbaar te maken, bijvoorbeeld door gebrek aan tijd, uit angst de arts-patiëntrelatie te verstoren of omdat het een gevoelig onderwerp kan zijn dat emoties teweegbrengt bij de patiënt.
Een eerste stap is daarom toestemming vragen om het onderwerp met de patiënt te bespreken.Stigma
Mensen met obesitas ervaren vaak sociaal stigma en discriminatie op de werkplek, in het onderwijs en in de gezondheidszorg. Dit stigma kan leiden negatieve gevolgen zoals een laag zelfbeeld, sociale isolatie, stress, depressieve klachten, middelengebruik en extra gewichtstoename.
Het stigma heeft tot gevolg dat de geboden zorg minder adequaat is en dat zorg soms zelfs gemeden wordt. Mensen met obesitas ontvangen daardoor vaak niet de juiste zorg.Anamnese
Naar Samenvatting ›Onderliggende oorzaken
Naar Samenvatting ›De uitgebreidheid van de anamnese is afhankelijk van de context. Vraag naar onderliggende oorzaken (zie tabel H1 of haal de antwoorden uit de (eventueel vooraf) ingevulde vragenlijst op Check Oorzaken Overgewicht):
- leefstijlfactoren: voeding, beweging, slaap, ontspanning, middelengebruik
- sociaal-economische factoren: gezondheidsvaardigheden, financiële zorgen, werk, huisvesting
- psychische factoren: depressie, psychotrauma, eetbuistoornis, (chronische) stress
- medicamenteuze factoren: medicatiegebruik nu en in het verleden zoals prednison, anti-epileptica, antipsychotica, antidepressiva (zie tabel H2)
- hormonale factoren: klachten passend bij hypothyreoïdie (zie NHG-Standaard schildklieraandoeningen), PCOS (overbeharing, onregelmatige menstruatie) of mannelijk hypogonadisme (verminderd libido, verminderde spiermassa, erectiestoornis)
- hypothalame factoren: neurologische klachten, visus, tumor of behandeling/trauma in het gebied van de hypothalamus
- genetische factoren: obesitas ontstaan < 5 jaar, ongeremde eetlust (hyperfagie) en/of afwijkend lichaamsgewicht in vergelijking met de rest van het gezin
Gewichtsgerelateerde comorbiditeit
Naar Samenvatting ›Ga na of er sprake is van:
- cardiovasculaire aandoeningen (coronaire hartziekten, beroerte, perifeer arterieel vaatlijden)
- diabetes mellitus type 2
- artrose van dragende gewrichten
- (symptomen van) obstructief slaapapneu, zoals slaperigheid overdag of snurken (zie NHG-Standaard Slaapproblemen)
- Inventariseer op indicatie andere gewichtsgerelateerde comorbiditeit zoals astma, zie ook Gewichtsgerelateerde comorbiditeit.
Lichamelijk onderzoek
Naar Samenvatting ›BMI
De BMI is een internationaal gebruikte maat die laat zien of een patiënt een gezond gewicht heeft in verhouding tot de lengte. De BMI wordt berekend door het gewicht (kg) te delen door de lengte (m) in het kwadraat (kg/m2). De BMI correleert niet goed met het vetpercentage en de vetverdeling in het lichaam, en houdt geen rekening met spiermassa. De BMI onderscheidt ook niet goed tussen mannen, vrouwen en etnische achtergrond. De BMI is daarom een minder geschikte maat als de patiënt gespierd is, zwanger is, borstvoeding geeft, heel klein of heel lang is (< 1,58 meter en > 1,90 meter), of een Aziatische achtergrond heeft.
Buikomvang
De buikomvang correleert goed met de hoeveelheid visceraal vet en geeft daarmee een goede inschatting van de vetverdeling in het lichaam.
De buikomvang wordt door zorgverleners weinig gemeten, maar heeft bij een BMI < 35 toegevoegde waarde voor het inschatten van het gewichtsgerelateerde gezondheidsrisico (GGR).
Bij een BMI ≥ 35 heeft de buikomvang geen meerwaarde meer, want vrijwel alle patiënten in deze groep hebben een ernstig vergrote buikomvang. Wel kan de buikomvang bij patiënten met een BMI ≥ 35 gebruikt worden om het effect van de behandeling te monitoren.
Bij het meten van de buikomvang kunnen meetfouten optreden.
Er zijn 3 manieren om de kans op meetfouten te verkleinen
:
- meetprotocol (standaardisatie)
- training
- herhalen van metingen
De buikomvang is situatieafhankelijk en kan toegenomen zijn door bijvoorbeeld voedsel- of vochtinname, opgeblazen gevoel, ascites en zwangerschap.
De NHG-werkgroep hanteert de WHO-meetmethode voor het meten van de buikomvang.Afkapwaarden van BMI en buikomvang
De afkapwaarden voor BMI en buikomvang zijn gebaseerd op meerdere grote onderzoeken en reviews, waarbij naar verschillende populaties is gekeken wat betreft migratieachtergrond en leeftijd.
De geslachtsspecifieke afkapwaarden voor de buikomvang zijn oorspronkelijk ontwikkeld door Lean et al. in een onderzoek uit 1992 (Schotland). Geïncludeerd werden 904 mannen (gemiddeld 171 cm, 76 kg, 93 cm buikomvang) en 1014 vrouwen (gemiddeld 158 cm, 66 kg, 82 cm buikomvang) in de leeftijd 25-74 jaar. Een buikomvang van 88 cm (vrouwen) en 102 cm (mannen) correspondeerde met BMI 30, een buikomvang van 80 cm (vrouwen) en 94 cm (mannen) correspondeerde met BMI 25. Deze afkapwaarden zijn ontwikkeld als alternatief voor de BMI om obesitas vast te stellen, en dus niet op basis van een relatie tussen buikomvang en gezondheidsrisico.
De afkapwaarden uit Lean et al. zijn internationaal gebruikt in onderzoek en zijn ook overgenomen in richtlijnen, waaronder de MDR Overgewicht en obesitas bij volwassenen en kinderen (2023). De NHG-werkgroep sluit zich hierbij aan. Binnen een bepaalde BMI-categorie (gezond gewicht, overgewicht, obesitas tot BMI 34,9) hebben patiënten met een buikomvang boven de afkapwaarde een hogere kans op hypertensie, diabetes, dyslipidemie en metabool syndroom dan patiënten met een buikomvang onder de afkapwaarde .
Etnische achtergrond
De migratieachtergrond kan invloed hebben op afkapwaarden voor BMI en buikomvang. De NHG-werkgroep heeft hiervoor de volgende bronnen aangehouden:
- BMI: Evidence review CG189 A (2022), NICE clinical guideline NG 246| Overweight and obesity management (2025)
- buikomvang: MDR Overgewicht en obesitas bij volwassenen en kinderen, module 2.12 (2023)
BMI
Naar Samenvatting ›Meet de lengte (doe dit ook als de patiënt de eigen lengte weet, een correcte uitgangswaarde is belangrijk) en het gewicht (eventueel met lichte kleding). Bepaal de BMI, bijvoorbeeld via Voedingscentrum | BMI-meter.
Aanvullend onderzoek
Naar Samenvatting ›- Bepaal het nuchter glucose bij patiënten > 45 jaar én BMI ≥ 27 (zie NHG-Standaard Diabetes mellitus type 2).
- Stel een cardiovasculair risicoprofiel op bij patiënten met BMI ≥ 30 (zie NHG-Standaard Cardiovasculair risicomanagement).
- Overweeg TSH te bepalen, tenzij < 6 maanden geleden bepaald, alleen bij klachten passend bij een hypothyreoïdie.
- Overweeg ALAT te bepalen, tenzij < 6 maanden geleden bepaald (screening op MASLD).
Bij patiënten met obesitas wordt regelmatig een verhoogd TSH gemeten. Dit wordt onder andere verklaard door perifere resistentie tegen schildklierhormoon en door verhoogde concentraties leptine en thyrotropine-releasing hormoon (TRH).
Vaak is er echter niet echt sprake van (sub)klinische hypothyreoïdie. Bij gewichtsverlies normaliseert het TRH en daardoor het TSH, zodat suppletie vaak niet nodig is.Evaluatie
Naar Samenvatting ›BMI
Naar Samenvatting ›Stel de diagnose overgewicht of obesitas op basis van de BMI.
- Referentiewaarden voor overgewicht en (ernstige) obesitas:
- overgewicht: BMI 25-29,9
- obesitas: BMI 30-34,9
- ernstige obesitas: BMI 35-39,9
- zeer ernstige obesitas: BMI ≥ 40
- Afwijkende referentiewaarden voor patiënten ≥ 70 jaar
- overgewicht: BMI 28-29,9
- Afwijkende referentiewaarden voor patiënten met een Aziatische (inclusief Hindostaanse), Midden-Oosterse, Afrikaanse of Afrikaans-Caribische migratieachtergrond:
- overgewicht: BMI 23-27,4
- obesitas: BMI 27,5-32,4
- ernstige obesitas: BMI 32,5-37,4
- zeer ernstige obesitas: BMI ≥ 37,5
Comorbiditeit
Naar Samenvatting ›Ga vervolgens na of er sprake is van comorbiditeit:
- cardiovasculaire aandoeningen (coronaire hartziekten, beroerte en perifeer arterieel vaatlijden)
- diabetes mellitus type 2
- obstructief slaapapneu
- artrose van dragende gewrichten
Buikomvang
Naar Samenvatting ›- Een ernstig vergrote buikomvang (≥ 88 cm bij vrouwen, ≥ 102 cm bij mannen) is een aanwijzing voor ernstig verhoogd cardiovasculair risico.
- Voor patiënten met een migratieachtergrond gelden afwijkende referentiewaarden (zie tabel 12.2 in MDR Overgewicht en obesitas bij volwassenen en kinderen (2023)).
Gewichtsgerelateerd gezondheidsrisico
Naar Samenvatting ›Bepaal het gewichtsgerelateerd gezondheidsrisico (GGR), zie tabel H5.
Het gewichtsgerelateerd gezondheidsrisico (GGR) geeft aan in welke mate het gezondheidsrisico verhoogd is bij volwassenen met overgewicht of obesitas, van licht tot en met extreem verhoogd. Vooral het viscerale vet verhoogt het risico op cardiometabole gezondheidsproblemen en andere ziekten, zoals diverse vormen van kanker. MDR Overgewicht en obesitas bij volwassenen en kinderen (2023) naast BMI en comorbiditeit ook buikomvang meegenomen ter bepaling van het GGR. Deze tabel is een aangepaste versie van de oorspronkelijke GGR-tabel uit de Zorgstandaard Obesitas (2010).
De NHG-werkgroep heeft de tabel uit de MDR aangepast in die zin dat patiënten met BMI ≥ 35 een verhoogd risico hebben ongeacht hun buikomvang.
De tabel kon daarom op dit punt iets versimpeld worden. We noemen daarnaast ook subgroepen (ouderen, migratieachtergrond).
Registratie in het HIS
Naar Samenvatting ›Registreer bij patiënten met BMI ≥ 40 de contra-indicatie ‘Obesitas met BMI ≥ 40’ in het HIS, zodat medicatieadviezen getoond kunnen worden (zie ook Registratieadvies bij de NHG-Standaard Obesitas). Een BMI ≥ 40 kan invloed hebben op de werking van geneesmiddelen.
Onderliggende aandoeningen
Naar Samenvatting ›- Vermoeden van een schildklieraandoening: zie NHG-Standaard Schildklieraandoeningen.
- Aanwijzingen voor een hormonale, hypothalame of genetische oorzaak (zie ook Oorzaken en Consultatie en verwijzing).
Richtlijnen beleid bij volwassenen
Naar Samenvatting ›Behandelmogelijkheden
Naar Samenvatting ›Doel, voorkeuren en motivatie
Naar Samenvatting ›- Formuleer samen met de patiënt het persoonlijke doel van de behandeling, inclusief kortetermijndoelen: welke verandering heeft de patiënt voor ogen? Zie ook NHG-Praktijkhandleiding Leefstijl.
- Bepaal samen met de patiënt welke behandeling passend is. Sommige patiënten geven misschien de voorkeur aan een wandelgroep of diëtist boven een GLI.
- Inventariseer de motivatie (voor motiverende gespreksvoering, zie NHG-Praktijkhandleiding Leefstijl).
Behandeling van de oorzaken
Naar Samenvatting ›- Vaak spelen naast leefstijlfactoren ook psychische en sociaal-economische factoren een rol (zie tabel H1). Meestal moeten deze factoren eerst behandeld worden voordat er aandacht kan zijn voor leefstijl. Dit vereist maatwerk (zie ook Consultatie en verwijzing).
- Bepaal samen met de patiënt welke oorzaken er spelen:
- leefstijlfactoren: zie tabel H5 voor behandelmogelijkheden op basis van het GGR als leefstijl de voornaamste oorzaak is
- sociaal-economische factoren: verwijs naar het sociaal domein (maatschappelijk werk, buurt- of wijkteam, Welzijn op Recept)
- psychische factoren: behandel deze of verwijs voor behandeling (zie Consultatie en verwijzing)
- medicamenteuze factoren: vervang medicatie die gewichtstoename als bijwerking heeft (zie tabel H2) indien mogelijk door een alternatief zonder gewichtsverhogende bijwerking. Overleg zo nodig met de tweede lijn of een apotheker
- hormonale factoren (buiten schildklieraandoening), hypothalame of genetische factoren: verwijs naar de tweede lijn, zie Consultatie en verwijzing
Behandeling van comorbiditeit
Naar Samenvatting ›Behandel eventuele comorbiditeit volgens de betreffende NHG-Standaarden.
Voorlichting
Naar Samenvatting ›Geef voorlichting over onderliggende oorzaken en gezondheidsrisico’s, en over de behandelmogelijkheden.
Effecten van gewichtsverlies
Er is veel onderzoek gedaan naar het effect van gewichtsverlies bij patiënten met obesitas of overgewicht, en naar welk percentage gewichtsverlies gezondheidswinst geeft.
Algemeen wordt aangenomen dat ca. 5% gewichtsverlies een klinisch revelante verbetering geeft van cardiovasculaire ziekte, kwaliteit van leven, hypertensie, cholesterolwaarden, triglyceriden, artrose, gastro-oesofageale reflux bij vrouwen, MASLD en PCOS. Voor hyperglykemie en preventie van diabetes mellitus type 2 geeft zelfs 3% gewichtsverlies al verbetering. In onderzoeken leidt circa 10% gewichtsverlies tot remissie van diabetes mellitus type 2 en tot verbetering van obstructief slaapapneu, gastro-oesofageale reflux bij mannen en leversteatose. Hoe groter het gewichtsverlies, hoe sterker het effect: bij 10-15% gewichtsverlies wordt voor alle comorbiditeit een nog groter gezondheidseffect gezien. Omdat obesitas een chronische progressieve ziekte is, hebben ook gewichtsstabilisatie of een gewichtsverlies < 5% al positieve gezondheidseffecten, zoals een lager risico op diabetes mellitus type 2. Een onderzoek naar een leefstijlinterventie liet zien dat het risico op progressie van knieartrose 7% was in de groep van wie het gewicht stabiel bleef versus 18% in de groep van wie het gewicht toenam. Een SR van 15 RCT’s met 17.186 patiënten (53% vrouw, gemiddelde leeftijd bij randomisatie 52 jaar) liet een 15% lager risico zien op mortaliteit door alle oorzaken bij een gemiddeld gewichtsverlies van 5,5 kg (4,0 SD) (RR 0,85; 95%-BI 0,73 tot 1,00).Werkingsmechanisme van gewichtsreducerende medicatie
- GLP1-agonisten: GLP-1 speelt een rol in de regulatie van de eetlust en de voedselinname. Liraglutide en semaglutide activeren de GLP-1-receptor, waardoor het gevoel van verzadiging toeneemt en het hongergevoel afneemt.
- Naltrexon/bupropion: combinatie van een mu-opioïdantagonist (naltrexon) en een remmer van de heropname van noradrenaline en dopamine (bupropion). Het middel heeft effect op de hypothalamus en op het dopaminerge beloningssysteem. De exacte eetlustonderdrukkende effecten zijn niet bekend.
Onderliggende oorzaken en gezondheidsrisico’s
Naar Samenvatting ›Leg het volgende uit.
- Te veel of ongezond eten en te weinig beweging zijn een veelvoorkomende oorzaak, maar vaak niet de enige. Stress, slaapproblemen en psychische klachten (bijvoorbeeld trauma, schulden, scheiding) kunnen het moeilijker maken om een gezonde leefstijl te behouden.
- Bepaalde geneesmiddelen kunnen gewichtstoename veroorzaken. Ook hormonale of genetische factoren kunnen een rol spelen.
- Obesitas verhoogt het risico op allerlei aandoeningen zoals diabetes mellitus type 2, hypertensie, cardiovasculaire aandoeningen, gewrichtsklachten, bepaalde vormen van kanker, angst en depressie.
Doel en verloop van de behandeling
Naar Samenvatting ›Leg het volgende uit.
- Het doel van de behandeling is gezondheidswinst. Ook zonder gewichtsverlies is een behandeling geslaagd als de comorbiditeit, fitheid en kwaliteit van leven verbeteren.
- Een gewichtsverlies van 5-10% geeft al aanzienlijke gezondheidswinst en verkleint de kans op cardiovasculaire ziekten, diabetes mellitus type 2 en hypertensie. Reeds aanwezige comorbiditeit (hypertensie, diabetes mellitus type 2, obstructief slaapapneu) kan door gewichtsverlies verminderen of in remissie komen, waardoor minder of geen medicatie nodig is.
- Het is belangrijk om de partner en het gezin te betrekken bij de behandeling. Vaak hebben zij dezelfde eet- en leefgewoonten.
- Om een gezonde leefstijl te bereiken en duurzaam te behouden moet gedragsverandering gericht zijn op de lange termijn en niet op korte snelle successen. Het is belangrijk een jojo-effect te voorkomen.
- Een combinatie van voldoende bewegen en spierversterkende oefeningen (krachttraining in de brede zin van het woord) voorkomt dat men bij het afvallen alleen vetvrije massa en spieren verliest.
- Om na het afvallen het gewichtsverlies te behouden is het belangrijk te blijven bewegen boven de norm (zie Lichaamsbeweging).
Gecombineerde leefstijlinterventie
Naar Samenvatting ›Leg het volgende uit.
- Een gecombineerde leefstijlinterventie (GLI) is gericht op gedragsverandering om een gezonde leefstijl te bereiken en te behouden door middel van advies en begeleiding over gezonde voeding, beweging, ontspanning en goede slaap.
- Een GLI bestaat uit groepsbijeenkomsten en individuele begeleiding. De vorm verschilt per programma. Er zijn ook onlineprogramma’s beschikbaar.
- Een GLI zorgt voor een gemiddelde afname van 5% in gewicht en buikomvang na 2 jaar, en voor toename van de kwaliteit van leven met 7,5-11,3 punten op een schaal van 0-100. Van de deelnemers bereikt 80% gewichtsverlies of stabilisatie van het gewicht.
Gewichtsreducerende medicatie
Naar Samenvatting ›Leg het volgende uit.
- Gewichtsreducerende medicatie kan bij patiënten met een extreem verhoogde GGR worden ingezet als aanvulling op een GLI bij voldoende inzet maar met onvoldoende resultaat. Doel van de medicatie is ondersteuning van blijvende gedragsverandering.
- Over de langetermijneffecten van gewichtsreducerende medicatie na 2 jaar is weinig bekend (effectiviteit, nadelige effecten, hoe af te bouwen).
- De voorwaarden waaronder gewichtsreducerende medicatie vergoed wordt, verschillen per middel.
- GLP1-agonisten vertragen de maaglediging en vergroten daardoor het verzadigingsgevoel. Van naltrexon/bupropion is het werkingsmechanisme nog niet geheel duidelijk.
- Zonder een gezonde leefstijl zal gewichtsreducerende medicatie minder of niet effectief zijn. Bewegen volgens de beweegnorm, met name krachttraining, is essentieel voor het behoud van spiermassa. Dit geldt in het bijzonder voor patiënten die weinig bewegen of immobiel zijn. Weinig beweging en immobiliteit leiden tot afname van de spiermassa en tot een verhoogd risico op sarcopenie.
- De effectiviteit van gewichtsreducerende medicatie varieert tussen 5-15% gewichtsverlies. Het is niet te voorspellen welk middel bij welke patiënten goed zal aanslaan. Na een aantal maanden wordt een plateau bereikt.
- Abrupt stoppen met gewichtsreducerende medicatie leidt vaak tot opnieuw gewichtstoename.
- Bijwerkingen zoals misselijkheid komen vaak voor.
Bariatrische chirurgie
Naar Samenvatting ›Leg het volgende uit.
- Bariatrische chirurgie is een optie bij patiënten met een extreem verhoogde GGR.
- De patiënt zal na de operatie levenslang de leefstijl en de gedragsregels rondom eten en drinken moeten aanpassen (bijvoorbeeld kleinere porties).
- De patiënt wordt jaarlijks gecontroleerd en zal levenslang multivitaminen moeten nemen.
- Patiënten hebben na 10 jaar gemiddeld ongeveer 25% gewicht verloren.
- Er kunnen korte- en langetermijncomplicaties optreden zoals galsteenlijden, reflux en dumping.
Thuisarts
Naar Samenvatting ›Bied voorlichtingsmateriaal aan en verwijs naar de informatie op thuisarts.nl.
Niet-medicamenteuze behandeling
Naar Samenvatting ›Gezonde leefstijl
Naar Samenvatting ›Voeding
Naar Samenvatting ›- Geef een voedingsadvies op basis van de Schijf van Vijf (zie Voedingscentrum | Schijf van Vijf) en stimuleer variatie (zie Voedingscentrum | Slim koken).
- Beperk het eten van ultrabewerkt voedsel (zoals snacks, frisdranken en kant-en-klaarmaaltijden).
- Adviseer eventueel een app die inzicht geeft in het eetpatroon (zie Voedingscentrum | Eetmeter, met onder andere Mijn nieuwe balans of De eetwissel).
- Ontmoedig streng (en herhaald) lijnen. Dit is niet vol te houden en werkt het jojo-effect in de hand.
- Overweeg verwijzing naar een diëtist bij wens van patiënt voor begeleiden naar een gezond en volwaardig eetpatroon (zie Consultatie en verwijzing).
Voor de onderbouwing sluiten we aan bij de MDR Overgewicht en obesitas bij volwassenen en kinderen (2023). Hieronder volgt een aantal belangrijke conclusies en aandachtspunten voor de huisarts.
- Geen enkel specifiek dieet werkt beter dan willekeurig welk ander dieet: een SR en netwerkmeta-analyse includeerde 121 RCT’s met 21.942 patiënten (mediane BMI 33, mediaan gewicht 93 kg, gemiddelde leeftijd 49 jaar, 69% vrouw). De onderzoekers keken naar 14 populaire diëten: koolhydraatarm, vetarm of energiebeperkt. De mediane duur van de interventies was 26 weken. Bij koolhydraatarme en vetarme diëten was het gemiddelde gewichtsverlies na 6 maanden respectievelijk 4,6 en 4,4 kg. Bij alle onderzochte diëten leek het effect op gewichtsverlies na 12 maanden grotendeels verdwenen te zijn; therapietrouw werd helaas niet gerapporteerd.
- Van sommige diëten, zoals intermitterend vasten, is er nog weinig bewijs voor de veiligheid en effectiviteit op lange termijn.
- Ook van koolhydraatarme diëten is de veiligheid en effectiviteit op lange termijn nog niet bewezen. De MDR Overgewicht en obesitas bij volwassenen en kinderen (2023) noemt dit kort, maar heeft het niet uitgezocht. De NHG-werkgroep heeft dat bij deze herziening evenmin gedaan.
- Voor de kwaliteit van de voeding verwijst de MDR Overgewicht en obesitas bij volwassenen en kinderen (2023) naar de Schijf van Vijf (voor de onderbouwing, zie Gezondheidsraad | Richtlijnen goede voeding 2015, geraadpleegd juni 2025.
Lichaamsbeweging
Naar Samenvatting ›- Adviseer de patiënt te bewegen en te trainen passend bij diens wensen en mogelijkheden. Streef naar een verdeling over de week met minimaal 30-60 minuten per keer, en een geleidelijke opbouw (om blessures te voorkomen):
- per week ≥ 150-200 minuten matig tot zwaar intensieve aerobe lichaamsbeweging (ademhaling is versneld, praten is nog mogelijk), bijvoorbeeld stevig doorwandelen, doorfietsen, tennissen, traplopen of cardiofitness
- 2 × per week krachttraining, bijvoorbeeld fitness gericht op kracht, klussen, zware boodschappen tillen
- voorkom veel stilzitten
- Adviseer bij chronische gewrichtsklachten of aandoeningen met inspanningsbeperking bewegen onder begeleiding van een fysio- of oefentherapeut, of groepsgewijs sporten. Vanuit het sociaal domein kan vaak een buurtsportcoach ingeschakeld worden (bijvoorbeeld bij gebrek aan financiële middelen).
- Bespreek eventuele weerstanden tegen bewegen. Leg uit dat verschijnselen als een snelle hartslag en transpiratie normaal zijn bij sporten.
- Sommige patiënten zullen het fijn vinden om met een smartwatch of stappenteller op de mobiele telefoon inzicht te krijgen in de dagelijkse beweging.
Voor de onderbouwing van lichaamsbeweging sluiten we aan bij de MDR Overgewicht en obesitas bij volwassenen en kinderen (2023). Hieronder volgt een aantal belangrijke aandachtspunten voor de huisarts.
- Lichaamsbeweging, ook zonder gewichtsverlies, heeft een gunstig effect op cardiovasculaire risicofactoren, mobiliteit, lichaamsbeeld en eventuele stemmingsstoornissen. Het zorgt ook voor toename van spiermassa.
- Er bestaat een algemene beweegrichtlijn voor volwassenen en ouderen (Gezondheidsraad | Beweegrichtlijnen 2017, geraadpleegd juni 2025). Voor patiënten met obesitas die zijn afgevallen, geldt een aangepaste beweegnorm: zie MDR Overgewicht en obesitas bij volwassenen en kinderen (2023).
- In 2022 voldeed nog niet de helft van de Nederlanders ≥ 4 jaar aan de algemene beweegrichtlijn.
De gezondheidswinst van lichaamsbeweging is het grootst voor mensen die van inactief naar een beetje bewegen gaan.
Bovendien brengen Nederlanders ≥ 4 jaar dagelijks gemiddeld 9 uur zittend door.
- Krachttraining wordt geadviseerd om spiermassa te behouden of (iets) te vergroten tijdens het afvallen. Krachttraining verhoogt mogelijk ook het rustmetabolisme. Een hoger rustmetabolisme zorgt voor een hogere verbranding en draagt daarmee bij aan gewichtsbehoud of -verlies.
Behoud van gewichtsverlies
Naar Samenvatting ›Adviseer per week 200-300 minuten matige intensieve lichaamsbeweging plus 2 × per week krachttraining om het gewichtsverlies te behouden.
Alcohol
- Adviseer geen alcohol te drinken (of in ieder geval niet > 1 glas per dag). Naast andere negatieve gezondheidseffecten bevat alcohol veel calorieën.
- Voor zelfhulp bij stoppen met alcohol, zie Alles over drinken.
- Voor verwijscriteria, zie NHG-Standaard Problematisch alcoholgebruik.
Slaap, stress en ontspanning
- Benoem het belang van voldoende en gezonde slaap (zie NHG-Standaard Slaapproblemen).
- Geef uitleg over vermindering van eventuele chronische stress (zie Psychische factoren, zie ook NHG-Praktijkhandleiding Leefstijl en Praatplaat Begrijp je stress (Pharos 2024)).
- Verwijs bij sociale of financiële hulpvragen en voor informatie over ontspanning, sport of zingeving naar het sociaal domein (zie bijvoorbeeld Welzijn op Recept).
Gecombineerde leefstijlinterventie
Naar Samenvatting ›GLI
Overweeg, indien gedragsinterventie naar een gezondere leefstijl geïndiceerd is én patiënt gemotiveerd is, een GLI (zie Voorlichting) bij:
- BMI ≥ 25 in combinatie met:
- ernstig vergrote buikomvang (≥ 88 cm voor vrouwen en ≥ 102 voor mannen) of
- gewichtsgerelateerde comorbiditeit
- BMI ≥ 35
- Voor patiënten met een migratieachtergrond gelden soms andere referentiewaarden voor BMI en buikomvang (zie Evaluatie).
Praktische informatie
- Voor de verschillende GLI-programma’s, zie Loket Gezond Leven, inclusief kaart met erkende (online) GLI-programma’s per gemeente.
- Overweeg als aanvulling op de GLI bij bijvoorbeeld diabetes mellitus type 2 of depressie paramedische zorg door een diëtist, fysio- of oefentherapeut, of psychische begeleiding.
Een gecombineerde leefstijlinterventie (GLI) bestaat uit advies en begeleiding over gezonde voeding en beweging, en een psychologische interventie gericht op gedragsverandering. Daarnaast wordt gekeken naar persoonlijke factoren die de leefstijl beïnvloeden, zoals stress en slaapgebrek. Een GLI bestaat uit 2 fasen:
- behandelfase: de eerste 6-12 maanden bestaan uit intensieve begeleiding, met doelen gericht op verandering
- onderhoudsfase: deze fase is minder intensief, met terugkomdagen en monitoring van de gedragsverandering
Voor de onderbouwing, zie MDR Overgewicht en obesitas bij volwassenen en kinderen (2023). We volstaan in deze NHG-standaard met de meest recente resultaten van de GLI-monitor.
RIVM GLI monitor
Sinds 2019 vergoeden zorgverzekeraars de GLI. Het RIVM rapporteert jaarlijks de resultaten van de in Nederland beschikbare en door het RIVM erkende interventies.
In de periode 2019-2023 begonnen ruim 102.000 personen met een GLI (gemiddeld gewicht bij intake 107 kg, gemiddelde BMI 36, gemiddelde buikomvang 117 cm). De BMI bij intake varieerde: 25-30 (9%), 30-35 (34%), 35-40 (33% ) en ≥ 40 (23%). Deze verdeling bleef over de jaren gelijk. De rapportage maakt onderscheid tussen de (intensieve) behandelfase en de (minder intensieve) onderhoudsfase (zie boven).Effect op gewicht en buikomvang
- Van ongeveer 2800 deelnemers (3% van het totaal) is bekend hoe het gewicht en de buikomvang zijn veranderd vanaf de intake tot het einde van de behandelfase (na 12 maanden GLI). Gemiddeld nam het gewicht in deze groep af met 3,9 kg (3,6%), de BMI met 1,3 en de buikomvang met 4,2 cm (3,5%).
- Van ongeveer 700 deelnemers is bekend hoe gewicht en buikomvang veranderden vanaf de intake tot het einde van de onderhoudsfase (na 24 maanden GLI). Gemiddeld nam het gewicht in deze groep af met 5,5 kg (5,1%), de BMI met 1,9 en de buikomvang met 6,1 cm (5,0%). De resultaten aan het eind van de onderhoudsfase waren beter dan aan het eind van de behandelfase (gewicht –5,1 vs. –3,6%; BMI –1,9 vs. –1,3; buikomvang –5,0 vs. –3,5%). Ook had een groter percentage ≥ 5% gewichtsverlies (47 vs. 32%, ongeacht BMI bij intake). Voor buikomvang geldt hetzelfde: de buikomvang was ≥ 5% afgenomen bij 47% aan het eind van de onderhoudsfase, versus 32% aan het eind van de behandelfase. Het percentage deelnemers dat gewichtsverlies of gewichtsbehoud bereikte, bleef stabiel: 83% aan het eind van de behandelfase, 82% aan het eind van de onderhoudsfase.
- Het is goed om te benoemen dat een GLI op het gebied van gewichtsverlies veel minder effectief is dan bijvoorbeeld bariatrische chirurgie. Daar staat tegenover dat een GLI niet-invasief is, dit in tegenstelling tot chirurgie. Bovendien is gewichtsverlies bij GLI niet het hoofddoel: het gaat om een langdurig gezonde leefstijl en gezondheidswinst, door gewichtsverlies maar ook in de vorm van kwaliteit van leven en fitheid.
Effect op kwaliteit van leven
Van 650 deelnemers is bekend hoe de kwaliteit van leven veranderde vanaf de intake tot aan het eind van de onderhoudsfase. Deelnemers gaven aan hun kwaliteit van leven bij intake gemiddeld een score van 58 (op een schaal van 0-100). Deze score was na de behandelfase met gemiddeld 7,5 punten gestegen, en zelfs met 11,3 punten bij deelnemers die ≥ 5% gewicht hadden verloren. Deelnemers die < 5% gewicht hadden verloren, scoorden een lagere stijging van kwaliteit van leven (5,7 punten).
Na afloop van de onderhoudsfase was de kwaliteit van leven met gemiddeld 12,9 punten toegenomen, zowel bij deelnemers met lagere start-BMI als bij deelnemers met hogere start-BMI.Uitval
Van de bijna 6000 deelnemers die in 2020 startten met een GLI rondde 74% het eerste jaar af, van de ruim 19.000 deelnemers die in 2021 startten, was dat 72%. Het RIVM blijft de interventies tot 2026 volgen. In 2024 is verdiepend onderzoek gedaan naar uitval bij de GLI, ten tijde van de autorisatie van de standaard (juni 2025) waren de resultaten nog niet gepubliceerd.
Conclusie
Resultaten na deelname aan een tweejarige GLI, gebaseerd op 700 deelnemers in 2019-2023 (0,7% van het totaal aantal deelnemers):
- bij de helft is het gewicht ≥ 5% afgenomen
- bij de helft is de buikomvang ≥ 5% afgenomen
- bij 80% is hetzij gewichtsverlies van ≥ 5%, hetzij gewichtsstabilisatie bereikt
- de kwaliteit van leven nam toe ongeacht start-BMI
Gespecialiseerde GLI
Een gespecialiseerde GLI bestaat onder andere uit cognitieve gedragstherapie, bewegen in groepssessies en begeleiding door een diëtist. Gespecialiseerde GLI’s zouden een optie kunnen zijn voor de volgende specifieke doelgroepen:
- BMI ≥ 40 of BMI ≥ 35 in combinatie met ernstig vergrote buikomvang of comorbiditeit
- laaggeletterdheid of andere specifieke problemen
- milde psychische problematiek die de behandeling van obesitas belemmert
- matig tot ernstig verstoord eetgedrag en/of bijkomende psychopathologie
Er zijn anno 2025 nog weinig gespecialiseerde GLI’s beschikbaar, losstaande cognitieve gedragstherapie is bij beide laatstgenoemde doelgroepen ook een optie.
Medicamenteuze behandeling (facultatief)
Naar Samenvatting ›- Het voorschrijven van gewichtsreducerende medicatie is extra aanbod en daarom facultatief.
- Een gezonde leefstijl is de basis van de behandeling, ook tijdens het gebruik van gewichtsreducerende medicatie.
Gewichtsreducerende medicatie
Naar Samenvatting ›- Overweeg medicatie bij:
- patiënten met BMI 35-39,9 en gewichtsgerelateerde comorbiditeit (coronaire hartziekten, beroerte, perifeer arterieel vaatlijden, diabetes mellitus type 2, obstructief slaapapneu of artrose van een dragend gewricht)
- patiënten met BMI ≥ 40
- patiënten met een Aziatische (inclusief Hindostaanse), Midden-Oosterse, Afrikaanse of Afrikaans-Caribische achtergrond met BMI 32,5-37,4 en bovengenoemde gewichtsgerelateerde comorbiditeit, of een BMI ≥ 37,5
- Schrijf alleen medicatie voor bij patiënten die:
- ≥ 1 jaar gemotiveerd hebben deelgenomen aan een (gecombineerde) leefstijlinterventie met onvoldoende gewichtsreductie (< 10% gewichtsverlies vanaf extreem verhoogde GGR, zie tabel H5) én
- blijven deelnemen aan deze leefstijlinterventie, of na afronding van het 2-jarige GLI-programma gemotiveerd zijn voor continuering van de gezonde leefstijl
- Stop met medicatie bij een gewichtsverlies < 5% na 12 weken gebruik van de maximaal verdraagbare dosis.
- Bespreek de voor- en nadelen (zie Voorlichting).
- Schrijf medicatie niet voor bij patiënten > 75 jaar en tijdens zwangerschap of lactatie.
Toelichting
- Het voorschrijven van gewichtsreducerende medicatie is extra aanbod en daarom facultatief.
- Verwijs naar de tweede lijn (bij voorkeur naar een obesitascentrum in een ziekenhuis of een internist gespecialiseerd in obesitas) wanneer medicatie niet door huisarts zelf wordt voorgeschreven.
- Voor vergoeding en voorwaarden per middel, zie ZN | Machtigingsformulieren.
Keuze van het middel
- In deze standaard worden de volgende gewichtsreducerende middelen aanbevolen:
- GLP1-agonist (liraglutide subcutaan 3 mg of semaglutide subcutaan 2,4 mg)
- naltrexon/bupropion
- Het gewichtsreducerende effect is bij individuele patiënten niet op voorhand vast te stellen. Semaglutide 2,4 mg lijkt effectiever dan liraglutide 3 mg of naltrexon/bupropion. Liraglutide en naltrexon/bupropion lijken even effectief. Naltrexon/bupropion heeft relatief meer contra-indicaties en interacties, en is daardoor minder breed toepasbaar.
- Maak samen met de patiënt de keuze voor een middel op basis van effectiviteit, comorbiditeit en contra-indicaties (zie tabel H6).
- De geregistreerde dosering van GLP1-agonisten is lager voor patiënten met obesitas en diabetes mellitus type 2 dan voor patiënten met obesitas zonder diabetes mellitus type 2. Zie daarom voor de doseringen van GLP1-agonisten bij patiënten met diabetes mellitus type 2 en obesitas de NHG-Standaard Diabetes mellitus type 2. De dosering naltrexon/bupropion is onafhankelijk van het al dan niet aanwezig zijn van diabetes mellitus type 2.
Niet aanbevolen middelen
Schrijf de volgende middelen niet voor.
- Metformine wordt niet aanbevolen omdat het gewichtsreducerende effect beperkt is en omdat het niet geregistreerd is voor deze indicatie.
- Semaglutide oraal wordt niet aanbevolen vanwege beperkt bewijs.
- Tirzepatide (GIP/GLP1-agonist) wordt afgeraden omdat hier nog nauwelijks ervaring mee opgedaan is, er nog te veel onzekerheid is over de veiligheid en de kosten zeer hoog zijn.
Middel (stofnaam), toedieningsvorm | Start- en opbouwdosering | Gewichtsverlies* | Bijwerkingen | Belangrijkste contra-indicaties/interacties |
---|---|---|---|---|
Liraglutide 3 mg (pen met 18 mg liraglutide levert doses van 0,6 mg, 1,2 mg, 1,8 mg, 2,4 mg en 3,0 mg) | Week 1: 0,6 mg s.c. 1 dd | 4,3% |
|
|
Week 2: 1,2 mg s.c. 1 dd | ||||
Week 3: 1,8 mg s.c. 1 dd | ||||
Week 4: 2,4 mg s.c. 1 dd | ||||
Week 5 (onderhoud): max. 3 mg s.c. 1 dd | ||||
Semaglutide 2,4 mg (pen met 4 doses van 0,25 mg, 0,5 mg, 1,0 mg, 1,7 mg of 2,4 mg) | Week 1: 0,25 mg s.c. 1 × per week | 11,8% |
|
|
Week 5: 0,5 mg s.c. 1 × per week s.c. | ||||
Week 9: 1 mg s.c. 1 × per week | ||||
Week 13: 1,7 mg s.c. 1 × per week | ||||
Week 17 (onderhoud): 2,4 mg s.c. 1 × per week | ||||
Naltrexon/bupropion (8/90 mg tablet mga) | Week 1: 1 tablet ‘s ochtends | 4,5% |
|
|
Week 2: 2 dd 1 tablet (max. 2 tabletten per dag bij matige of ernstige nierfunctiestoornis) | ||||
Week 3: 2 tabletten ’s ochtends, 1 tablet ’s avonds | ||||
Vanaf week 4: 2 dd 2 tabletten | ||||
ITP = idiopathische trombocytopenische purpura; CZS = centraal zenuwstelsel. Schrijf geen gewichtsreducerende middelen voor bij leeftijd > 75 jaar en bij zwangerschap/lactatie. * Gemiddeld gewichtsverlies bij gebruik als aanvulling op een (gecombineerde) leefstijlinterventie. |
GLP-1- en GLP-1/GIP-agonisten lijken op korte termijn (≤ 2 jaar) effectief te kunnen zorgen voor gewichtsverlies. Over de langetermijneffecten (sterfte, cardiovasculaire events, nieuwe diabetes mellitus type 2, gewichtsverlies, andere late effecten) is echter nog veel onzeker. De gevonden onderzoeken naar GLP-1-agonisten, GLP1/GIP-agonisten en naltrexon-bupropion includeerden een patiëntenpopulatie met een gemiddelde BMI ≥ 35. In de meeste onderzoeken zitten geen of nauwelijks patiënten met een BMI < 30. Alle onderzoeken keken naar het effect van gewichtsreducerende medicatie in combinatie met een gecombineerde leefstijlinterventie. Het effect van gewichtsreducerende medicatie zonder (gecombineerde) leefstijlinterventie is daarom nog onduidelijk.
Conclusies
- Vanwege de onzekerheden over langetermijneffecten en haalbaarheid heeft de NHG-werkgroep besloten om de indicatie voor gewichtsreducerende medicatie te beperken tot patiënten met een extreem verhoogd GGR.
- Metformine wordt niet aanbevolen vanwege het beperkte effect op gewicht en omdat het niet geregistreerd is voor gewichtsverlies.
- Semaglutide oraal wordt niet aanbevolen vanwege beperkt bewijs.
- De GIP/GLP1-agonist tirzepatide wordt vooralsnog afgeraden omdat hiermee nog nauwelijks ervaring opgedaan is, er nog te veel onzekerheid is over de veiligheid en de kosten zeer hoog zijn.
- Op het moment van publicatie van deze standaard (13 oktober 2025) gelden bepaalde voorwaarden om in aanmerking te komen voor vergoeding van gewichtsreducerende medicatie, zoals onvoldoende resultaat na ≥ 1 jaar GLI (< 10% gewichtsverlies vanaf een extreem verhoogd GGR). Zorgstandaard Obesitas (2010)
Gewenste en ongewenste effecten
Effecten op cruciale uitkomstmaten
Er is onzekerheid over het effect van gewichtsreducerende medicatie op sterfte (alle oorzaken), cardiovasculaire events, nieuwe diabetes mellitus type 2, gewichtsverlies op lange termijn (> 2 jaar) en late ongewenste effecten, omdat deze uitkomsten in de meeste geïncludeerde onderzoeken (bijna) niet voorkwamen (waarschijnlijk door de beperkte duur van de follow-up) of niet zijn meegenomen.
Effecten op belangrijke uitkomstmaten
- Er is meer bekend over het effect op gewichtsverlies op de korte termijn (≤ 2 jaar). Semaglutide subcutaan 2,4 mg en tirzepatide subcutaan resulteren waarschijnlijk in klinisch relevant gewichtsverlies en vermindering van de buikomvang, semaglutide 50 mg (oraal) doet dit mogelijk ook. Liraglutide 3 mg en naltrexon/bupropion lijken minder effectief te zijn (gemiddeld < 5% gewichtsverlies en < 5 cm kleinere buikomvang) en de door de werkgroep gekozen grenswaarden voor klinische relevantie niet te bereiken. Sommige patiënten (zogeheten responders) kunnen echter wel > 5%, > 10%, > 15% of zelfs > 20% afvallen met liraglutide 3 mg of naltrexon/bupropion. Metformine geeft waarschijnlijk geen klinisch relevant gewichtsverlies.
- Het is onduidelijk welk middel het beste werkt voor patiënten in bepaalde BMI- of leeftijdsgroepen. In de meeste onderzoeken zitten geen of nauwelijks patiënten met een BMI < 30. In de meerderheid van de geïncludeerde onderzoeken had de patiëntenpopulatie een gemiddelde BMI ≥ 35.
Veiligheid en bijwerkingen
- Er zijn geen onderzoeksgegevens over de veiligheid van de middelen op de lange termijn bij obesitas. In de KNMP Kennisbank is informatie te vinden over bekende zeldzame ernstige bijwerkingen. Bij liraglutide 3 mg, semaglutide 2,4 mg en tirzepatide kan pancreatitis als bijwerking optreden en bij naltrexon/bupropion psychosen, suïcidepogingen en convulsies. Een mogelijke bijwerking van metformine is lactaatacidose.
- Bij alle middelen zijn de meest voorkomende bijwerkingen maagdarmstoornissen en hoofdpijn.
Kwaliteit van bewijs
- De kwaliteit van bewijs varieert van redelijk tot zeer laag. Alle uitkomsten zijn afgewaardeerd voor risico op bias omdat alle onderzoeken behalve die over metformine gesponsord zijn door een farmaceutisch bedrijf. Daarnaast is er voor een aantal uitkomsten sprake van onnauwkeurigheid (bijvoorbeeld brede betrouwbaarheidsintervallen) waardoor het onduidelijk is of het effect klinisch relevant is.
- Voor de uitkomstmaat buikomvang is vaak afgewaardeerd vanwege inconsistentie, mogelijk als gevolg van de gebruikte meetmethode. Voor sterfte en cardiovasculaire events konden vaak geen conclusies worden getrokken vanwege het geringe aantal events, voornamelijk als gevolg van de korte follow up duur.
Waarden en voorkeuren van patiënten
Patiënten met obesitas ervaren veel last van hun ziekte (zowel lichamelijk als mentaal). Vaak is er gewichtsgerelateerde comorbiditeit en is ook het risico op andere comorbiditeit en vroegtijdig overlijden verhoogd. De NHG-werkgroep verwacht dat patiënten vaak iets aan het overgewicht willen doen en het aanvaardbaar zullen vinden om gewichtsreducerende medicatie te gebruiken. De aanvaardbaarheid is mogelijk hoger naarmate er meer overgewicht is. Het kan echter een belasting zijn om dagelijks of wekelijks een subcutane injectie te zetten of medicatie in te nemen.
Door de onduidelijkheid over langetermijneffecten (behoud van gewichtsverlies, effect op comorbiditeit, late ongewenste effecten) zullen sommige patiënten medicatie een minder aanvaardbare optie vinden. Er is geen onderzoek naar de langetermijnveiligheid en -effectiviteit van gewichtsreducerende medicatie bij obesitas.
Met metformine is al veel ervaring opgedaan voor de indicatie diabetes mellitus, maar niet voor de indicatie obesitas. Ook met andere middelen is al meer ervaring opgedaan in het kader van diabetes mellitus type 2. Liraglutide (in de dosering 1,8 mg sinds 2009 geregistreerd voor diabetes mellitus type 2) en semaglutide (in de dosering 1 mg sinds 2018 geregistreerd voor diabetes mellitus type 2) lijken vooralsnog veilig in de bij diabetes mellitus type 2 genoemde doseringen. Bij obesitas zijn de doseringen echter hoger.
Kosten
Er is een aanzienlijke variatie in kosten tussen de verschillende middelen.
- Liraglutide kost afhankelijk van de dosering tussen de €46 (0,6 mg) en €229 (3 mg) per maand (1 pen bevat 18 mg liraglutide en levert doses van 0,6 mg, 1,2 mg, 1,8 mg, 2,4 mg en 3 mg).
- Semaglutide kost afhankelijk van de dosering tussen de €96 (1 mg) en €287 (2,4 mg) per maand (1 pen bevat 4 doses).
- De prijs van semaglutide oraal 50 mg is niet bekend omdat deze dosering niet geregistreerd is voor obesitas.
- Metformine kost €4 per maand (onderhoudsdosering van 2000 mg per dag).
- Naltrexon/bupropion kost afhankelijk van de dosering tussen de €29 (1 tablet per dag) en €116 (4 tabletten per dag) per maand.
- Tirzepatide kost afhankelijk van de dosering tussen de €177 (2,5 mg) en €434 (15 mg) per maand (1 pen bevat 4 doses).
Bovengenoemde kosten zijn exclusief apotheekkosten (Zorginstituut Nederland | Medicijnkosten.nl, geraadpleegd augustus 2025).
Aanvaardbaarheid
- De komst van semaglutide en tirzepatide leidt (inter)nationaal tot een bredere maatschappelijke discussie over de inzet van gewichtsreducerende medicatie. De kosten zijn hoog, de langetermijneffecten zijn onbekend en het gaat potentieel om een grote groep patiënten (4,2 miljoen mensen in Nederland op basis van de indicaties van de MDR Overgewicht en obesitas bij volwassenen en kinderen (2023); zie ook Zorginstituut Nederland | Advies niet vergoeden semaglutide, geraadpleegd juni 2025).
- Er is onvoldoende onderzoek gedaan naar GLP-1 agonisten en naltrexon/bupropion bij patiënten > 75 jaar en tijdens zwangerschap en lactatie.
- De kosten van een behandeling met GLP1- en GLP1/GIP-agonisten zijn hoog, vooral als deze middelen langdurig, mogelijk levenslang, gebruikt worden. Dat maakt de behandeling maatschappelijk minder aanvaardbaar. Anderzijds brengt obesitas zelf ook hoge (maatschappelijke) kosten met zich mee. De totale zelfgerapporteerde kosten worden geschat op €11.500 per jaar per volwassene met overgewicht of obesitas. Hieronder vallen de zorgkosten (diagnose, behandeling, revalidatie, medische hulpmiddelen), de kosten voor patiënt en familie (transport, mantelzorg) en de kosten van productiviteitsverlies. In theorie zou effectieve gewichtsreducerende medicatie de hoge maatschappelijke kosten van obesitas (en alle daaruit voortvloeiende comorbiditeit) in belangrijke mate kunnen reduceren, mits het gebruik leidt tot gewichtsverlies en afname van comorbiditeit. Dit is nog niet onderbouwd met onderzoek.
- Naltrexon/bupropion kent meer bijwerkingen, interacties en contra-indicaties in vergelijking met de andere middelen. Dit maakt deze medicatie mogelijk minder breed toepasbaar.
- Gebruik van metformine is off-label voor de indicatie obesitas.
- Semaglutide 50 mg oraal is nog niet goedgekeurd in Europa (augustus 2025).
- In het kader van duurzaamheid geven injectiespuiten in de regel meer afval dan tabletten. Daarom zijn tabletten mogelijk een duurzamere keus dan injecties. Andere aspecten zoals productieproces of effecten op oppervlaktewater zijn onbekend.
Haalbaarheid
Zoals hierboven vermeld komen naar schatting 4,2 miljoen Nederlanders in aanmerking voor gewichtsreducerende medicatie. Dit zou voor huisartsenpraktijken een grote werklast opleveren en het is de vraag in hoeverre deze zorg (inclusief controles) haalbaar is. Tegelijkertijd komen alle mogelijke gevolgen van obesitas (artrose, diabetes mellitus type 2, hypertensie enzovoort) ook nu al bij de huisartsenpraktijk terecht, dus gewichtsreducerende medicatie zou ook voor een verschuiving van de werklast kunnen zorgen.
Uitgangsvraag
Is gewichtsreducerende medicatie in aanvulling op een GLI aan te bevelen in de behandeling van volwassenen met 1) obesitas of 2) overgewicht in combinatie met een ernstig vergrote buikomvang en/of comorbiditeit met uitzondering van diabetes mellitus type 2?
P | Volwassenen zonder diabetes mellitus type 2* met obesitas of overgewicht in combinatie met een ernstig vergrote buikomvang en/of comorbiditeit |
I | Gewichtsreducerende medicatie† (in aanvulling op een GLI):
|
C | Andere gewichtsreducerende medicatie, placebo (in aanvulling op een GLI) |
O | Cruciaal:
Belangrijk:
|
* Geïncludeerd zijn alleen patiënten zonder diabetes mellitus type 2. In sommige onderzoeken viel 25-50% van de populatie onder de noemer ‘prediabetes’, wat waarschijnlijk correspondeert met ‘gestoorde nuchtere glucosewaarde’ in NHG-Standaard Diabetes mellitus type 2. Vaak werd niet vermeld of prediabetes voorkwam in de onderzoekspopulatie. Soms werd alleen een gemiddeld nuchter glucose of Hba1c genoemd, beide vaak op de rand van normaal of gestoord. Hierin was geen verschil tussen de controle- en interventiegroepen. † De NHG-werkgroep heeft besloten om orlistat niet mee te nemen als interventie. De MDR Overgewicht en obesitas bij volwassenen en kinderen (2023) concludeert dat het gemiddelde gewichtsverlies bij orlistat ten opzichte van placebo rond de 2,5 kg ligt. De NHG-werkgroep beschouwt dit als niet klinisch relevant en verwacht niet dat er nieuwe onderzoeken hierover gepubliceerd zijn na het verschijnen van de MDR. |
De NHG-werkgroep heeft de volgende klinisch relevante verschillen vastgesteld:
- cardiovasculaire events (fataal en niet-fataal), diabetes mellitus type 2 en sterfte (alle oorzaken): ≥ 10 per 1000 minder en ≥ 10 per 1000 meer
- gewichtsverlies: 5% (dit sluit aan bij de MDR Overgewicht en obesitas bij volwassenen en kinderen (2023))
- kans op ≥ 5%, ≥ 10%, ≥ 15% en ≥ 20% gewichtsverlies: RR > 1,25
- buikomvang: 5% (als niet beschikbaar dan 5 cm) (dit sluit aan bij de MDR Overgewicht en obesitas bij volwassenen en kinderen (2023))
- kwaliteit van leven/fysieke fitheid (aansluitend bij de MDR Overgewicht en obesitas bij volwassenen en kinderen (2023), zie ook Chao 2019
:
- 36-Item Short Form Health Survey (SF-36, totale score 0-100): ≥ 3,8 punten verschil (fysiek functioneren, vraag 3) OF ≥ 4,6 punten verschil (mentaal functioneren, vraag 9)
- Impact of Weight on Quality of Life (IWQoL-Lite): 7,7-12 punten op de totale score (0-100), afhankelijk van de ernst op baseline
Achtergrond
Behandeling van obesitas of overgewicht in combinatie met een ernstig vergrote buikomvang en/of comorbiditeit bij volwassenen bestaat uit adviezen gericht op een gezonde leefstijl met daarbij gewichtsverlies en daarna gewichtsbehoud. Doel is verbeterde gezondheid, waarbij 5-10% gewichtsverlies al een aanzienlijke gezondheidswinst geeft. Aanvullend kan de patiënt begeleiding krijgen van verschillende paramedici of deelnemen aan een gecombineerde leefstijlinterventie (GLI). Recent is nieuwe gewichtsreducerende medicatie beschikbaar gekomen; de MDR Overgewicht en obesitas bij volwassenen en kinderen (2023) adviseert gewichtsreducerende medicatie te overwegen bij patiënten met een sterk verhoogd gewichtsgerelateerd gezondheidsrisico (GGR) en bij sommige patiënten met een matig verhoogde GGR. De hiernavolgende onderbouwing betreft de plaats van gewichtsreducerende medicatie in de Nederlandse huisartsenpraktijk.
Methoden
De zoekstrategie uit MDR Overgewicht en obesitas bij volwassenen en kinderen (2023) uitgevoerd in respectievelijk juni 2020 (SR), juli 2020 (RCT’s) en februari 2022 (update semaglutide) is door het NHG geüpdatet.
- Er is een systematische literatuurzoekactie vanaf juni 2020 uitgevoerd naar SR’s en RCT’s in PubMed en Embase op 3 januari 2024. Hieruit kwamen 312 SR’s en 576 RCT’s.
- Uit een update van de search op 10 juni 2024 kwamen aanvullend 93 SR's en 118 RCT's.
- Uit de eindsearch op 10 oktober 2024 kwamen nog eens 78 SR's en 103 RCT’s.
Resultaten
Resultaat zoekactie
De zoekactie op 3 januari 2024 leverde 5 SR’s op naar de medicamenteuze behandeling van obesitas of overgewicht met gewichtsgerelateerde comorbiditeit. De meeste onderzoeken hielden wat betreft comorbiditeit de volgende definitie aan: hypertensie, dyslipidemie, cardiovasculaire ziekte (coronaire hartziekten, beroerte, perifeer arterieel vaatlijden), of obstructief slaapapneu
De aanvullende zoekactie op 10 juni 2024 leverde 1 RCT op. De update op 10 oktober 2024 leverde geen nieuw onderzoek op.- Alkhezi 2023. Netwerkmeta-analyse, gebruikt voor liraglutide 3 mg (subcutaan).
- Iannone 2023. Netwerkmeta-analyse, gebruikt voor de effecten van semaglutide 2,4 mg (subcutaan) en liraglutide 3 mg (subcutaan) op de uitkomstmaat van ‘nieuwe diabetes mellitus type 2’.
- Jobanputra 2023. Meta-analyse, gebruikt voor de uitkomstmaat ‘fysieke fitheid’ bij verschillende middelen.
- Qin 2023. Meta-analyse, gebruikt voor semaglutide 2,4 mg (subcutaan).
- Shi 2024. Netwerkmeta-analyse, gebruikt voor metformine (oraal) en naltrexon/bupropion (oraal).
Voor de geëxcludeerde onderzoeken, zie Totstandkoming en methoden bijlage 6.
Onderzoekskarakteristieken
Hierna worden de geïncludeerde RCT’s per middel beschreven. Voor een overzicht van geïncludeerde en geëxcludeerde SR’s en RCT’s, en voor uitgebreide onderzoekskarakteristieken van de geïncludeerde RCT’s, zie Totstandkoming en methoden bijlage 7.
In bijna alle RCT’s krijgen de deelnemers naast de interventie of placebo ook een GLI. De GLI’s verschilden wel onderling wat betreft inhoud en intensiteit en in een enkele RCT kreeg alleen de controlegroep een GLI (en geen placebo). Dit heeft verder geen gevolgen gehad voor de conclusies. Alle onderzoeken (behalve metformine) zijn gesponsord door de producent van het middel; auteurs waren vaak werkzaam bij dit bedrijf.
Liraglutide 3 mg (subcutaan)
De onderzoeken waarop deze uitkomsten zijn gebaseerd komen uit de selecties van 2 SR’s
:- Pi-Sunyer 2015. In SCALE Obesity and Prediabetes, een fase-III-RCT, werden volwassenen met overgewicht zonder diabetes gerandomiseerd naar liraglutide subcutaan 3 mg dagelijks of placebo (n = 3731; gemiddelde leeftijd 45 jaar; 78% vrouw; gemiddelde BMI 38; 61% met prediabetes). De duur van behandeling en follow-up was 56 weken. Uitkomstmaten waren gewichtsverlies, buikomvang, glykemische controle, fysiek functioneren en bijwerkingen.
- O’Neil 2018. Een dosisescalatie fase-II-RCT waarin volwassenen met obesitas zonder diabetes werden gerandomiseerd naar liraglutide subcutaan 3 mg dagelijks, semaglutide subcutaan 0,1-0,4 mg dagelijks of placebo (n = 957; gemiddelde leeftijd 47 jaar; 65% vrouw; gemiddelde BMI 39). De duur van behandeling en follow-up was 52 weken. Uitkomstmaten waren gewichtsverlies, buikomvang en bijwerkingen.
- Rubino 2022. In STEP 8, een open-label fase-III-RCT, werden volwassenen met overgewicht zonder diabetes gerandomiseerd naar liraglutide subcutaan 3 mg dagelijks, semaglutide 2,4 mg wekelijks of placebo (n = 338; gemiddelde leeftijd 49 jaar; 78% vrouw; gemiddelde BMI 38; 36% met prediabetes). De duur van behandeling en follow-up was 68 weken. Uitkomstmaten waren gewichtsverlies, buikomvang en bijwerkingen.
- Lundgren 2021. In deze RCT werden volwassenen met overgewicht zonder diabetes na een 8 weken durend laagcalorisch dieet gerandomiseerd naar 4 groepen (n = 195; gemiddelde leeftijd 43 jaar; 64% vrouw; gemiddelde BMI 33), waarvan er 2 voldeden aan onze inclusiecriteria: liraglutide 3 mg versus placebo. De duur van behandeling en follow-up was 52 weken. Uitkomstmaten waren gewichtsverlies, buikomvang en bijwerkingen.
- Kolotkin 2016. In deze RCT werden volwassenen met overgewicht zonder diabetes gerandomiseerd naar een beweeginterventie plus liraglutide 3 mg of beweeginterventie plus placebo (n = 2487; gemiddelde leeftijd 45 jaar; 79% vrouw; gemiddelde BMI 38). De duur van behandeling en follow-up was 56 weken. Uitkomstmaat was fysiek functioneren (SF-36 en IWQoL-Lite).
- Wadden 2020. In deze RCT werden volwassenen met overgewicht zonder diabetes gerandomiseerd naar intensieve gedragstherapie plus liraglutide 3 mg of intensieve gedragstherapie plus placebo (n = 282; gemiddelde leeftijd 47 jaar; 77% vrouw; gemiddelde BMI 39; 61% met prediabetes). De duur van behandeling en follow-up was 56 weken. Uitkomstmaten waren gewichtsverlies, buikomvang en bijwerkingen.
Semaglutide (oraal 50 mg en subcutaan 2,4 mg)
- Qin 2023. Meta-analyse met 6 RCT’s waarin de effectiviteit van semaglutide subcutaan 2,4 mg wekelijks werd vergeleken met placebo (n = 3962; gemiddelde leeftijd 41-45 jaar; 73-88% vrouw; gemiddelde BMI 34-39). De duur van behandeling en follow-up varieerde van 20-104 weken.
- Knop 2023. RCT waarin de effectiviteit van semaglutide oraal 50 mg dagelijks werd vergeleken met placebo bij volwassenen met overgewicht zonder diabetes (50 centra in 9 landen; n = 667; gemiddelde leeftijd 50 jaar; 73% vrouw; gemiddelde BMI 38). De duur van behandeling en follow-up was 68 weken.
Metformine (oraal)
Shi 2024. Netwerkmeta-analyse van 132 RCT’s over gewichtsreducerende medicatie bij volwassenen met overgewicht, met een subgroepanalyse waarin patiënten met diabetes werden vergeleken met patiënten zonder diabetes. In 13 RCT’s werd de effectiviteit van metformine 1500 of 1700 mg dagelijks (in enkele RCT’s lagere doseringen) vergeleken met placebo bij volwassenen met overgewicht zonder diabetes (n = 3396; gemiddelde leeftijd 28-58 jaar; 60-100% vrouw; gemiddelde BMI 27-41).
Zes onderzoeken waren zeer klein (< 25 deelnemers), de grootste RCT had > 2000 deelnemers, hieraan konden alle personen met overgewicht of obesitas deelnemen. De meeste RCT’s includeerden volwassenen met overgewicht of obesitas in combinatie met een andere aandoening, zoals PCOS. De duur van behandeling en follow-up varieerde van 16-104 weken. Voor de subgroep niet-diabeten is alleen de effectschatting uit de netwerkmeta-analyse gerapporteerd (combinatie van direct en indirect bewijs) voor de uitkomst gewichtsverlies.Naltrexon/bupropion (oraal)
Shi 2024. Netwerkmeta-analyse van 132 RCT’s over gewichtsreducerende medicatie bij volwassenen met overgewicht, met een subgroepanalyse waarin patiënten met diabetes werden vergeleken met patiënten zonder diabetes. In 5 RCT’s werd bij volwassenen met overgewicht zonder diabetes (n = 3843; gemiddelde leeftijd 40-46 jaar; 81-92% vrouw; gemiddelde BMI 35 tot 37) de effectiviteit van naltrexon 32 mg plus bupropion 360 of 400 mg dagelijks vergeleken met placebo (4 RCT’s) of geen behandeling (1 RCT).
De duur van behandeling en follow-up varieerde van 26-56 weken. Uitkomstmaten waren gewichtsverlies, buikomvang, fysieke fitheid en bijwerkingen.Tirzepatide (subcutaan)
Jastreboff 2022. RCT waarin volwassenen met overgewicht zonder diabetes werden gerandomiseerd over 4 groepen: wekelijks tirzepatide 5, 10 of 15 mg, of placebo (n = 2539; gemiddelde leeftijd 45 jaar; 68% vrouw; gemiddelde BMI 38). De duur van behandeling en follow-up was 72 weken.
Effectiviteit en bijwerkingen
Effectiviteit
Voor de resultaten van het directe bewijs voor liraglutide, semaglutide subcutaan en oraal, naltrexon/bupropion en tirzepatide, zie tabellen in MagicApp. Metformine is niet samengevat in deze tabel.
GLP-1 agonisten en GLP-1/GIP-agonisten (onderlinge vergelijking waar mogelijk)
- In Shi 2024 wordt geconcludeerd dat GLP1-agonisten waarschijnlijk tot de meest effectieve medicamenteuze interventies voor gewichtsverlies behoren.
- Uit Alkhezi 2023 komt naar voren dat tirzepatide en semaglutide 2,4 mg subcutaan tot de meest effectieve GLP1/GIP-agonisten behoren, terwijl liraglutide 3 mg een intermediaire effectiviteit heeft.
Metformine
Tussen metformine en placebo lijkt er, op basis van een combinatie van direct en indirect bewijs, niet of nauwelijks verschil in gewichtsverlies: –2,2% (95%-BI –3,2 tot –1,1) (kwaliteit van bewijs: laag). Metformine lijkt een van de minst effectieve interventies te zijn.
Bijwerkingen
De volgende bijwerkingen worden gerapporteerd (KNMP Kennisbank, geraadpleegd augustus 2025).
- Liraglutide 3 mg en semaglutide 2,4 mg. Veelvoorkomende bijwerkingen zijn voorbijgaande maagdarmstoornissen, hoofdpijn en vermoeidheid. Zeldzame ernstige bijwerkingen zijn pancreatitis en cholecystitis.
- Metformine. Veelvoorkomende bijwerkingen zijn maagdarmstoornissen en smaakstoornissen. Een zeldzame ernstige bijwerking is lactaatacidose.
- Naltrexon/bupropion. Veelvoorkomende bijwerkingen zijn maagdarmstoornissen, hoofdpijn, slapeloosheid, duizeligheid, angst, droge mond, spierpijn en hypertensie. Zeldzame ernstige bijwerkingen zijn psychosen, idiopathische trombocytopenische purpura, suïcidepogingen, hepatitis, cholecystitis en convulsies.
- Tirzepatide. Veelvoorkomende bijwerkingen zijn voorbijgaande maagdarmstoornissen, vooral tijdens dosisverhoging, en vermoeidheid. Een zeldzame ernstige bijwerking is pancreatitis.
Conclusies
Cruciale uitkomsten
We zijn onzeker over het effect van gewichtsreducerende medicatie op cruciale uitkomstmaten zoals sterfte, cardiovasculaire events, diabetes mellitus type 2 en late ongewenste effecten, omdat deze uitkomsten in de geïncludeerde onderzoeken niet zijn meegenomen of de follow-upduur (≤ 2 jaar) te kort was. Alleen liraglutide 3 mg lijkt diabetes mellitus type 2 te voorkomen, maar het bewijs is zeer onzeker (kwaliteit van bewijs: zeer laag).
Belangrijke uitkomsten op korte termijn (≤ 2 jaar)
Liraglutide (3,0 mg, subcutaan)
- Liraglutide leidt mogelijk tot een lichte gemiddelde afname van het gewicht (kwaliteit van bewijs: laag) en de buikomvang na 1 jaar (kwaliteit van bewijs: redelijk), maar dit verschil is niet klinisch relevant.
- Liraglutide verhoogt waarschijnlijk de kans om ≥ 10% en ≥ 15% gewicht (≤ 2 jaar gebruik) te verliezen (kwaliteit van bewijs: redelijk) en verhoogt mogelijk de kans om ≥ 20% gewicht (≤ 2 jaar gebruik) te verliezen (kwaliteit van bewijs: laag).
- Liraglutide heeft waarschijnlijk niet of nauwelijks effect op het verminderen van de buikomvang en het verbeteren van de fysieke fitheid of kwaliteit van leven (kwaliteit van bewijs: redelijk).
- Liraglutide geeft mogelijk meer kans op gastro-intestinale bijwerkingen (kwaliteit van bewijs: laag).
- Volgens de KNMP Kennisbank zijn veelvoorkomende bijwerkingen maagdarmstoornissen en hoofdpijn, en zeldzame ernstige bijwerkingen pancreatitis en cholecystitis.
Semaglutide (2,4 mg, subcutaan)
- Semaglutide subcutaan vermindert waarschijnlijk het gewicht en de buikomvang (kwaliteit van bewijs: redelijk). Semaglutide verhoogt waarschijnlijk de kans om ≥ 5%, ≥ 10%, ≥ 15% en ≥ 20% gewicht te verliezen (kwaliteit van bewijs: redelijk).
- Semaglutide subcutaan heeft waarschijnlijk niet of nauwelijks effect op fysieke fitheid (kwaliteit van bewijs: redelijk).
- Semaglutide subcutaan verhoogt waarschijnlijk de kans op gastro-intestinale bijwerkingen (kwaliteit van bewijs: redelijk).
- Volgens de KNMP Kennisbank zijn veelvoorkomende bijwerkingen (vaak voorbijgaande) maagdarmstoornissen, hoofdpijn en vermoeidheid. Een zeldzame ernstige bijwerking is pancreatitis.
Semaglutide (50 mg, oraal)
- Semaglutide oraal vermindert mogelijk het gewicht (≤ 2 jaar gebruik) en de buikomvang, en verhoogt mogelijk de kans om ≥ 5%, ≥ 10%, ≥ 15% en ≥ 20% gewicht (≤ 2 jaar gebruik) te verliezen (kwaliteit van bewijs: laag).
- Semaglutide oraal heeft mogelijk niet of nauwelijks effect op fysieke fitheid (kwaliteit van bewijs: laag).
- Het bewijs is zeer onzeker of semaglutide oraal de kans op gastro-intestinale bijwerkingen vergroot (kwaliteit van bewijs: zeer laag).
Metformine
- Metformine heeft mogelijk niet of nauwelijks effect op gewichtsverlies (kwaliteit van bewijs: laag).
- Volgens de KNMP Kennisbank zijn veelvoorkomende bijwerkingen maagdarmstoornissen en is een zeldzame ernstige bijwerking lactaatacidose.
Naltrexon/bupropion
- Naltrexon/bupropion leidt mogelijk tot een lichte gemiddelde afname van het gewicht en de buikomvang na 1 jaar, maar dit verschil is niet klinisch relevant (kwaliteit van bewijs: laag).
- Het middel vergroot waarschijnlijk de kans op ≥ 5%, ≥ 10% of ≥ 15% gewichtsverlies na 1 jaar (kwaliteit van bewijs: redelijk).
- Naltrexon/bupropion heeft waarschijnlijk niet of nauwelijks effect op het verminderen van de buikomvang en het verbeteren van de kwaliteit van leven (kwaliteit van bewijs: redelijk).
- Naltrexon/bupropion leidt mogelijk tot meer gastro-intestinale bijwerkingen (kwaliteit van bewijs: laag).
- Volgens de KNMP Kennisbank zijn veelvoorkomende bijwerkingen maagdarmstoornissen, hoofdpijn, slapeloosheid, duizeligheid, angst, droge mond, spierpijn en hypertensie. Zeldzame ernstige bijwerkingen zijn psychosen, idiopathische trombocytopenische purpura, suïcidepogingen, hepatitis, cholecystitis en convulsies.
Tirzepatide (5 mg, 10 mg en 15 mg)
- Tirzepatide lijkt na 1,5 jaar gebruik zowel het lichaamsgewicht als de buikomvang te verminderen (kwaliteit van bewijs: laag).
- Tirzepatide verhoogt mogelijk de kans op ≥ 5%, ≥ 10%, ≥ 15% en ≥ 20% gewichtsverlies (kwaliteit van bewijs: laag).
- De effecten op lichaamsgewicht en buikomvang lijken sterker te worden naarmate de dosering toeneemt.
- Tirzepatide heeft mogelijk niet of nauwelijks effect op fysieke fitheid (kwaliteit van bewijs: laag).
- Tirzepatide lijkt de kans op gastro-intestinale bijwerkingen te vergroten, maar het bewijs is zeer onzeker (kwaliteit van bewijs: zeer laag).
- Volgens de KNMP Kennisbank zijn veelvoorkomende bijwerkingen voorbijgaande maagdarmstoornissen en vermoeidheid. Een zeldzame ernstige bijwerking is pancreatitis.
Praktische toepassing
Naar Samenvatting ›Tijdens het gebruik
Adviseer ook na de start van medicatie een gezonde leefstijl te behouden met bewegen boven de norm in combinatie met spierversterkende oefeningen (zie Behoud van gewichtsverlies). Zonder een gezonde leefstijl zal gewichtsreducerende medicatie minder of niet effectief zijn.
Voor de start van medicatie
- Meet lengte, gewicht en buikomvang en bepaal BMI. Hanteer een vaste manier van meten (met/zonder kleding, zonder schoenen).
- Geef uitleg over gebruik, bijwerkingen en opbouwschema (zie tabel H6).
Opbouw en dosering
- Instrueer de patiënt om bij bijwerkingen of bij direct groot gewichtsverlies een langzamer opbouwschema aan te houden.
- Verhoog de dosering geleidelijk, afhankelijk van effectiviteit en bijwerkingen, tot de maximaal verdraagbare dosering. De patiënt kan dit vaak zelf inschatten, tot aan het eerste controlemoment op 5 weken. Het is belangrijk dat de patiënt noteert op welke dag(en) de dosis is opgehoogd.
- Naltrexon/bupropion heeft invloed op de rijvaardigheid. Adviseer de patiënt om bij de start van het middel en na elke dosisverhoging 1 week niet te rijden.
Bariatrische chirurgie
Naar Samenvatting ›- Overweeg verwijzing naar een bariatrisch centrum bij patiënten met:
- BMI ≥ 30 en slecht gereguleerde diabetes mellitus type 2 (via internist)
- BMI 35-39,9 en gewichtsgerelateerde comorbiditeit
- BMI 35-39,9 en onvoldoende controleerbare astma ondanks optimale leefstijl en behandeling
- BMI ≥ 40
- Er is geen leeftijdsgrens, deze wordt individueel bepaald.
- Het multidisciplinaire team in het bariatrisch centrum stelt de definitieve indicatie voor bariatrische chirurgie.
- De meest gebruikte operaties zijn de gastric bypass en de gastric sleeve. Maagbanden worden niet meer geplaatst.
- Het totale gewichtsverlies is 2 jaar na bariatrische chirurgie circa 32% en na 10 jaar gemiddeld 25%.
- Gewichtsgerelateerde comorbiditeit (zoals diabetes mellitus type 2) neemt na de operatie vaak sterk af of gaat in remissie. De 10-jaarsmortaliteit daalt met de helft en de kwaliteit van leven neemt toe, ook op langere termijn.
Technieken
Jaarlijks vinden in Nederland ongeveer 12.000 gewichtsreducerende operaties plaats (Dutch Society for Metabolic and Bariatric Surgery, geraadpleegd juni 2025). De twee meest voorkomende maagverkleiningen zijn de gastric bypass (circa 75%, roux-en-Y of one-anastomosis) en de gastric sleeve (circa 25%). Bij de gastric bypass wordt de maag verkleind en het spijsverteringskanaal gedeeltelijk omgeleid. Hierdoor kan de patiënt minder eten en is het traject waarin voedsel verteerd wordt korter. Het gewichtsverlies ontstaat door minder inname en door endocriene en hormonale veranderingen. Bij de gastric sleeve wordt 80% van het maagvolume verwijderd en blijft een kleine buisvormige maag over, waardoor de patiënt minder kan eten (zie figuur D1). De maagband als bariatrische ingreep is geheel verlaten, omdat bij veel patiënten problemen ontstonden, waardoor de maagband verwijderd moest worden.
Effectiviteit van bariatrische chirurgie
Gewichtsverlies
Patiënten verliezen vooral in de eerste 2 jaar na de ingreep snel gewicht, tot een totaal gewichtsverlies van ca. 32%. Daarna volgt enige gewichtstoename, zodat het uiteindelijke gewichtsverlies na 10 jaar op gemiddeld 25-27% uitkomt.
In een Nederlands onderzoek kwam 24% van de patiënten binnen 5 jaar na een gastric bypass of gastric sleeve ≥ 15% aan. Een deel van deze onderzoeken is al ouder, mogelijk kunnen met modernere technieken betere resultaten behaald worden. Van de patiënten in de Nederlandse registratie voor bariatrische chirurgie (21 centra) behaalde ruim 95% na een gastric bypass en 85% na een gastric sleeve na 2 jaar een gewichtsreductie van > 20%. Landelijk is het gemiddelde gewichtsverlies na 2 jaar 30-35%. Patiënten kunnen onrealistische verwachtingen hebben over de mate van gewichtsverlies na een bariatrische operatie.Comorbiditeit
Gewichtsrelateerde comorbiditeit kan verbeteren of in remissie gaan na bariatrische chirurgie.
Dit effect is het sterkst voor diabetes mellitus type 2 en obstructief slaapapneu:- Hypertensie is bij 30-50% van de patiënten 3 jaar na een Roux-en-Y gastric bypass in remissie zonder medicatie.
- Obstructief slaapapneu verdwijnt bij 75% van de patiënten.
- Bij 75% van de patiënten met artrose van heup of knie verbeteren mobiliteit en pijn 3 jaar na de operatie nog steeds.
- Een groot cohortonderzoek met 180.000 patiënten in de Verenigde Staten liet een verbetering zien van metabool syndroom en een verlaagd risico op cardiovasculaire events zoals myocardinfarct en beroerte.
- Bij 46-72% van de patiënten met diabetes mellitus type 2 is de diabetes 3 jaar na gastric bypass (Roux-en-Y) in remissie zonder medicatie. Van de patiënten die preoperatief insulineafhankelijk waren, gebruikt 70-90% geen insuline meer, ook na 6 jaar is dit nog 80%. Langetermijnonderzoek laat zien dat een deel van deze remissie halveert na 15 jaar follow-up: voor diabetes mellitus type 2 waren de remissie rates 2 jaar na bariatrie 72,3% versus 16,4% in de controlearm, 15 jaar na bariatrie waren de remissierates 30,4% versus 6,5%.
- Een retrospectief Amerikaans cohortonderzoek (n = 60.285) liet zien dat de cumulatieve incidentie van nieuwe obesitasgeassocieerde kanker na 10 jaar 4% was in de groep met bariatrische chirurgie versus 9% in de groep zonder chirurgie.
Mortaliteit
Een Amerikaans retrospectief cohortonderzoek (gemiddelde start-BMI 46-47) vond een 10-jaarsmortaliteit van 13,8% na bariatrie versus 23,9% in de controleconditie.
Een Zweeds prospectief cohortonderzoek (gemiddelde start-BMI 41-42) vond een 10-jaarsmortaliteit na bariatrie van 5,0% versus 6,3% bij controlepersonen met een gelijke start-BMI. Zowel de cardiovasculaire als de oncologische sterfte nam af.Kwaliteit van leven
Een SR van 47 onderzoeken (n = 26.629) keek naar gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven (HRQoL) na bariatrische chirurgie. Patiënten die bariatrische chirurgie hadden ondergaan, hadden 1 jaar na de ingreep een betere kwaliteit van leven dan de groep die een leefstijlinterventie kreeg (standardized mean difference (SMD) 0,43-0,56, afhankelijk van operatietechniek). Ook 5 jaar na de operatie was de kwaliteit van leven na bariatrische chirurgie hoger dan in de controleconditie (SMD 0,92-1,27). Een SMD 0,5-0,8 betekende matig effect, een SMD > 0,8 betekende groot effect.
Complicaties van bariatrische chirurgie
Bariatrische chirurgie heeft invloed op de werking van geneesmiddelen. Dosisaanpassing kan nodig zijn en sommige geneesmiddelen zijn gecontra-indiceerd (KNMP Kennisbank, geraadpleegd oktober 2025).
Korte termijn
De prevalentie van complicaties op de korte termijn is ongeveer 5%. Het gaat dan om gebruikelijke complicaties bij elke operatie, zoals naadlekkage, infectie of bloeding. Codman Dashboard, geraadpleegd juni 2025).
Het percentage complicaties in Nederland ligt momenteel rond de 1,5%. De perioperatieve mortaliteit in internationale centra is laag (0,03-0,2%), en in Nederlandse centra inmiddels vrijwel 0% (DATO/DICA 2023, rapportage viaMiddellange termijn
In de eerste 2 jaar na de bariatrische operatie krijgt 8-15% van de patiënten symptomatisch galsteenlijden.
Dumpingklachten worden veel gezien na bariatrie. De interpretatie van incidentiecijfers (40% na gastric bypass, 20% na gastric sleeve) is lastig omdat patiënten bepaalde klachten soms als dumping beschouwen terwijl het andere klachten blijken te zijn.
Dumpingklachten kunnen vroeg optreden (10-30 minuten na een maaltijd), maar ook laat (1-3 uur na een maaltijd).
Een Nederlands onderzoek liet zien dat bijna de helft van de patiënten na een gastric bypass hypoglykemieën had zonder dit te voelen.
Bij de Roux-en-Y gastric bypass ontstaan in het mesenterium 2 vensters waardoorheen dunnedarmlissen kunnen herniёren. Deze inwendige herniatie kenmerkt zich meestal door intermitterende, vaak aspecifieke buikpijn. Omdat beeldvormend onderzoek vaak geen afwijkingen laat zien, kan bij deze patiënten laagdrempelig gekozen worden voor diagnostische laparoscopie. Bij darmischemie is een acute operatie nodig.
Lange termijn
De meest voorkomende langetermijncomplicaties zijn deficiënties van vitaminen en mineralen, ook bij suppletie.
Reflux komt veel voor bij patiënten met obesitas. Reflux kan verminderen of verdwijnen na bariatrie, maar kan postoperatief persisteren of de novo ontstaan. Het percentage nieuw ontstane reflux wordt geschat op 25%.
Mogelijk komen refluxklachten na een gastric sleeve vaker voor dan na een gastric bypass.
Controles
Naar Samenvatting ›Controles bij niet-medicamenteuze behandeling
Naar Samenvatting ›- Een aanzienlijk deel van de patiënten zal na verwijzing onder controle zijn bij een diëtist, fysiotherapeut of oefentherapeut, een GLI of specialist. Bij voorkeur wordt vanuit deze interventies teruggerapporteerd over het beloop.
- Overweeg indien een patiënt niet verwezen wordt in overleg een controleafspraak om te evalueren.
Controles bij medicamenteuze behandeling
Naar Samenvatting ›5 weken na start gewichtsreducerende medicatie
- Bij liraglutide 3 mg en naltrexon/bupropion is na 5 weken vaak de maximaal verdraagbare dosis bereikt. Eventuele bijwerkingen zijn vaak weer verdwenen. Semaglutide 2,4 mg is nog in de opbouwfase.
- Bespreek leefstijl, therapietrouw, effectiviteit en bijwerkingen.
- Indien bij liraglutide 3 mg en naltrexon/bupropion de maximale dosis nog niet bereikt is, overleg dan of de opbouwfase verlengd wordt of dat de actuele dosis als maximaal verdraagbare dosis moet worden beschouwd.
Na 12 weken maximaal verdraagbare dosis
- Bespreek leefstijl, therapietrouw, effectiviteit en bijwerkingen.
- Meet gewicht en buikomvang, bepaal BMI.
- Stop met gewichtsreducerende medicatie bij gewichtsverlies < 5% na 12 weken maximaal verdraagbare dosis.
Jaarlijkse controle (vaker op indicatie)
- Bespreek leefstijl, effectiviteit en bijwerkingen en eventuele nieuwe contra-indicaties.
- Meet gewicht en buikomvang, bepaal BMI.
- Bepaal bij patiënten met obesitas elke 3 jaar het nuchter glucose en bepaal elke 5 jaar het cardiovasculaire risicoprofiel (zie NHG-Standaard Diabetes mellitus type 2 en NHG-Standaard Cardiovasculair risicomanagement).
- Indien het gewicht toeneemt bij (langdurig) gebruik van gewichtsreducerende medicatie, probeer de oorzaak te achterhalen en/of consulteer of verwijs naar een internist gespecialiseerd in obesitas.
Stoppen met gewichtsreducerende medicatie
Naar Samenvatting ›- Het is onbekend of het nodig is om gewichtsreducerende medicatie langdurig (bijvoorbeeld > 2 jaar) te gebruiken.
- Overweeg daarom in overleg met de patiënt gewichtsreducerende medicatie na 2 jaar geleidelijk af te bouwen tot proefstop indien een langdurig stabiele situatie optreedt (plateaufase) of het behandeldoel behaald is.
- Het is onbekend wat de beste manier van afbouwen is. Abrupt stoppen lijkt te leiden tot gewichtstoename. Pragmatisch kan hetzelfde schema worden aangehouden als bij het opbouwen. Als een patiënt weer aankomt bij een lagere dosis of proefstop, kan een herstart overwogen worden.
Stoppen na kortdurend gebruik
Een systematische search tot juni 2024 leverde 2 placebogecontroleerde RCT’s op die het effect op het gewicht onderzoeken na het stoppen van gewichtsreducerende medicatie.
- Rubino 2021. STEP-4 was een RCT waarin volwassenen met overgewicht zonder diabetes werden gerandomiseerd naar continuering van semaglutide subcutaan 2,4 mg wekelijks of placebo (n = 803; gemiddelde leeftijd 46 jaar; 79% vrouw; gemiddelde BMI 35). Het onderzoek bestond uit 2 fasen: 20 weken run-inperiode met semaglutide, 48 weken continuering of placebo. Alle deelnemers volgden gedurende het hele onderzoek een GLI.
- Aronne 2024. In de RCT SURMOUNT-4 werden volwassenen met overgewicht zonder diabetes gerandomiseerd naar continuering van tirzepatide subcutaan 10 of 15 mg wekelijks of placebo (n = 670; gemiddelde leeftijd 49 jaar; 70% vrouw; gemiddelde BMI 31). Het onderzoek bestond uit 2 fasen: 36 weken run-inperiode met tirzepatide tot een maximaal getolereerde dosis van 10 of 15 mg, waarna 52 weken continuering of placebo. Alle deelnemers volgden gedurende het hele onderzoek een GLI.
Resultaten
- Rubino 2021. Na de run-inperiode van 20 weken waren de deelnemers gemiddeld 10,6% afgevallen en was de buikomvang verminderd met 10,1 cm. De groep die vervolgens 48 weken placebo kreeg, kwam gemiddeld weer 6,9% aan (ruim twee derde van het eerder verloren gewicht) en de buikomvang nam weer toe met 3,3 cm. De semaglutidegroep viel gemiddeld 7,9% extra af en de buikomvang verminderde met nog eens 6,4 cm.
- Aronne 2024. Na de run-inperiode van 36 weken waren de deelnemers gemiddeld 20,9% afgevallen en was de buikomvang 17,8 cm kleiner. De groep die vervolgens 52 weken placebo kreeg, kwam gemiddeld 14% aan (twee derde van het eerder verloren gewicht) en de buikomvang nam weer toe met 7,8 cm. De tirzepatidegroep viel 5,5% extra af en buikomvang werd nog eens 4,3 cm kleiner. Van de 335 deelnemers die gedurende 88 weken tirzepatide kregen, behield 90% ≥ 80% van het gewichtsverlies dat tijdens de run-inperiode was behaald, versus 17% van de placebogroep. Het netto gewichtsverlies gedurende de gehele onderzoeksperiode (inclusief run-in- en stopperiode) was 25% in de groep die tirzepatide continueerde versus 10% in de placebogroep.
Stoppen na 52-68 weken gebruik
Een systematische search tot juni 2024 leverde 2 onderzoeken op met verlengde follow-up na de geplande afsluiting van een RCT, die exploratief het effect op gewicht onderzochten na het stoppen met gewichtsreducerende medicatie.
Beschrijving onderzoeken
- Wilding 2022. De Step-1 Extension Trial was de verlengde follow-up van Step-1, een RCT waarin volwassenen met overgewicht zonder diabetes werden gerandomiseerd naar semaglutide subcutaan 2,4 mg wekelijks of placebo. Na de looptijd van 68 weken werd Step-1 in 5 van de 16 deelnemende landen verlengd met 52 weken waarin alle deelnemers een placebo kregen (n = 327; gemiddelde leeftijd 49 jaar; 67% vrouw; gemiddelde BMI 37,6; gemiddeld gewicht 105,5 kg). Gedurende de gehele onderzoeksperiode volgden alle deelnemers daarnaast een GLI.
Jensen 2024. Dit was de verlengde follow-up van een RCT waarin volwassenen met overgewicht zonder diabetes gerandomiseerd werden naar 4 groepen:
- beweeginterventie plus wekelijks 3 mg liraglutide
- beweeginterventie plus placebo
- gebruikelijke zorg plus liraglutide
- gebruikelijke zorg plus placebo
Voorafgaand aan de randomisatie volgden deelnemers een laagcalorisch dieet en verloren ze gemiddeld 13 kg. De RCT, met een looptijd van 52 weken, werd verlengd met 52 weken waarin alle deelnemers geen interventie kregen (n = 109; gemiddelde leeftijd 44 jaar; 60% vrouw; gemiddelde BMI 33; gemiddeld gewicht 97 kg, gemiddelde buikomvang 101 cm).
Resultaten
- Wilding 2022. Na 68 weken bedroeg het gemiddelde gewichtsverlies 17,3% (SD 9,3%) in de semaglutidegroep en 2,0% (SD 6,1%) in de placebogroep. 1 jaar na het stoppen van de medicatie was de semaglutidegroep 11,6% (SD 7,7) in gewicht aangekomen, wat overeenkomt met twee derde van het verloren gewicht, en de placebogroep 1,9% (SD 4,8). Het netto gewichtsverlies bedroeg na 120 weken in de oorspronkelijke semaglutidegroep 5,6% (SD 8,9%) en in de placebogroep 0,1% (SD 5,8%).
- Jensen 2024. Na 52 weken bedroeg het gemiddelde gewichtsverlies 3,5% in de liraglutide-beweeggroep en 1,8% in de placebo-beweeggroep. 1 jaar na het stoppen van de medicatie was de liraglutide-beweeggroep 2,3% aangekomen, wat overeenkomt met twee derde van het verloren gewicht, en de placebo-beweeggroep 1,6%. Het netto gewichtsverlies na 104 weken bedroeg 1,2% in de oorspronkelijke liraglutide-beweeggroep en 0,2% in de placebo-beweeggroep.
Kwaliteit van bewijs
Hoewel de RCT’s methodologisch goed zijn opgezet, bestaat er een risico op bias door betrokkenheid van de geneesmiddelproducent als coauteur. Er waren geen aanwijzingen voor inconsistentie of onnauwkeurigheid. De kwaliteit van bewijs is daarom ingeschat als redelijk.
Conclusie
Abrupt stoppen met een GLP1-agonist leidt waarschijnlijk binnen 1 jaar tot een toename van gewicht en buikomvang (kwaliteit van bewijs: redelijk). Gemiddeld herwonnen deelnemers twee derde van het verloren gewicht.
Waarom deze aanbeveling?
De meeste onderzoeken laten zien dat de gewichtsdaling ongeveer 1 jaar na het gebruik van gewichtsreducerende medicatie afvlakt, en soms al eerder. Patiënten bereiken dan een plateau en vallen niet verder af. Soms komen ze, ondanks medicatiegebruik, weer iets aan.
Toekomstig onderzoek moet uitwijzen of het langzaam afbouwen van GLP-1-agonisten of naltrexon-bupropion kan helpen om de behaalde gewichtsreductie te behouden. Op basis van het huidige bewijs kan volgens de NHG-werkgroep na 2 jaar gebruik van gewichtsreducerende medicatie worden overwogen om de behandeling geleidelijk af te bouwen.Controles bij bariatrische chirurgie
Naar Samenvatting ›De nazorg, inclusief eventuele bloedonderzoeken, vindt plaats in een bariatrisch centrum, zie Organisatie van zorg.
Verminderde werking medicatie
- Registreer de contra-indicatie ‘bariatrische chirurgie’ in het HIS voor het tonen van medicatieadviezen.
- Bariatrische chirurgie heeft invloed op de werking van geneesmiddelen. Dosisaanpassing kan nodig zijn en sommige geneesmiddelen zijn gecontra-indiceerd. Zo worden NSAID’s ontraden vanwege een verhoogd risico op maagulcera. Wees hiervan bewust bij het voorschrijven van medicatie. Overleg zo nodig met de apotheker.
Complicaties
- Veelvoorkomende langetermijncomplicaties zijn ijzer- en vitamine B12-tekorten (ook onder suppletie), osteoporose, galsteenlijden en huidoverschot.
- Bij een gastric sleeve hebben patiënten vaak last van reflux (naar schatting 25%).
- Bij een gastric bypass kan een patiënt last krijgen van dumping. Vroege dumping met misselijkheid en buikpijn treedt 10-30 minuten na een maaltijd op doordat voedsel te snel in grote stukken in de dunne darm terechtkomt. Late dumping treedt 1-3 uur na een maaltijd op doordat de snelle maaglediging de balans tussen glucosespiegel en insulineaanmaak verstoort, waardoor een reactieve hypoglykemie ontstaat.
- Na een gastric bypass kunnen ook enkele specifieke complicaties optreden die vaak minder goed herkend worden, zoals inwendige herniatie (met vaak intermitterende aspecifieke buikpijn).
Acute buik
Voor alarmsymptomen en complicaties na bariatrische chirurgie, zie NHG-Standaard Maagklachten.
Consultatie en verwijzing
Naar Samenvatting ›Consultatie
Naar Samenvatting ›- Apotheker: bij vragen over aanpassingen van medicatie bij obesitas of na bariatrische chirurgie
- Voorschrijvend arts: bij vragen over aanpassingen van medicatie met gewichtsverhogend effect
Verwijzing
Naar Samenvatting ›- Diëtist:
- bij behoefte aan begeleiding naar gezond eten
- bij dumpingklachten of andere maag-darmklachten na bariatrische chirurgie
- Fysio- of oefentherapeut: bij behoefte aan bewegen onder begeleiding, bijvoorbeeld bij chronische gewrichtsklachten of aandoening met inspanningsbeperking
- GLI-aanbieder: bij indicatie en motivatie (zie Gecombineerde leefstijlinterventie (GLI))
- Sociaal domein (maatschappelijk werk, buurt- of wijkteam, Welzijn op Recept) bij behoefte aan hulp bij bijvoorbeeld financiële of huisvestingsproblemen, en mogelijkheden voor ontspanning, sporten of zingeving
- Ggz: bij psychische klachten, afhankelijk van de lijdensdruk (zie NHG-Standaarden en Landelijke ggz-samenwerkingsafspraken)
- Obesitascentrum in een ziekenhuis of internist (bij voorkeur gespecialiseerd in obesitas): bij overwegen van gewichtsreducerende medicatie als deze niet door huisarts zelf wordt voorgeschreven
- Internist (bij voorkeur gespecialiseerd in obesitas):
- bij gewichtstoename zonder duidelijke oorzaak tijdens (langdurig) gebruik van gewichtsreducerende medicatie
- bij vermoeden van een onderliggende oorzaak waarvoor onderzoek of behandeling nodig is (bijvoorbeeld hypothalame of genetische factoren)
- Internist (bij voorkeur gespecialiseerd in bariatrische chirurgie): bij dumpingklachten die onvoldoende reageren op dieetadviezen
- Longarts of kno-arts: bij vermoeden van een obstructief slaapapneu
- Bariatrisch chirurg: bij klachten of complicaties na bariatrische chirurgie
- Centrum of ziekenhuis dat ruime ervaring heeft met bariatrische chirurgie: bij indicatie en motivatie voor bariatrische chirurgie (voor indicaties, zie Bariatrische chirurgie)
Organisatie van zorg
Naar Samenvatting ›De preventie van overgewicht ligt grotendeels buiten het werkterrein van de zorg. De overheid heeft hier een belangrijke taak.
Organisatie van zorg voor kinderen
Naar Samenvatting ›- De zorg voor kinderen met obesitas is in elke regio anders georganiseerd.
- Signalering van overgewicht en obesitas bij kinderen vindt door de vaste contactmomenten vaak plaats bij de jgz. Een deel van de kinderen is hierdoor al in beeld bij de jgz.
- De huisarts heeft naast de jgz een signalerende rol en verwijst naar het sociaal domein (meestal de jgz), of in specifieke situaties naar de kinderarts.
- In steeds meer regio’s kan ook verwezen worden naar een centrale zorgverlener (zie Kind naar gezonder gewicht | Eén vast aanspreekpunt). De centrale zorgverlener, vaak een jeugdverpleegkundige, pedagogisch adviseur of andere wijkprofessional, coördineert het verdere beleid en verwijst naar het sociaal domein (meestal de jgz), naar paramedische, psychologische of pedagogische ondersteuning en/of naar een kinder-GLI. Niet alle verwijsmogelijkheden zijn anno 2025 in alle regio’s beschikbaar.
- Informeer via het regionale huisartsenzorgnetwerk (RHN) of de regionale huisartsenorganisatie (RHO), hoe deze zorg in de eigen regio geregeld is en in hoeverre de rol van centrale zorgverlener al is ingevuld (voor achtergrondinformatie, zie Landelijk model ketenaanpak voor kinderen met overgewicht en obesitas en Kind naar gezonder gewicht).
Organisatie van zorg voor volwassenen
Naar Samenvatting ›- Het verschilt per regio welke zorg beschikbaar is voor obesitas. Er zijn bijvoorbeeld in steeds meer ziekenhuizen obesitascentra en leefstijlloketten.
- Er zijn ook initiatieven opgezet om tot een centrale zorgcoördinator voor volwassenen te komen. De voortgang verschilt per regio en deze rol is anno 2025 minder uitgewerkt dan bij kinderen.
- In sommige regio’s bestaat de mogelijkheid om een gespecialiseerde GLI te volgen. Deze GLI’s zijn ontwikkeld voor specifieke doelgroepen.
- De nazorg bij bariatrie is geen huisartsenzorg. Er is geen consensus onder bariatrische centra en er is geen onderbouwing van wat er gecontroleerd moet worden en wat het beleid is bij afwijkingen. Regelmatig onttrekken patiënten zich aan de nazorg.
Referenties
-
RIVM. Overgewicht | Jongeren (2023a). https://www.vzinfo.nl/overgewicht/jongeren.
- CBS. Leefstijl; overgewicht (jongeren 2 tot 25 jaar), 2000-2021 (2022a). https://jmopendata.cbs.nl/#/JM/nl/dataset/71851ned/table?ts=1625134438472.
- RIVM. Overgewicht | Volwassenen (2023b). https://www.vzinfo.nl/overgewicht/volwassenen.
- RIVM. Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2024 Kiezen voor een gezonde toekomst (2024a). https://www.rivm.nl/publicaties/keuzes-en-kansen-hoofdrapport-vtv-2024.
- RIVM. Nederland de Maat Genomen, 2009- 2010 : Monitoring van risicofactoren in de algemene bevolking (2012). https://www.rivm.nl/publicaties/nederland-maat-genomen-2009-2010-monitoring-van-risicofactoren-in-algemene-bevolking.
- Ball K, Crawford D. Socio-economic factors in obesity: a case of slim chance in a fat world? Asia Pac J Clin Nutr 2006;15 Suppl:15-20.
- RIVM. Impactvolle determinanten: ongezonde voeding (2021). https://www.rivm.nl/sites/default/files/2021-07/LR_012065_131709_Factsheet%20_ongezonde_voeding_V5.pdf.
- Monteiro CA, Cannon G, Moubarac JC, Levy RB, Louzada MLC, Jaime PC. The UN Decade of Nutrition, the NOVA food classification and the trouble with ultra-processing. Public Health Nutr 2018;21:5-17.
- Lane MM, Gamage E, Du S, Ashtree DN, McGuinness AJ, Gauci S, et al. Ultra-processed food exposure and adverse health outcomes: umbrella review of epidemiological meta-analyses. Bmj 2024;384:e077310.
- Hall KD, Ayuketah A, Brychta R, Cai H, Cassimatis T, Chen KY, et al. Ultra-processed diets cause excess calorie intake and weight gain: an inpatient randomized controlled trial of ad libitum food intake. Cell Metab 2019;30:67-77.e3.
- CBS. (On)gezonde leefstijl 2022: opvattingen, motieven en gedragingen (2022b). https://www.cbs.nl/nl-nl/longread/rapportages/2023/on--gezonde-leefstijl-2022-opvattingen-motieven-en-gedragingen/2--on--gezond-eten.
- Rijksoverheid. Nederland beweegt (2023). https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2023/05/31/nederland-beweegt.
- Myers A, Gibbons C, Finlayson G, Blundell J. Associations among sedentary and active behaviours, body fat and appetite dysregulation: investigating the myth of physical inactivity and obesity. Br J Sports Med 2017;51:1540-4.
- Schurink - Van 't Klooster TM, Van Deemter S, Duijvestijn M, Wendel-Vos W. Zitgedrag in Nederland. Ontwikkelingen tussen 2015 en 2021 (2022). https://www.rivm.nl/publicaties/zitgedrag-in-nederland-ontwikkelingen-tussen-2015-en-2021.
- Nedeltcheva AV, Scheer FA. Metabolic effects of sleep disruption, links to obesity and diabetes. Curr Opin Endocrinol Diabetes Obes 2014;21:293-8.
- Cappuccio FP, Taggart FM, Kandala NB, Currie A, Peile E, Stranges S, Miller MA. Meta-analysis of short sleep duration and obesity in children and adults. Sleep 2008;31:619-26.
- Bayon V, Leger D, Gomez-Merino D, Vecchierini MF, Chennaoui M. Sleep debt and obesity. Ann Med 2014;46:264-72.
- Minkel J, Moreta M, Muto J, Htaik O, Jones C, Basner M, Dinges D. Sleep deprivation potentiates HPA axis stress reactivity in healthy adults. Health Psychol 2014;33:1430-4.
- Manenschijn L, van Kruysbergen RG, de Jong FH, Koper JW, van Rossum EF. Shift work at young age is associated with elevated long-term cortisol levels and body mass index. J Clin Endocrinol Metab 2011;96:E1862-5.
- Van der Valk ES, Savas M, Van Rossum EFC. Stress and obesity: are there more susceptible individuals? Curr Obes Rep 2018;7:193-203.
- Broussard JL, Van Cauter E. Disturbances of sleep and circadian rhythms: novel risk factors for obesity. Curr Opin Endocrinol Diabetes Obes 2016;23:353-9.
- McHill AW, Wright KP, Jr. Role of sleep and circadian disruption on energy expenditure and in metabolic predisposition to human obesity and metabolic disease. Obes Rev 2017;18 Suppl 1:15-24.
- St-Onge MP, Shechter A. Sleep disturbances, body fat distribution, food intake and/or energy expenditure: pathophysiological aspects. Horm Mol Biol Clin Investig 2014;17:29-37.
- RVS. Een eerlijke kans op gezond leven (2021). https://www.raadrvs.nl/documenten/publicaties/2021/04/07/een-eerlijke-kans-op-gezond-leven.
- Van Rossum EFC. Gezond leven: Een gedeelde publieke én individuele verantwoordelijkheid, Bundel Taboes en Belangen in de Zorg (2022). https://www.ntvg.nl/taboesenbelangen.
- Lindberg L, Hagman E, Danielsson P, Marcus C, Persson M. Anxiety and depression in children and adolescents with obesity: a nationwide study in Sweden. BMC Med 2020a;18:30.
- Goldstein BI, Liu SM, Schaffer A, Sala R, Blanco C. Obesity and the three-year longitudinal course of bipolar disorder. Bipolar Disord 2013;15:284-93.
- Avila C, Holloway AC, Hahn MK, Morrison KM, Restivo M, Anglin R, Taylor VH. An Overview of Links Between Obesity and Mental Health. Curr Obes Rep 2015;4:303-10.
- Taylor VH, Sockalingam S, Hawa R, Hahn MK. The Role of Mental Health in Obesity Management (2020):[1-13 pp.]. https://obesitycanada.ca/wp-content/uploads/2021/05/7-The-Role-of-Mental-Health-v4-with-links.pdf.
- Milaneschi Y, Simmons WK, van Rossum EFC, Penninx BW. Depression and obesity: evidence of shared biological mechanisms. Mol Psychiatry 2019;24:18-33.
- Marcus M, Brownell K, Fairburn C. Binge eating and obesity (1995).
- Vamado PJ, Williamson DA, Bentz BG, Ryan DH, Rhodes SK, O'Neil PM, et al. Prevalence of binge eating disorder in obese adults seeking weight loss treatment. Eat Weight Disord 1997;2:117-24.
- Smith DE, Marcus MD, Lewis CE, Fitzgibbon M, Schreiner P. Prevalence of binge eating disorder, obesity, and depression in a biracial cohort of young adults. Ann Behav Med 1998;20:227-32.
- Kessler RC, Berglund PA, Chiu WT, Deitz AC, Hudson JI, Shahly V, et al. The prevalence and correlates of binge eating disorder in the World Health Organization World Mental Health Surveys. Biol Psychiatry 2013;73:904-14.
- Dingemans AE, van Furth EF. Binge eating disorder psychopathology in normal weight and obese individuals. Int J Eat Disord 2012;45:135-8.
- De Zwaan M, Mitchell JE, Howell LM, Monson N, Swan-Kremeier L, Crosby RD, Seim HC. Characteristics of morbidly obese patients before gastric bypass surgery. Compr Psychiatry 2003;44:428-34.
- Ivezaj V, White MA, Grilo CM. Examining binge-eating disorder and food addiction in adults with overweight and obesity. Obesity (Silver Spring) 2016;24:2064-9.
- Kivimäki M, Batty GD, Singh-Manoux A, Nabi H, Sabia S, Tabak AG, et al. Association between common mental disorder and obesity over the adult life course. Br J Psychiatry 2009;195:149-55.
- Taylor VH, McIntyre RS, Remington G, Levitan RD, Stonehocker B, Sharma AM. Beyond pharmacotherapy: understanding the links between obesity and chronic mental illness. Can J Psychiatry 2012;57:5-12.
- Stabouli S, Erdine S, Suurorg L, Jankauskienė A, Lurbe E. Obesity and eating disorders in children and adolescents: the bidirectional link. Nutrients 2021;13.
- Tamashiro KL, Sakai RR, Shively CA, Karatsoreos IN, Reagan LP. Chronic stress, metabolism, and metabolic syndrome. Stress 2011;14:468-74.
- Van der Valk ES, Van der Voorn B, Iyer AM, Mohseni M, Leenen PJM, Dik WA, et al. Hair cortisol, obesity and the immune system: Results from a 3 year longitudinal study. Psychoneuroendocrinology 2021;134:105422.
- Fuemmeler BF, Dedert E, McClernon FJ, Beckham JC. Adverse childhood events are associated with obesity and disordered eating: results from a U.S. population-based survey of young adults. J Trauma Stress 2009;22:329-33.
- Griffiths LJ, Wolke D, Page AS, Horwood JP. Obesity and bullying: different effects for boys and girls. Arch Dis Child 2006;91:121-5.
- Analitis F, Velderman MK, Ravens-Sieberer U, Detmar S, Erhart M, Herdman M, et al. Being bullied: associated factors in children and adolescents 8 to 18 years old in 11 European countries. Pediatrics 2009;123:569-77.
- Savas M, Wester VL, Visser JA, Kleinendorst L, Van der Zwaag B, Van Haelst MM, et al. Extensive phenotyping for potential weight-inducing factors in an outpatient population with obesity. Obes Facts 2019;12:369-84.
- Wharton S, Raiber L, Serodio KJ, Lee J, Christensen RA. Medications that cause weight gain and alternatives in Canada: a narrative review. Diabetes Metab Syndr Obes 2018;11:427-38.
- Malone M. Medications associated with weight gain. Ann Pharmacother 2005;39:2046-55.
- Sharma AM, Pischon T, Hardt S, Kunz I, Luft FC. Hypothesis: Beta-adrenergic receptor blockers and weight gain: A systematic analysis. Hypertension 2001;37:250-4.
- Da Silva JA, Jacobs JW, Kirwan JR, Boers M, Saag KG, Inês LB, et al. Safety of low dose glucocorticoid treatment in rheumatoid arthritis: published evidence and prospective trial data. Ann Rheum Dis 2006;65:285-93.
- Savas M, Muka T, Wester VL, van den Akker ELT, Visser JA, Braunstahl GJ, et al. Associations Between Systemic and Local Corticosteroid Use With Metabolic Syndrome and Body Mass Index. J Clin Endocrinol Metab 2017;102:3765-74.
-
Fardet L, Fève B. Systemic glucocorticoid therapy: a review of its metabolic and cardiovascular adverse events. Drugs 2014;74:1731-45.
-
Curtis JR, Westfall AO, Allison J, Bijlsma JW, Freeman A, George V, et al. Population-based assessment of adverse events associated with long-term glucocorticoid use. Arthritis Rheum 2006;55:420-6.
-
Fardet L, Flahault A, Kettaneh A, Tiev KP, Généreau T, Tolédano C, et al. Corticosteroid-induced clinical adverse events: frequency, risk factors and patient's opinion. Br J Dermatol 2007;157:142-8.
-
Laurberg P, Knudsen N, Andersen S, Carlé A, Pedersen IB, Karmisholt J. Thyroid function and obesity. Eur Thyroid J 2012;1:159-67.
-
Van der Valk ES, Van den Akker ELT, Savas M, Kleinendorst L, Visser JA, Van Haelst MM, et al. A comprehensive diagnostic approach to detect underlying causes of obesity in adults. Obes Rev 2019;20:795-804.
-
Sanyal D, Raychaudhuri M. Hypothyroidism and obesity: An intriguing link. Indian J Endocrinol Metab 2016;20:554-7.
-
Reinehr T, de Sousa G, Andler W. Hyperthyrotropinemia in obese children is reversible after weight loss and is not related to lipids. J Clin Endocrinol Metab 2006;91:3088-91.
-
Nieman LK, Biller BM, Findling JW, Newell-Price J, Savage MO, Stewart PM, Montori VM. The diagnosis of Cushing's syndrome: an Endocrine Society Clinical Practice Guideline. J Clin Endocrinol Metab 2008;93:1526-40.
-
Al Wattar BH, Fisher M, Bevington L, Talaulikar V, Davies M, Conway G, Yasmin E. Clinical Practice Guidelines on the Diagnosis and Management of Polycystic Ovary Syndrome: A Systematic Review and Quality Assessment Study. J Clin Endocrinol Metab 2021;106:2436-46.
-
Piccinini-Vallis H, Adamo K, Bell R, Pereira L, Nerenberg K. Canadian Adult Obesity Clinical Practice Guidelines: Weight Management Over the Reproductive Years for Adult Women Living with Obesity (2020). https://obesitycanada.ca/guidelines/reproductive
-
Gunderson EP. Childbearing and obesity in women: weight before, during, and after pregnancy. Obstet Gynecol Clin North Am 2009;36:317-32, ix.
-
Davis SR, Castelo-Branco C, Chedraui P, Lumsden MA, Nappi RE, Shah D, Villaseca P. Understanding weight gain at menopause. Climacteric 2012;15:419-29.
-
Bereket A, Kiess W, Lustig RH, Muller HL, Goldstone AP, Weiss R, et al. Hypothalamic obesity in children. Obes Rev 2012;13:780-98.
-
Loos RJF, Yeo GSH. The genetics of obesity: from discovery to biology. Nat Rev Genet 2022;23:120-33.
-
Yengo L, Sidorenko J, Kemper KE, Zheng Z, Wood AR, Weedon MN, et al. Meta-analysis of genome-wide association studies for height and body mass index in ∼700000 individuals of European ancestry. Hum Mol Genet 2018;27:3641-9.
-
Ehrlich AC, Friedenberg FK. Genetic Associations of Obesity: The Fat-Mass and Obesity-Associated (FTO) Gene. Clin Transl Gastroenterol 2016;7:e140.
-
Frayling TM, Timpson NJ, Weedon MN, Zeggini E, Freathy RM, Lindgren CM, et al. A common variant in the FTO gene is associated with body mass index and predisposes to childhood and adult obesity. Science 2007;316:889-94.
-
Dina C, Meyre D, Gallina S, Durand E, Körner A, Jacobson P, et al. Variation in FTO contributes to childhood obesity and severe adult obesity. Nat Genet 2007;39:724-6.
-
Bays H, Scinta W. Adiposopathy and epigenetics: an introduction to obesity as a transgenerational disease. Curr Med Res Opin 2015;31:2059-69.
-
Kleinendorst L, Massink MPG, Cooiman MI, Savas M, van der Baan-Slootweg OH, Roelants RJ, et al. Genetic obesity: next-generation sequencing results of 1230 patients with obesity. J Med Genet 2018;55:578-86.
-
Welling MS, Mohseni M, Meeusen REH, de Groot CJ, Boon MR, Kleinendorst L, et al. Clinical phenotypes of adults with monogenic and syndromic genetic obesity. Obesity (Silver Spring) 2024;32:1257-67.
-
Mahmoud R, Kimonis V, Butler MG. Genetics of obesity in humans: a clinical review. Int J Mol Sci 2022;23.
-
Fitch AK, Malhotra S, Conroy R. Differentiating monogenic and syndromic obesities from polygenic obesity: Assessment, diagnosis, and management. Obes Pillars 2024;11:100110.
-
Van Baak MA, Mariman ECM. Obesity-induced and weight-loss-induced physiological factors affecting weight regain. Nat Rev Endocrinol 2023;19:655-70.
-
Leibel RL, Rosenbaum M, Hirsch J. Changes in energy expenditure resulting from altered body weight. N Engl J Med 1995;332:621-8.
-
Fothergill E, Guo J, Howard L, Kerns JC, Knuth ND, Brychta R, et al. Persistent metabolic adaptation 6 years after "The Biggest Loser" competition. Obesity (Silver Spring) 2016;24:1612-9.
-
Heymsfield SB, Harp JB, Reitman ML, Beetsch JW, Schoeller DA, Erondu N, Pietrobelli A. Why do obese patients not lose more weight when treated with low-calorie diets? A mechanistic perspective. Am J Clin Nutr 2007;85:346-54.
-
Sumithran P, Prendergast LA, Delbridge E, Purcell K, Shulkes A, Kriketos A, Proietto J. Long-term persistence of hormonal adaptations to weight loss. N Engl J Med 2011;365:1597-604.
-
WHO. Consideration of the evidence on childhood obesity for the Commission on Ending Childhood Obesity: report of the ad hoc working group on science and evidence for ending childhood obesity, Geneva, Switzerland. 2016.
-
Nader PR, O'Brien M, Houts R, Bradley R, Belsky J, Crosnoe R, et al. Identifying risk for obesity in early childhood. Pediatrics 2006;118:e594-601.
-
Whitaker RC, Wright JA, Pepe MS, Seidel KD, Dietz WH. Predicting obesity in young adulthood from childhood and parental obesity. N Engl J Med 1997;337:869-73.
-
Magarey AM, Daniels LA, Boulton TJ, Cockington RA. Predicting obesity in early adulthood from childhood and parental obesity. Int J Obes Relat Metab Disord 2003;27:505-13.
-
Schwimmer JB, Burwinkle TM, Varni JW. Health-related quality of life of severely obese children and adolescents. Jama 2003;289:1813-9.
-
Lindberg L, Danielsson P, Persson M, Marcus C, Hagman E. Association of childhood obesity with risk of early all-cause and cause-specific mortality: A Swedish prospective cohort study. PLoS Med 2020b;17:e1003078.
-
Horesh A, Tsur AM, Bardugo A, Twig G. Adolescent and childhood obesity and excess morbidity and mortality in young adulthood-a systematic review. Curr Obes Rep 2021;10:301-10.
-
Twig G, Yaniv G, Levine H, Leiba A, Goldberger N, Derazne E, et al. Body-mass index in 2.3 million adolescents and cardiovascular death in adulthood. N Engl J Med 2016;374:2430-40.
-
Abiri B, Hosseinpanah F, Banihashem S, Madinehzad SA, Valizadeh M. Mental health and quality of life in different obesity phenotypes: a systematic review. Health Qual Life Outcomes 2022;20:63.
-
Kim SR, Kim HN, Song SW. Associations between mental health, quality of life, and obesity/metabolic risk phenotypes. Metab Syndr Relat Disord 2020;18:347-52.
-
CBS. Sociale samenhang en welzijn (2022c). https://www.cbs.nl/nl-nl/onze-diensten/methoden/onderzoeksomschrijvingen/korte-onderzoeksomschrijvingen/sociale-samenhang-en-welzijn.
-
Destri K, Alves J, Gregório MJ, Dias SS, Henriques AR, Mendonça N, et al. Obesity-attributable costs of absenteeism among working adults in Portugal. BMC Public Health 2022;22:978.
-
Nagi MA, Ahmed H, Rezq MAA, Sangroongruangsri S, Chaikledkaew U, Almalki Z, Thavorncharoensap M. Economic costs of obesity: a systematic review. Int J Obes (Lond) 2024;48:33-43.
-
Araujo MYC, Norberto M, Mantovani AM, Turi-Lynch BC, Santos LLD, Ricardo SJ, et al. Obesity increases costs with productivity loss due to disability retirements, independent of physical activity: a cohort study. J Occup Environ Med 2020;62:325-30.
-
Catalina-Romero C, Sanchez Chaparro MA, Valdivielso P, Quevedo-Aguado L, Brotons C, Ruilope LM, Calvo-Bonacho E. Estimating the impact of obesity and metabolic phenotype on sickness absence. Results from the ICARIA study. Nutr Metab Cardiovasc Dis 2019;29:383-9.
-
Di Angelantonio E, Global BMIMC, Bhupathiraju Sh N, Wormser D, Gao P, Kaptoge S, et al. Body-mass index and all-cause mortality: individual-participant-data meta-analysis of 239 prospective studies in four continents. Lancet 2016;388:776-86.
-
Whitlock G, Lewington S, Sherliker P, Clarke R, Emberson J, Halsey J, et al. Body-mass index and cause-specific mortality in 900 000 adults: collaborative analyses of 57 prospective studies. Lancet 2009;373:1083-96.
-
Berrington de Gonzalez A, Hartge P, Cerhan JR, Flint AJ, Hannan L, MacInnis RJ, et al. Body-mass index and mortality among 1.46 million white adults. N Engl J Med 2011;363:2211-9.
-
Peeters A, Barendregt JJ, Willekens F, Mackenbach JP, Al Mamun A, Bonneux L. Obesity in adulthood and its consequences for life expectancy: a life-table analysis. Ann Intern Med 2003;138:24-32.
-
Xu H, Cupples LA, Stokes A, Liu CT. Association of obesity with mortality over 24 years of weight history: findings from the framingham heart study. JAMA Netw Open 2018;1:e184587.
-
Bhaskaran K, Dos-Santos-Silva I, Leon DA, Douglas IJ, Smeeth L. Association of BMI with overall and cause-specific mortality: a population-based cohort study of 3·6 million adults in the UK. Lancet Diabetes Endocrinol 2018;6:944-53.
-
Marcus C, Danielsson P, Hagman E. Pediatric obesity-Long-term consequences and effect of weight loss. J Intern Med 2022;292:870-91.
-
McPhee PG, Singh S, Morrison KM. Childhood obesity and cardiovascular disease risk: working toward solutions. Can J Cardiol 2020;36:1352-61.
-
Skelton JA, Klish WJ. Overview of the health consequences of obesity in children and adolescents (2023). https://www.uptodate.com/contents/overview-of-the-health-consequences-of-obesity-in-children-and-adolescents.
-
Dixon AE, Que LG. Obesity and Asthma. Semin Respir Crit Care Med 2023;43:662-74.
-
Lang JE, Bunnell HT, Hossain MJ, Wysocki T, Lima JJ, Finkel TH, et al. Being overweight or obese and the development of asthma. Pediatrics 2018;142.
-
Smith SM, Sumar B, Dixon KA. Musculoskeletal pain in overweight and obese children. Int J Obes (Lond) 2014;38:11-5.
-
Van den Hout WJ, Adriaanse MA, Den Beer Poortugael LM, Mook-Kanamori DO, Numans ME, Van Peet PG. Dutch GPs' perspectives on addressing obesity: a qualitative study. BJGP Open 2024;8.
-
Rubino F, Puhl RM, Cummings DE, Eckel RH, Ryan DH, Mechanick JI, et al. Joint international consensus statement for ending stigma of obesity. Nat Med 2020;26:485-97.
-
Hunte HE, Williams DR. The association between perceived discrimination and obesity in a population-based multiracial and multiethnic adult sample. Am J Public Health 2009;99:1285-92.
-
Puhl RM, Heuer CA. The stigma of obesity: a review and update. Obesity (Silver Spring) 2009;17:941-64.
-
Dencker M, Thorsson O, Lindén C, Wollmer P, Andersen LB, Karlsson MK. BMI and objectively measured body fat and body fat distribution in prepubertal children. Clin Physiol Funct Imaging 2007;27:12-6.
-
Ellis KJ, Abrams SA, Wong WW. Monitoring childhood obesity: assessment of the weight/height index. Am J Epidemiol 1999;150:939-46.
-
Deurenberg P, Weststrate JA, Seidell JC. Body mass index as a measure of body fatness: age- and sex-specific prediction formulas. Br J Nutr 1991;65:105-14.
-
Deurenberg P, Deurenberg-Yap M, Foo LF, Schmidt G, Wang J. Differences in body composition between Singapore Chinese, Beijing Chinese and Dutch children. Eur J Clin Nutr 2003;57:405-9.
-
Bulk-Bunschoten AMW, Renders CM, Van Leerdam FJM, Hirasing RA. Signaleringsprotocol Overgewicht in de Jeugdgezondheidszorg (2004); 36(5):[86-8 pp.].
-
Kist-van Holthe JE, Beltman M, Bulk-Bunschoten AMW, L’Hoir M, Kuijpers T, Pijpers F, et al. Overgewicht Preventie, signalering, interventie en verwijzing van kinderen van 0-19 jaar. (2012). https://www.ncj.nl/wp-content/uploads/media-import/docs/a5c33acd-8ed5-46f6-9857-ba2b9675ef0e.pdf.
-
Cole TJ, Bellizzi MC, Flegal KM, Dietz WH. Establishing a standard definition for child overweight and obesity worldwide: international survey. Bmj 2000;320:1240-3.
-
Hirasing RA, Fredriks AM, Van Buuren S, Verloove-Vanhorick SP, Wit JM. Toegenomen prevalentie van overgewicht en obesitas bij Nederlandse kinderen en signalering daarvan aan de hand van internationale normen en nieuwe afwegingen. (2001); 145:[1303-8 pp.].
-
Cole TJ, Lobstein T. Extended international (IOTF) body mass index cut-offs for thinness, overweight and obesity. Pediatr Obes 2012;7:284-94.
-
Putri RR, Danielsson P, Ekström N, Ericsson Å, Lindberg L, Marcus C, Hagman E. Effect of pediatric obesity treatment on long-term health. JAMA Pediatr 2025;179:302-9.
-
Gezondheidsraad. Beweegrichtlijnen 2017 (2017). https://www.gezondheidsraad.nl/documenten/adviezen/2017/08/22/beweegrichtlijnen-2017
-
CBS/RIVM. Gezondheidsenquête (2001-2013) (2014). https://www.cbs.nl/nl-nl/deelnemers-enquetes/personen/overzicht/leefstijlmonitor
-
Rueda-Clausen CF, Poddar M, Lear SA, Poirier P, Sharma AM. Assessment of people living with obesity (2020). https://obesitycanada.ca/wp-content/uploads/2020/08/6-Obesity-Assessment-v4-with-links.pdf
-
Pinho CPS, Diniz ADS, Arruda IKG, Leite A, Petribu MMV, Rodrigues IG. Waist circumference measurement sites and their association with visceral and subcutaneous fat and cardiometabolic abnormalities. Arch Endocrinol Metab 2018;62:416-23.
-
Bouchard C. BMI, fat mass, abdominal adiposity and visceral fat: where is the 'beef'? Int J Obes (Lond) 2007;31:1552-3.
-
Hebebrand J, Holm JC, Woodward E, Baker JL, Blaak E, Durrer Schutz D, et al. A proposal of the european association for the study of obesity to improve the ICD-11 diagnostic criteria for obesity b based on the three dimensions etiology, degree of adiposity and health risk. Obes Facts 2017;10:284-307.
-
Thomas EL, Frost G, Taylor-Robinson SD, Bell JD. Excess body fat in obese and normal-weight subjects. Nutr Res Rev 2012;25:150-61.
-
Lee CM, Huxley RR, Wildman RP, Woodward M. Indices of abdominal obesity are better discriminators of cardiovascular risk factors than BMI: a meta-analysis. J Clin Epidemiol 2008;61:646-53.
-
Fox CS, Massaro JM, Hoffmann U, Pou KM, Maurovich-Horvat P, Liu CY, et al. Abdominal visceral and subcutaneous adipose tissue compartments: association with metabolic risk factors in the Framingham Heart Study. Circulation 2007;116:39-48.
-
Zhang C, Rexrode KM, van Dam RM, Li TY, Hu FB. Abdominal obesity and the risk of all-cause, cardiovascular, and cancer mortality: sixteen years of follow-up in US women. Circulation 2008;117:1658-67.
-
Cerhan JR, Moore SC, Jacobs EJ, Kitahara CM, Rosenberg PS, Adami HO, et al. A pooled analysis of waist circumference and mortality in 650,000 adults. Mayo Clin Proc 2014;89:335-45.
-
Pischon T, Boeing H, Hoffmann K, Bergmann M, Schulze MB, Overvad K, et al. General and abdominal adiposity and risk of death in Europe. N Engl J Med 2008;359:2105-20.
-
Ross R, Neeland IJ, Yamashita S, Shai I, Seidell J, Magni P, et al. Waist circumference as a vital sign in clinical practice: a Consensus Statement from the IAS and ICCR Working Group on Visceral Obesity. Nat Rev Endocrinol 2020;16:177-89.
-
Jacobs EJ, Newton CC, Wang Y, Patel AV, McCullough ML, Campbell PT, et al. Waist circumference and all-cause mortality in a large US cohort. Arch Intern Med 2010;170:1293-301.
-
Greco F, Piccolo CL, D'Andrea V, Scardapane A, Beomonte Zobel B, Mallio CA. Fat Matters: Exploring Cancer Risk through the Lens of Computed Tomography and Visceral Adiposity. J Clin Med 2024;13.
-
Verweij LM, Terwee CB, Proper KI, Hulshof CT, van Mechelen W. Measurement error of waist circumference: gaps in knowledge. Public Health Nutr 2013;16:281-8.
-
Ulijaszek SJ, Kerr DA. Anthropometric measurement error and the assessment of nutritional status. Br J Nutr 1999;82:165-77.
-
WHO. Physical status: the use of and interpretation of anthropometry, report of a WHO expert committee (1995). https://www.who.int/publications/i/item/9241208546
-
Guh DP, Zhang W, Bansback N, Amarsi Z, Birmingham CL, Anis AH. The incidence of co-morbidities related to obesity and overweight: a systematic review and meta-analysis. BMC Public Health 2009;9:88.
-
Gavriilidou NN, Pihlsgård M, Elmståhl S. Anthropometric reference data for elderly Swedes and its disease-related pattern. Eur J Clin Nutr 2015;69:1066-75.
-
Hartemink N, Boshuizen HC, Nagelkerke NJ, Jacobs MA, van Houwelingen HC. Combining risk estimates from observational studies with different exposure cutpoints: a meta-analysis on body mass index and diabetes type 2. Am J Epidemiol 2006;163:1042-52.
-
Wang Z, Ma J, Si D. Optimal cut-off values and population means of waist circumference in different populations. Nutr Res Rev 2010;23:191-9.
-
Lear SA, James PT, Ko GT, Kumanyika S. Appropriateness of waist circumference and waist-to-hip ratio cutoffs for different ethnic groups. Eur J Clin Nutr 2010;64:42-61.
-
Cardinal TR, Vigo A, Duncan BB, Matos SMA, da Fonseca MJM, Barreto SM, Schmidt MI. Optimal cut-off points for waist circumference in the definition of metabolic syndrome in Brazilian adults: baseline analyses of the Longitudinal Study of Adult Health (ELSA-Brasil). Diabetol Metab Syndr 2018;10:49.
-
Zaher ZM, Zambari R, Pheng CS, Muruga V, Ng B, Appannah G, Onn LT. Optimal cut-off levels to define obesity: body mass index and waist circumference, and their relationship to cardiovascular disease, dyslipidaemia, hypertension and diabetes in Malaysia. Asia Pac J Clin Nutr 2009;18:209-16.
-
WHO. Preventing and managing the global epidemic: report of a WHO consultation on obesity. 2000.
-
Lean ME, Han TS, Morrison CE. Waist circumference as a measure for indicating need for weight management. Bmj 1995;311:158-61.
-
Janssen I, Katzmarzyk PT, Ross R. Body mass index, waist circumference, and health risk: evidence in support of current National Institutes of Health guidelines. Arch Intern Med 2002;162:2074-9.
-
Health NIo. Clinical Guidelines on the Identification, Evaluation, and Treatment of Overweight and Obesity in Adults: The Evidence Report. Obesity Research (1998); 6(S2):[51-179 pp.]. https://onlinelibrary.wiley.com/doi/abs/10.1002/j.1550-8528.1998.tb00690.x
-
Douketis JD, Paradis G, Keller H, Martineau C. Canadian guidelines for body weight classification in adults: application in clinical practice to screen for overweight and obesity and to assess disease risk. Cmaj 2005;172:995-8.
-
Horn DB, Almandoz JP, Look M. What is clinically relevant weight loss for your patients and how can it be achieved? A narrative review. Postgrad Med 2022;134:359-75.
-
Lean ME, Leslie WS, Barnes AC, Brosnahan N, Thom G, McCombie L, et al. Primary care-led weight management for remission of type 2 diabetes (DiRECT): an open-label, cluster-randomised trial. Lancet 2018;391:541-51.
-
Zomer E, Gurusamy K, Leach R, Trimmer C, Lobstein T, Morris S, et al. Interventions that cause weight loss and the impact on cardiovascular risk factors: a systematic review and meta-analysis. Obes Rev 2016;17:1001-11.
-
Landsmeer MLA, De Vos BC, Van der Plas P, Van Middelkoop M, Vroegindeweij D, Bindels PJE, et al. Effect of weight change on progression of knee OA structural features assessed by MRI in overweight and obese women. Osteoarthritis Cartilage 2018;26:1666-74.
-
Kritchevsky SB, Beavers KM, Miller ME, Shea MK, Houston DK, Kitzman DW, Nicklas BJ. Intentional weight loss and all-cause mortality: a meta-analysis of randomized clinical trials. PLoS One 2015;10:e0121993.
-
Ge L, Sadeghirad B, Ball GDC, da Costa BR, Hitchcock CL, Svendrovski A, et al. Comparison of dietary macronutrient patterns of 14 popular named dietary programmes for weight and cardiovascular risk factor reduction in adults: systematic review and network meta-analysis of randomised trials. Bmj 2020;369:m696.
-
Silverii GA, Cresci B, Benvenuti F, Santagiuliana F, Rotella F, Mannucci E. Effectiveness of intermittent fasting for weight loss in individuals with obesity: A meta-analysis of randomized controlled trials. Nutr Metab Cardiovasc Dis 2023;33:1481-9.
-
Boulé NG, Prud'homme D. Physical activity in obesity management. (2020):[1-9 pp.]. https://obesitycanada.ca/wp-content/uploads/2021/05/9-Physical-Activity-v3-with-links.pdf
-
Stens NA, Bakker EA, Mañas A, Buffart LM, Ortega FB, Lee DC, et al. Relationship of daily step counts to all-cause mortality and cardiovascular events. J Am Coll Cardiol 2023;82:1483-94.
-
Mann S, Jimenez A, Steele J, Domone S, Wade M, Beedie C. Programming and supervision of resistance training leads to positive effects on strength and body composition: results from two randomised trials of community fitness programmes. BMC Public Health 2018;18:420.
-
Alberga AS, Prud'homme D, Sigal RJ, Goldfield GS, Hadjiyannakis S, Gougeon R, et al. Does exercise training affect resting metabolic rate in adolescents with obesity? Appl Physiol Nutr Metab 2017;42:15-22.
-
Yu WW, Lee S, Arslanian S, Tamim H, Kuk JL. Effects of Exercise on Resting Metabolic Rate in Adolescents with Overweight and Obesity. Child Obes 2021;17:249-56.
-
RIVM. Monitor Gecombineerde Leefstijlinterventie 2024 (2024b). https://www.rivm.nl/documenten/monitor-gecombineerde-leefstijlinterventie-2024, Geraadpleegd juni 2024.
-
RIVM. Jaarrapportage monitor gecombineerde leefstijl interventie (GLI) 2023 (2023c). https://www.rivm.nl/publicaties/jaarrapportage-monitor-gecombineerde-leefstijl-interventie-GLI-2023
- Chao AM, Wadden TA, Walsh OA, Gruber KA, Alamuddin N, Berkowitz RI, Tronieri JS. Changes in health-related quality of life with intensive behavioural therapy combined with liraglutide 3.0 mg per day. Clin Obes. 2019 Dec;9(6):e12340. doi: 10.1111/cob.12340. Epub 2019 Nov 5. PMID: 31691531.
-
Qin W, Yang J, Deng C, Ruan Q, Duan K. Efficacy and safety of semaglutide 2.4 mg for weight loss in overweight or obese adults without diabetes: An updated systematic review and meta-analysis including the 2-year STEP 5 trial. Diabetes Obes Metab 2023;26:911-23.
-
Alkhezi OS, Alahmed AA, Alfayez OM, Alzuman OA, Almutairi AR, Almohammed OA. Comparative effectiveness of glucagon-like peptide-1 receptor agonists for the management of obesity in adults without diabetes: A network meta-analysis of randomized clinical trials. Obes Rev 2023;24:e13543.
-
Shi Q, Wang Y, Hao Q, Vandvik PO, Guyatt G, Li J, et al. Pharmacotherapy for adults with overweight and obesity: a systematic review and network meta-analysis of randomised controlled trials. Lancet 2024;399:259-69.
-
Apovian CM, Aronne L, Rubino D, Still C, Wyatt H, Burns C, et al. A randomized, phase 3 trial of naltrexone SR/bupropion SR on weight and obesity-related risk factors (COR-II). Obesity (Silver Spring) 2013;21:935-43.
- Greenway FL, Dunayevich E, Tollefson G, Erickson J, Guttadauria M, Fujioka K, Cowley MA; NB-201 Study Group. Comparison of combined bupropion and naltrexone therapy for obesity with monotherapy and placebo. J Clin Endocrinol Metab. 2009 Dec;94(12):4898-906. doi: 10.1210/jc.2009-1350. Epub 2009 Oct 21. PMID: 19846734.
- Greenway FL, Fujioka K, Plodkowski RA, Mudaliar S, Guttadauria M, Erickson J, Kim DD, Dunayevich E; COR-I Study Group. Effect of naltrexone plus bupropion on weight loss in overweight and obese adults (COR-I): a multicentre, randomised, double-blind, placebo-controlled, phase 3 trial. Lancet. 2010 Aug 21;376(9741):595-605. doi: 10.1016/S0140-6736(10)60888-4. Epub 2010 Jul 29. Erratum in: Lancet. 2010 Aug 21;376(9741):594. Erratum in: Lancet. 2010 Oct 23;376(9750):1392. PMID: 20673995.
- Halseth A, Shan K, Walsh B, Gilder K, Fujioka K. Method-of-use study of naltrexone sustained release (SR)/bupropion SR on body weight in individuals with obesity. Obesity (Silver Spring). 2017 Feb;25(2):338-345. doi: 10.1002/oby.21726. Epub 2016 Dec 27. PMID: 28026920; PMCID: PMC5299461.
- Wadden TA, Foreyt JP, Foster GD, Hill JO, Klein S, O'Neil PM, Perri MG, Pi-Sunyer FX, Rock CL, Erickson JS, Maier HN, Kim DD, Dunayevich E. Weight loss with naltrexone SR/bupropion SR combination therapy as an adjunct to behavior modification: the COR-BMOD trial. Obesity (Silver Spring). 2011 Jan;19(1):110-20. doi: 10.1038/oby.2010.147. Epub 2010 Jun 17. PMID: 20559296; PMCID: PMC4459776.
-
Jobanputra R, Sargeant JA, Almaqhawi A, Ahmad E, Arsenyadis F, Webb DR, et al. The effects of weight-lowering pharmacotherapies on physical activity, function and fitness: A systematic review and meta-analysis of randomized controlled trials. Obes Rev 2023;24:e13553.
-
Iannone A, Natale P, Palmer SC, Nicolucci A, Rendina M, Giorgino F, et al. Clinical outcomes associated with drugs for obesity and overweight: A systematic review and network meta-analysis of randomized controlled trials. Diabetes Obes Metab 2023;25:2535-44.
-
Pi-Sunyer X, Astrup A, Fujioka K, Greenway F, Halpern A, Krempf M, et al. A randomized, controlled trial of 3.0 mg of liraglutide in weight management. New England Journal of Medicine 2015;373:11-22.
-
O'Neil PM, Birkenfeld AL, McGowan B, Mosenzon O, Pedersen SD, Wharton S, et al. Efficacy and safety of semaglutide compared with liraglutide and placebo for weight loss in patients with obesity: a randomised, double-blind, placebo and active controlled, dose-ranging, phase 2 trial. Lancet 2018;392:637-49.
-
Rubino DM, Greenway FL, Khalid U, O'Neil PM, Rosenstock J, Sørrig R, et al. Effect of Weekly Subcutaneous Semaglutide vs Daily Liraglutide on Body Weight in Adults With Overweight or Obesity Without Diabetes: The STEP 8 Randomized Clinical Trial. Jama 2022;327:138-50.
-
Lundgren JR, Janus C, Jensen SBK, Juhl CR, Olsen LM, Christensen RM, et al. Healthy weight loss maintenance with exercise, liraglutide, or both combined. N Engl J Med 2021;384:1719-30.
-
Kolotkin RL, Fujioka K, Wolden ML, Brett JH, Bjorner JB. Improvements in health-related quality of life with liraglutide 3.0 mg compared with placebo in weight management. Clin Obes 2016;6:233-42.
-
Wadden TA, Tronieri JS, Sugimoto D, Lund MT, Auerbach P, Jensen C, Rubino D. Liraglutide 3.0 mg and intensive behavioral therapy (IBT) for obesity in primary care: The SCALE IBT randomized controlled trial. Obesity (Silver Spring) 2020;28:529-36.
-
Friedrichsen M, Breitschaft A, Tadayon S, Wizert A, Skovgaard D. The effect of semaglutide 2.4 mg once weekly on energy intake, appetite, control of eating, and gastric emptying in adults with obesity. Diabetes Obes Metab 2021;23:754-62.
-
Rubino D, Abrahamsson N, Davies M, Hesse D, Greenway FL, Jensen C, et al. Effect of continued weekly subcutaneous semaglutide vs placebo on weight loss maintenance in adults with overweight or obesity: the STEP 4 randomized clinical trial. Jama 2021;325:1414-25.
-
Wadden TA, Bailey TS, Billings LK, Davies M, Frias JP, Koroleva A, et al. Effect of subcutaneous semaglutide vs placebo as an adjunct to intensive behavioral therapy on body weight in adults with overweight or obesity: the STEP 3 randomized clinical trial. Jama 2021;325:1403-13.
-
Wilding JPH, Batterham RL, Calanna S, Davies M, Van Gaal LF, Lingvay I, et al. Once-Weekly Semaglutide in Adults with Overweight or Obesity. N Engl J Med 2021;384:989-1002.
-
Garvey WT, Batterham RL, Bhatta M, Buscemi S, Christensen LN, Frias JP, et al. Two-year effects of semaglutide in adults with overweight or obesity: the STEP 5 trial. Nat Med 2022;28:2083-91.
-
Knop FK, Aroda VR, do Vale RD, Holst-Hansen T, Laursen PN, Rosenstock J, et al. Oral semaglutide 50 mg taken once per day in adults with overweight or obesity (OASIS 1): a randomised, double-blind, placebo-controlled, phase 3 trial. Lancet 2023;402:705-19.
-
Crave JC, Fimbel S, Lejeune H, Cugnardey N, Déchaud H, Pugeat M. Effects of diet and metformin administration on sex hormone-binding globulin, androgens, and insulin in hirsute and obese women. J Clin Endocrinol Metab 1995;80:2057-62.
-
DPPRGroup. Long-term safety, tolerability, and weight loss associated with metformin in the Diabetes Prevention Program Outcomes Study. Diabetes Care 2012;35:731-7.
-
Gambineri A, Patton L, Vaccina A, Cacciari M, Morselli-Labate AM, Cavazza C, et al. Treatment with flutamide, metformin, and their combination added to a hypocaloric diet in overweight-obese women with polycystic ovary syndrome: a randomized, 12-month, placebo-controlled study. J Clin Endocrinol Metab 2006;91:3970-80.
-
Garinis GA, Fruci B, Mazza A, De Siena M, Abenavoli S, Gulletta E, et al. Metformin versus dietary treatment in nonalcoholic hepatic steatosis: a randomized study. Int J Obes (Lond) 2010;34:1255-64.
-
He H, Zhao Z, Chen J, Ni Y, Zhong J, Yan Z, et al. Metformin-based treatment for obesity-related hypertension: a randomized, double-blind, placebo-controlled trial. J Hypertens 2012;30:1430-9.
-
Hoeger KM, Kochman L, Wixom N, Craig K, Miller RK, Guzick DS. A randomized, 48-week, placebo-controlled trial of intensive lifestyle modification and/or metformin therapy in overweight women with polycystic ovary syndrome: a pilot study. Fertil Steril 2004;82:421-9.
-
Lim SS, Norman RJ, Clifton PM, Noakes M. The effect of comprehensive lifestyle intervention or metformin on obesity in young women. Nutr Metab Cardiovasc Dis 2011;21:261-8.
-
Oleandri SE, Maccario M, Rossetto R, Procopio M, Grottoli S, Avogadri E, et al. Three-month treatment with metformin or dexfenfluramine does not modify the effects of diet on anthropometric and endocrine-metabolic parameters in abdominal obesity. J Endocrinol Invest 1999;22:134-40.
-
Pasquali R, Gambineri A, Biscotti D, Vicennati V, Gagliardi L, Colitta D, et al. Effect of long-term treatment with metformin added to hypocaloric diet on body composition, fat distribution, and androgen and insulin levels in abdominally obese women with and without the polycystic ovary syndrome. J Clin Endocrinol Metab 2000;85:2767-74.
-
Patterson RE, Marinac CR, Sears DD, Kerr J, Hartman SJ, Cadmus-Bertram L, et al. The effects of metformin and weight loss on biomarkers associated with breast cancer outcomes. J Natl Cancer Inst 2018;110:1239-47.
-
Rodríguez Y, Giri M, Feyen E, Christophe AB. Effect of metformin vs. placebo treatment on serum fatty acids in non-diabetic obese insulin resistant individuals. Prostaglandins Leukot Essent Fatty Acids 2004;71:391-7.
-
Tang T, Glanville J, Hayden CJ, White D, Barth JH, Balen AH. Combined lifestyle modification and metformin in obese patients with polycystic ovary syndrome. A randomized, placebo-controlled, double-blind multicentre study. Hum Reprod 2006;21:80-9.
-
Yates MS, Coletta AM, Zhang Q, Schmandt RE, Medepalli M, Nebgen D, et al. Prospective randomized biomarker study of metformin and lifestyle intervention for prevention in obese women at increased risk for endometrial cancer. Cancer Prev Res (Phila) 2018;11:477-90.
-
Jastreboff AM, Aronne LJ, Ahmad NN, Wharton S, Connery L, Alves B, et al. Tirzepatide once weekly for the treatment of obesity. N Engl J Med 2022;387:205-16.
-
Hecker J, Freijer K, Hiligsmann M, Evers S. Burden of disease study of overweight and obesity; the societal impact in terms of cost-of-illness and health-related quality of life. BMC Public Health 2022;22:46.
-
Sjöström L, Lindroos AK, Peltonen M, Torgerson J, Bouchard C, Carlsson B, et al. Lifestyle, diabetes, and cardiovascular risk factors 10 years after bariatric surgery. N Engl J Med 2004;351:2683-93.
-
Adams TD, Davidson LE, Litwin SE, Kim J, Kolotkin RL, Nanjee MN, et al. Weight and metabolic outcomes 12 years after gastric bypass. N Engl J Med 2017;377:1143-55.
-
Maciejewski ML, Arterburn DE, Van Scoyoc L, Smith VA, Yancy WS, Jr., Weidenbacher HJ, et al. Bariatric surgery and long-term durability of weight loss. JAMA Surg 2016;151:1046-55.
-
O'Brien PE, Hindle A, Brennan L, Skinner S, Burton P, Smith A, et al. Long-term outcomes after bariatric surgery: a systematic review and meta-analysis of weight loss at 10 or more years for all bariatric procedures and a single-centre review of 20-year outcomes after adjustable gastric banding. Obes Surg 2019;29:3-14.
-
Voorwinde V, Steenhuis IHM, Janssen IMC, Monpellier VM, van Stralen MM. Definitions of long-term weight regain and their associations with clinical outcomes. Obes Surg 2020;30:527-36.
-
Nienhuijs SW, Klaassen R, Bruinsma FFE. Dutch Audit for treatment of obesity (DATO) jaarverslag 2023 (2023). https://dica.nl/wp-content/uploads/2024/07/DATO-jaarverslag-2023.pdf
-
Kaly P, Orellana S, Torrella T, Takagishi C, Saff-Koche L, Murr MM. Unrealistic weight loss expectations in candidates for bariatric surgery. Surg Obes Relat Dis 2008;4:6-10.
-
Gloy VL, Briel M, Bhatt DL, Kashyap SR, Schauer PR, Mingrone G, et al. Bariatric surgery versus non-surgical treatment for obesity: a systematic review and meta-analysis of randomised controlled trials (2013). https://www.ncbi.nlm.nih.gov/books/NBK164630/
-
Schauer PR, Bhatt DL, Kirwan JP, Wolski K, Aminian A, Brethauer SA, et al. Bariatric surgery versus intensive medical therapy for diabetes - 5-year outcomes. N Engl J Med 2017;376:641-51.
-
Sjöström L, Peltonen M, Jacobson P, Ahlin S, Andersson-Assarsson J, Anveden Å, et al. Association of bariatric surgery with long-term remission of type 2 diabetes and with microvascular and macrovascular complications. Jama 2014;311:2297-304.
-
Boerlage TCC, Acherman YIZ, Houweling ST, Holleman F, Gerdes VEA. Bariatrische chirurgie: wie, wanneer en waar?; een overzicht voor de verwijzende arts. Ned Tijdschr Geneeskd 2017;161:D1249.
-
Peterli R, Borbély Y, Kern B, Gass M, Peters T, Thurnheer M, et al. Early results of the Swiss multicentre bypass or sleeve study (SM-BOSS): a prospective randomized trial comparing laparoscopic sleeve gastrectomy and Roux-en-Y gastric bypass. Ann Surg 2013;258:690-4; discussion 5.
-
Puzziferri N, Roshek TB, 3rd, Mayo HG, Gallagher R, Belle SH, Livingston EH. Long-term follow-up after bariatric surgery: a systematic review. Jama 2014;312:934-42.
-
Wilhelm SM, Young J, Kale-Pradhan PB. Effect of bariatric surgery on hypertension: a meta-analysis. Ann Pharmacother 2014;48:674-82.
-
De Raaff CA, Coblijn UK, Ravesloot MJ, De Vries N, De Lange-de Klerk ES, Van Wagensveld BA. Persistent moderate or severe obstructive sleep apnea after laparoscopic Roux-en-Y gastric bypass: which patients? Surg Obes Relat Dis 2016;12:1866-72.
-
King WC, Chen JY, Belle SH, Courcoulas AP, Dakin GF, Elder KA, et al. Change in pain and physical function following bariatric surgery for severe obesity. Jama 2016;315:1362-71.
-
Mentias A, Aminian A, Youssef D, Pandey A, Menon V, Cho L, et al. Long-term cardiovascular outcomes after bariatric surgery in the medicare population. J Am Coll Cardiol 2022;79:1429-37.
-
Ikramuddin S, Korner J, Lee WJ, Connett JE, Inabnet WB, Billington CJ, et al. Roux-en-Y gastric bypass vs intensive medical management for the control of type 2 diabetes, hypertension, and hyperlipidemia: the Diabetes Surgery Study randomized clinical trial. Jama 2013;309:2240-9.
-
Adams TD, Davidson LE, Litwin SE, Kolotkin RL, LaMonte MJ, Pendleton RC, et al. Health benefits of gastric bypass surgery after 6 years. Jama 2012;308:1122-31.
-
Chittajallu V, Mansoor E, Perez J, Omar YA, Firkins SA, Yoo H, et al. Association of bariatric surgery with risk of incident obesity-associated malignancies: a multi-center population-based study. Obes Surg 2023;33:4065-9.
-
Arterburn DE, Olsen MK, Smith VA, Livingston EH, Van Scoyoc L, Yancy WS, Jr., et al. Association between bariatric surgery and long-term survival. Jama 2015;313:62-70.
-
Sjöström L, Narbro K, Sjöström CD, Karason K, Larsson B, Wedel H, et al. Effects of bariatric surgery on mortality in Swedish obese subjects. N Engl J Med 2007;357:741-52.
-
Małczak P, Mizera M, Lee Y, Pisarska-Adamczyk M, Wysocki M, Bała MM, et al. Quality of life after bariatric surgery-a systematic review with bayesian network meta-analysis. Obes Surg 2021;31:5213-23.
-
Anderin C, Gustafsson UO, Heijbel N, Thorell A. Weight loss before bariatric surgery and postoperative complications: data from the Scandinavian Obesity Registry (SOReg). Ann Surg 2015;261:909-13.
-
Stroh C, Köckerling F, Volker L, Frank B, Stefanie W, Christian K, et al. Results of more than 11,800 sleeve gastrectomies: data analysis of the german bariatric surgery registry. Ann Surg 2016;263:949-55.
-
Miras AD, Kamocka A, Patel D, Dexter S, Finlay I, Hopkins JC, et al. Obesity surgery makes patients healthier and more functional: real world results from the United Kingdom National Bariatric Surgery Registry. Surg Obes Relat Dis 2018;14:1033-40.
-
Buchwald H, Estok R, Fahrbach K, Banel D, Sledge I. Trends in mortality in bariatric surgery: a systematic review and meta-analysis. Surgery 2007;142:621-32; discussion 32-5.
-
Kolbe N, Carlin AM, Bakey S, Louwers L, Horst HM, Rubinfeld I. Assessing risk of critical care complications and mortality in the elective bariatric surgery population using a modified frailty index. Obes Surg 2015;25:1401-7.
-
Arterburn DE, Telem DA, Kushner RF, Courcoulas AP. Benefits and risks of bariatric surgery in adults: a review. Jama 2020;324:879-87.
-
Plecka Östlund M, Wenger U, Mattsson F, Ebrahim F, Botha A, Lagergren J. Population-based study of the need for cholecystectomy after obesity surgery. Br J Surg 2012;99:864-9.
-
Scarpellini E, Arts J, Karamanolis G, Laurenius A, Siquini W, Suzuki H, et al. International consensus on the diagnosis and management of dumping syndrome. Nat Rev Endocrinol 2020;16:448-66.
-
Emous M, van den Broek M, Wijma RB, de Heide LJM, van Dijk G, Laskewitz A, et al. Prevalence of hypoglycaemia in a random population after Roux-en-Y gastric bypass after a meal test. Endocr Connect 2019;8:969-78.
-
Ledoux S, Calabrese D, Bogard C, Dupré T, Castel B, Msika S, et al. Long-term evolution of nutritional deficiencies after gastric bypass: an assessment according to compliance to medical care. Ann Surg 2014;259:1104-10.
-
Axelsson KF, Werling M, Eliasson B, Szabo E, Näslund I, Wedel H, et al. Fracture Risk After Gastric Bypass Surgery: A Retrospective Cohort Study. J Bone Miner Res 2018;33:2122-31.
-
Oor JE, Roks DJ, Ünlü Ç, Hazebroek EJ. Laparoscopic sleeve gastrectomy and gastroesophageal reflux disease: a systematic review and meta-analysis. Am J Surg 2016;211:250-67.
-
Masood M, Low D, Deal SB, Kozarek RA. Gastroesophageal reflux disease in obesity: bariatric surgery as both the cause and the cure in the morbidly obese population. J Clin Med 2023;12.
-
Masood M, Low DE, Deal SB, Kozarek RA. Current management and treatment paradigms of gastroesophageal reflux disease following sleeve gastrectomy. J Clin Med 2024;13.
-
Aronne LJ, Sattar N, Horn DB, Bays HE, Wharton S, Lin WY, et al. Continued treatment with tirzepatide for maintenance of weight reduction in adults with obesity: The SURMOUNT-4 randomized clinical trial. Jama 2024;331:38-48.
-
Wilding JPH, Batterham RL, Davies M, Van Gaal LF, Kandler K, Konakli K, et al. Weight regain and cardiometabolic effects after withdrawal of semaglutide: The STEP 1 trial extension. Diabetes Obes Metab 2022;24:1553-64.
-
Jensen SBK, Blond MB, Sandsdal RM, Olsen LM, Juhl CR, Lundgren JR, et al. Healthy weight loss maintenance with exercise, GLP-1 receptor agonist, or both combined followed by one year without treatment: a post-treatment analysis of a randomised placebo-controlled trial. EClinicalMedicine 2024;69:102475.